Aan het einde van de negentiende eeuw was het overlijden van een baby in het zuiden van het land, grofweg de provincies Noord-Brabant en Limburg, vrij normaal (Walhout 2019). In andere delen van het land, zoals de westelijke kustprovincies, werd dit als steeds minder normaal ervaren; hier liep de babysterfte, die halverwege de negentiende eeuw schrikbarend hoog was geweest, vooral na 1875 flink terug. In andere delen van Nederland, vooral in het noorden, was de sterfte onder zuigelingen gedurende de negentiende eeuw stabiel en relatief laag geweest.
Veel historici en demografen, maar ook tijdgenoten, hebben onderzoek gedaan naar deze babysterftepatronen in de negentiende eeuw, de regionale verschillen en vooral ook de verschuivingen in het patroon, en getracht deze te verklaren. Terwijl Noord-Brabant, een overwegend katholieke provincie, in een groot deel van de negentiende eeuw een babysterftecijfer kende onder het landelijk gemiddelde, veranderde dat in de laatste decennia van die eeuw. Na circa 1880 werd de hoogste babysterfte juist gemeten in het katholieke