Veertien jaar werd Yaël, mijn baby en puber ineen. En om dat te vieren, fietste ik met taarten in mijn fietstassen naar haar dagbesteding. Ik had er een halfuurtje voor uitgetrokken; ik, de altijd wat gehaaste, werkende moeder. Dat was buiten de realiteit van de gehandicaptenzorg gerekend. Wie de gehandicaptenzorg betreedt, stapt een trage wereld binnen, een wereld die helemaal ingericht is op het tempo en de behoeften van de cliënten, zoals de gehandicapten zo keurig heten.
Ik was even vergeten hoe dat voelde, dat natuur- lijke, lome ritme op de groep, dat bad van onthaasting. Ik kom er namelijk niet zo vaak: normaal gesproken breng ik Yaël ’s ochtends naar het busje en vis ik haar er ’s middags weer uit. In het schriftje lees ik hoe het die dag is gegaan. Yaël heeft daar haar eigen leven, bijna zoals het hoort voor een veertienjarige. Haar normale leeftijdsgenoten gaan tenslotte ook