Onderzoek doen vanuit de erkenning dat jongeren in een context leven, op school of in hun peer group, en uitgaan van hun kracht en niet alleen van zorgen en problemen. Vanuit deze visie vond Stichting Alexander 25 jaar geleden haar oorsprong. De drive en deze kernwaarden zijn anno 2018 onveranderd gebleven. In dit artikel gaan vier directeuren met elkaar in gesprek over 25 jaar Stichting Alexander. Het is een gesprek over jeugdparticipatie in beleid, praktijk en onderzoek en over Stichting Alexander als onafhankelijke organisatie, met nog altijd dezelfde ideële doelstellingen. Er wordt gesproken over de pioniersjaren, waarin het belang en de potentie van participatie al wel onderkend werden, maar waarin het nog niet duidelijk was hoe dat dan moest. Over de jaren van verankering, waarin vooral het effect zichtbaar werd van de methode ‘participatief jeugdonderzoek’. En over het heden, waarbij er meer gewerkt wordt aan procesmanagement om alle partijen mee te krijgen in het participatieproces. Kortom, we moeten niet jongeren willen veranderen, maar juist de samenleving veranderen om alle jongeren volwaardig te laten participeren. Het geheel wordt omlijst met vier illustratieve praktijkvoorbeelden door de jaren heen.
Hoopgevende pedagogiek
Hoopgevende pedagogiek, zo noemt sociaal pedagoog Jan Laurens Hazekamp de oorsprong van Stichting Alexander.1 Onderzoek doen vanuit de erkenning dat jongeren in een context leven, op school of in hun peer group, en uitgaan van kracht en niet alleen van zorgen en problemen. Begin jaren negentig was dat namelijk geen gemeengoed.
“Binnen het universitair jeugdonderzoek zaten we allemaal data te bestuderen, weer eens een naam te bedenken