Terugkijkend had Elin Jakobs* de 'verstoorde relatie met eten' al rond haar achtste. 'Ik werd gepest op school. Ze scholden me uit voor dikkerdje en varken. Dat maakte me onzeker en verdrietig. Mijn moeder vertelde me dat ik mijn verdriet beter niet kon laten zien. Dat zou me nog kwetsbaarder maken, dacht zij.'
‘Mijn verdriet niet laten zien. Als allochtoon – mijn ouders zijn Turks – zou ik volgens mijn moeder al benadeeld zijn. Het gevolg: in plaats van te huilen, ging ik eten. Dat gaf me troost.’ Als Elin rond haar twaalfde begint te lijnen, merkt ze dat het pesten minder, en de complimenten meer worden. Ze houdt van zingen en dansen, maar in de musicalgroep krijgt ze