Drie recente uitspraken laten zien dat de beide hoogste bestuursrechtelijke colleges verschillend denken over de inzet van opsporingsmiddelen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep zien zowel de legitimiteit als de wettelijke basis verschillend. Dat vraagt om verduidelijking.
Zoek de verschillen tussen de volgende drie uitspraken. Als eerste die van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS), over het beëindigen van de permanente bewoning van een recreatiewoning, waarbij de toezichthouder een fotocamera inzette1: ‘Gelet op het aantal, de frequentie en de intensiteit van de observatie en fotografie vormen deze waarnemingen een inbreuk