De kersverse bestuurder van Movisie, Janny Bakker, is ook aan het promoveren. Op het begrip ‘responsiviteit’. In haar woorden: ‘het vermogen van een professional om in te schatten wat voor een ander van betekenis is’. Bakker heeft in haar werk voor de Nierstichting en later als wethouder van de gemeente Huizen geleerd dat juist responsiviteit de basis is van goede ondersteuning van mensen in een kwetsbare positie.
‘Bij de Nierstichting werd echt gekeken naar wat een patiënt nodig heeft, wat er aan de hand is, hoe we kunnen regelen wat echt nodig is. We probeerden nierpatiënten met een heel laag inkomen te helpen, en dat zijn er veel. En als we dan bij de gemeente kwamen, waren er regels. Dan werd er vanuit die regels gekeken. Of als alles wel rechtmatig en gelijk was, dat soort dingen. Dat is weinig responsief.’
En toen werd u wethouder.
‘En ik had dus de nodige vooroordelen over hoe het bij een gemeente gaat. Maar daar raakte ik in gesprek met ambtenaren, en die bleken ook niets liever te willen dan de goede dingen doen. Dat was voor mij een eyeopener. Dus het zit ’m in iets anders waardoor we in Nederland omgaan met mensen in een kwetsbare positie zoals we doen, en niet responsief zijn.’
Wat is dat andere?
‘Ik heb dat gaandeweg als wethouder geleerd. In het begin dacht ik dat we gewoon konden doen wat mensen belangrijk vinden, maar dan leerde ik dat díé regel ermee te maken had en dát systeem ook, en zo werd het ingewikkeld. Het zijn de systemen eromheen, de bureaucratie, de ideeën die professionals en ambtenaren hebben over die systemen en de bureaucratie, en die soms niet kloppen. Dat professionals dingen gaan doen die wij als bestuurders met onze regeltjes en met onze systemen bedacht hebben. Of ze doen het niet, maar dat vertellen ze dan niet. Dan gaan ze twee kostbare uren achter de computer zitten om hun werk zo uit te leggen dat het in de regels past.’
U wilt dat het sociaal domein responsiever wordt?
‘Ik denk dat het de basis van de echte transformatie is. Dat we met professionals, met ambtenaren integraal leren kijken vanuit wat een inwoner in een gemeente nodig heeft en daar de ondersteuning op aanbieden. Ik denk dat we gezamenlijk voortdurend moeten leren van wat er in de haarvaten van lokale praktijken gebeurt, waar het vastloopt. Tussen cliënten en professionals, maar ook tussen professionals onderling, tussen professionals en bestuurders, en tussen bestuurders onderling.’
Leren leren
Met de focus op responsiviteit benadrukt Janny Bakker dat professionals vaak wel weten wat er nodig is, maar dat het ingewikkeld kan zijn om het gerealiseerd te krijgen. En juist die complexiteit moet in de ontwikkeling van het sociaal domein veel centraler komen te staan, vindt zij. ‘Wat gaat goed en waarom? Waar loopt het vast en waarom? Wie kan er dan meedenken, meeleren zodat je weer kunt versnellen? Als we echt vanuit de vraag van inwoners willen werken, dan is het toch vreemd dat er binnen gemeenten nog schotten tussen budgetten zijn? Ik heb in Huizen de sociale dienst opgeheven. Nou, dat is echt een klus, maar ik wilde het wel. Ik wilde geen aparte maatschappelijke, sociale en jeugdafdeling. Dat krijg je niet voor elkaar doordat iemand zegt: hier staat het, en zo moet je het doen. Nee, het kost veel tijd om tot een gedeelde visie op alle betrokken niveaus te komen, en het vergt een basis van vertrouwen om samen te durven leren. En daarbij gebruik te maken van kennis en expertise van elders. Mensen die met een andere bril meedoen.’
Movisie bijvoorbeeld?
‘Bijvoorbeeld. Movisie heeft niet alleen veel kennis in huis over wat werkt en wat niet werkt bij de aanpak van sociale vraagstukken, maar we weten ook veel over hóé je gezamenlijk het beste kunt leren. Ik vind het belangrijk dat Movisie intensiever in de leerprocessen op het lokale niveau gaat meedoen, om ook van binnenuit beter te begrijpen wat er gebeurt. In het versnellen van leerprocessen rond die hoe-vragen wil ik dat Movisie meer een rol gaat spelen.’
U was zelf wethouder. Waarom is dat samen leren en zo beter worden blijkbaar niet vanzelfsprekend?
‘Nou ja, samen leren en ontwikkelen is natuurlijk geen kerntaak van de gemeente. Dan kan ik wel zeggen dat dat zou moeten, maar het is in een dagelijkse praktijk waarin agenda’s al snel vollopen en de werkdruk hoog is, al snel geen prioriteit. Maar ook daar kun je samen naar kijken. Hoe los je dat nou op?’
Janny Bakker?
Sinds 1 september voorzitter van de Raad van Bestuur van Movisie, het landelijk kennisinstituut voor de aanpak van sociale vraagstukken. Daarvoor 12 jaar wethouder en loco-burgemeester in Huizen. Ze was daar onder meer verantwoordelijk voor de portefeuilles participatie en zorg, inclusieve samenleving, sociale infrastructuur en armoedebeleid. Voor haar wethouderschap werkte ze onder meer als directeur van de Nierstichting.
Maakte u als wethouder gebruik van de inzichten van bijvoorbeeld Movisie?
