Ik mocht Lewis zes jaar geleden spreken, net na de publicatie van zijn Memoirs of an addicted brain. Lewis vertelde een herkenbaar verhaal. De kwetsbare tiener die niet gezien werd door zijn ouders, die onzeker was over zijn plek in de wereld. ‘Drugs waren zoveel makkelijker voor een angstige jongen als ik. Dan weet je zeker dat je beloond wordt. Tegen vrienden moet je aardig doen, je moet altijd luisteren. En je weet niet wat je ervoor terug krijgt. Als je drugs gebruikt, hoeft dat allemaal niet.’
Wat mij met name bijbleef uit dat gesprek, was hoe Lewis uiteindelijk van zijn verslaving afkwam. Hij verwees naar het boek The breakdown of Will van George Ainslie. ‘Het gaat onder meer over het gesprek tussen je huidige zelf en je toekomstige zelf. Die laatste is de belofte dat je leven beter wordt, als je maar volhoudt. En die toekomstige zelf moet sterk genoeg zijn, maar dat is juist voor verslaafden zo lastig. Waarom zou je toekomstige zelf niet ook een verslaafde zijn? Je bent het immers al vijf of tien jaar. Voor mij was de verandering de dag dat mijn toekomstige zelf definitief zei “nooit meer en dan komt het goed”, toen kon ik mezelf vertrouwen.’
Ik heb zes jaar later nog steeds twijfels bij dit verhaal. Niet omdat ik Lewis niet geloof, maar omdat ik het zelf moeilijk vind bij zwaar verslaafde mensen ‘eigen kracht’ of ‘eigen wil’ te veronderstellen. Dat dat er onder alle zichtbare ellende nog zou zijn.
Het werk van een andere hoogleraar, Judith Wolf, sluit aan bij het persoonlijke verhaal van Lewis. Wolf stelt in haar boek Krachtwerk dat je als degene die wil helpen, moet starten bij wat iemand in beweging brengt, wat zingevend voor hen is. Dat is voor mij de meer concrete vertaling van wat Lewis ‘de toekomstige zelf’ noemde. Wolf heeft een rotsvast vertrouwen dat mensen altijd een kern hebben waar ze heel goed weten wat ze willen.
Een deel van mijn twijfel is gewoon weerzin. De uitweg die Lewis en Wolf laten zien, vraagt uithoudingsvermogen van nabije anderen. Ik breng dat uithoudingsvermogen niet op; ik heb te snel een geïrriteerd, vaag normatief oordeel paraat. Waarschijnlijk omdat het er voor een ander zijn ten koste gaat van mijzelf.
Een essentiële vraag lijkt mij in hoeverre wij als samenleving – in beleid – werkelijk willen aansluiten bij het herstelproces van een verslaafde. In hoeverre we de frustratie over de grilligheid en de lengte daarvan, de kosten ook, al dan niet bewust laten doorwerken in de ruimte die we bieden aan de aanpak van verslaving. Maar ook of dat herstelproces maatschappelijk gezien inderdaad zo essentieel is dat het optimaal gefaciliteerd moet worden.
COLUMN Uithoudingsvermogen
Marc Lewis was van zijn vijftiende tot zijn dertigste verslaafd aan drugs. Marihuana, LSD, hoestdrank, heroïne. Lewis stal, bedroog, werd gearresteerd en veroordeeld, moest één keer gereanimeerd worden. Hij is nu dik in de zestig en hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Radboud Universiteit.