Wesley is veertien jaar. Hij woont met zijn moeder in een arbeiderswijk in het noorden van het land. Zijn vader heeft hij nooit gezien. Zijn moeder doet wat ze kan om haar zoon een goed leven te geven, maar ze heeft het niet breed.
Ze sluit de ene lening af om de andere af te kunnen betalen en heeft moeite met het vinden van werk.De klasgenootjes van Wesley gaan één, of soms zelfs twee keer per jaar op vakantie. Hij is nog nooit ergens anders geweest dan in de stad waar ze wonen.
Zijn klasgenoten hebben altijd de nieuwste en mooiste kleren. De kleding van Wesley koopt zijn moeder bij de kringloopwinkel. Voor zijn