‘Te weinig. Ik heb die vraag ook gekregen van de begeleider van mijn proefschrift. Wij zijn als universiteit met zulke mooie dingen bezig, maar waarom doet niemand er iets mee? Ja, er is een groot gat tussen de wereld van kennis en methodieken en de wereld van de dagelijkse praktijk waarin je het als wethouder gewoon hartstikke leuk vindt dat er een groepje mensen uit je gemeente op zondagochtend koffie wil gaan drinken met eenzame mensen en daar tienduizend euro subsidie voor vraagt. Wat dus niet werkt, maar waarbij je als wethouder het gevoel hebt dat je bijdraagt aan sociale cohesie. En niet het automatisme hebt, en je ambtenaren dus ook niet, om je eerst eens in mogelijke aanpakken te verdiepen en zo op een verstandige manier te sturen.’
Het verstatelijkte model
Janny Bakker heeft als voormalig wethouder met bovengemiddelde interesse de financiële discussies in gemeentes als Leeuwarden en Eindhoven gevolgd. Gemeentes waarvan gezegd werd dat ze vooropliepen in de transformatie, maar die nu in zwaar weer zitten. En ja, dat kan weleens te maken met dat in die gemeentes niet met alle betrokkenen ’geleerd’ is.
‘Voor zover ik het kan overzien, is bij veel gemeenten de uitvoering van de transformatie eigenlijk buiten de gemeente gelegd. Ze hebben er een aparte organisatie voor opgericht. Maar wat je dan ook doet, is dat je eigen gemeentelijk apparaat niet meegaat in de transformatie. Die ambtenaren blijven op de hen bekende manier werken. Dus dan ben je in je gesprek met inwoners wel integraal bezig, maar dan je met je oplossing terug bij de aparte loketten en bijhorende systemen van de gemeente. Ik geloof daar niet in. Ik denk dat gemeentes zelf moeten transformeren en hun eigen medewerkers met elkaar in gesprek moeten laten gaan: wat is hier nou aan de hand, waarom is het stroperig en wat kunnen we daaraan doen? Dat geldt overigens ook voor sociaal werkers. Die zitten soms ook helemaal vast in dat verstatelijkte model. Die hebben het keurig over verantwoording, en over regels, over beroepsprofiel en outcome. Gemeenten verlangen van hen een cijfermatige verantwoording, maar vragen niet of wat gedaan wordt ook echt voor mensen van betekenis is, en tot welke maatschappelijke effecten dit leidt. In gemeentes waar ze echt met alle betrokkenen zijn gaan werken, zie je dat de kosten niet stijgen, maar juist omlaaggaan.’
Dat zegt de nieuwe bestuurder van Movisie, een kennisinstituut dat toch ook niet vies is van termen als ‘outcome’, ‘evidence based’, ‘verantwoording’.
‘Ik denk dat deze taal laat zien dat we nog te vaak vanuit het medische model denken. In het sociaal domein zijn andere vormen van verantwoording nodig. Ik vroeg eens aan Machteld Huber waarom ze “positieve gezondheid” niet gewoon “welzijn” noemde. Die zei dat ze voor positieve gezondheid had gekozen omdat je anders niet eens binnenkomt bij de zorgsector. Soms moet je ook de taal kiezen die bij een andere partij past. Dus inderdaad, ook wij moeten goed opletten dat we niet te veel meegaan in een bepaalde taal, in een bepaalde, meer bestuurlijke manier van denken. Dat is een spanningsveld. De kracht van Movisie moet zijn dat we altijd beginnen bij de mensen waar het om gaat. Wij kijken wat er met mensen in kwetsbare situaties aan de hand is, en wat daar nodig is. Van daaruit willen we meeleren en zo een duurzame, positieve verandering realiseren.’
Stichting Presentie deed recent onderzoek naar de praktijk van professionals in het sociale domein die leefwereldgericht werken, met oog op het aansluiten bij de meest kwetsbare bewoners in buurten. Hun praktijk laat zich kenschetsen als duikelen: meebewegen en toch weer in positie komen. Zowel de inhoudelijke vragen waar professionals zich voor gesteld zien, als de betekenis van het lerende en onderzoekende netwerk waarin zij hiertoe samenwerken, zijn vastgelegd in het rapport ‘Verstandig duikelen’ (J. Leest, E. Bolt en M. van der Linde, uitgave Stichting Presentie, 2018).
Het meest recente boek van prof. dr Andries Baart (‘De ontdekking van kwaliteit. Theorie en praktijk van relationeel zorg geven’, SWP, 2018) sluit aan bij de recente ontwikkelingen van het kwaliteitsdenken in zorg en welzijn en geeft er een vernieuwende impuls aan. Tegenover kwaliteit van leven als doel van alle kwaliteit, zet Baart als het finale doel ‘omgaan met de fragiliteit van het bestaan’. Tegenover de relatie als instrument voor goede zorg zet Baart ‘relationeel zorg geven’ waarbij de relatie van waarde is in zichzelf. Tegenover beheersen en controleren zet Baart ‘cultiveren van kwaliteitsbewustzijn’. Tegenover ‘gehoorzaamheid’ zet Baart ‘verstandigheid’.
Beide publicaties bevatten veel kennis en inzichten die behulpzaam kunnen zijn bij het invulling geven aan dat ‘samen leren’ waar Janny Bakker voor pleit. Van harte aanbevolen!
Kijk voor meer informatie op http://www.presentie.nl