Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Wat we kunnen leren van de eikenprocessierups

Het lijkt erop dat het sociaal domein de omslag aan het maken is van individueel werken naar een collectieve benadering. De gemeenschap wordt steeds meer het ankerpunt voor werkers. Werken aan gemeenschapsvorming vraagt om een radicaal andere benadering voor professionals. Minder doelgroepdenken, minder probleemdenken, andere taal.
Samenlevingsopbouw groeit. Tenminste, het woord valt om de haverklap aan overlegtafels. En je ziet het ook in het land: een groei in opbouwwerkbanen, het ministerie van BZK en het LSA starten een training community building, Rotterdam investeert voor tien jaren community building in de wijk Bospolder-Tussendijken, het VSBfonds houdt door het hele land diverse trainingen community building, Den Haag kent sinds en paar jaar nieuwe functies voor community builders, de canon samenlevingsopbouw is dit jaar ‘geopend’, en wetenschapper Radboud Engbersen heeft het in een artikel over zijn heimwee naar die oude opbouwwerker: ‘Hadden we maar weer opbouwwerk.’1
Nu zijn samenlevingsopbouw, community building en opbouwwerk niet hetzelfde. Bij samenlevingsopbouw gaat het om het mét en vooral dóór bewoners bevorderen van het sociale welzijn in de lokale samenleving. Community building richt zich op het bouwen aan sterkere relaties en verbanden in een gemeenschap. Een ander woord is gemeenschapsvorming. Opbouwwerk is een professionele werksoort die bewoners kan ondersteunen bij deze twee lijnen, soms door interventies, soms door ruimte te maken.
Jo Boer, de grondlegster van samenlevingsopbouw in Nederland noemt het in 1957 ‘een proces waarbij een “community” haar behoeften en doeleinden vaststelt, deze ordent en rangschikt, het vertrouwen en de wil ontwikkelt hieraan te werken, de hulpbronnen (interne of externe) daarvoor zoekt, tot actie overgaat en door dit alles te doen de samenwerking in de “community” doet groeien.’ De ‘community’ is uitgangs- en eindpunt van het proces. Hedendaagse beleidstaal pakt met woorden als collectiviseren, empowerment, bottom-up of asset-mapping delen uit Boers’ samenlevings- opbouwdefinitie op.
Essentieel is dat de gemeenschap voorop staat: in haar onderwerpen, doelen, prioriteiten, daden, taal, kwaliteiten en relaties. Instanties zijn volgend en aanvullend in het proces van samenwerken in gemeenschappen. Bijpassende beeldspraak: als professional ben je op bezoek in een gemeenschap. Andersom zou ook een beetje gek zijn.

Vier trends

Er is sprake van zeker vier trends die maken dat samenlevingsopbouw weer in de maatschappelijke spotlights staat:

1. Het piept, knarst en loopt vast in de institutionele kanten van het sociale domein. Caseloads stromen over en de dienstverlening stagneert. Er is een mismatch tussen het sociale aanbod en wat er in wijken onder bewoners speelt. En beleidskeuzes – vanuit Den Haag gedwongen – leiden tot enorme financiële tekorten.

2. De transities in het sociaal domein (2015) zijn ingezet als een belofte met sterke kenmerken van samen- levingsopbouw. Bewoners zouden worden benaderd als eigenaren van (onderdelen van) de publieke zaak en niet langer als klanten van voorzieningen. Hun positie in de besluitvorming over zorg- en dienstverlening verandert daarmee van passief naar actief. Het leidt naar horizontale en gelijkwaardiger verhoudingen tussen professionals en burgers/amateurs (sociale netwerken, informele zorg).

Inmiddels is daar zo goed als niks van terechtgekomen. Bewoners zijn nog steeds cliënten van zorginstellingen. Het jaarlijks voortgangsonderzoek van Movisie geeft de top vijf aan knelpunten bij taken in sociale wijkteams aan: wijkteams komen te weinig toe aan preventief werken en/of vroegsignalering (59%), outreachend werken (52%), het doorontwikkelen van individueel aanbod naar collectieve voorzieningen (51%), ondersteunen en faciliteren van algemene wijkvoorzieningen (47%) en het verbinden van nuldelijnszorg; informele netwerken en buurthulp (46%) worden genoemd.2

Stuk voor stuk zaken die te maken hebben met de relatie instantie-gemeenschap en de omslag van een passieve rol van bewoners naar een actieve. Een relatie die meer en meer gedefinieerd wordt door de instanties en niet door de gemeenschap. Maar het gaat er juist om dat de bedoeling van de transities wordt uitgevoerd.

3. Er is een stevige maatschappelijke ontwikkeling dat bewoners veel meer collectieve vragen zelf, op een georganiseerde wijze, oppikken. De groei van bewonersinitiatieven op het gebied van energie, zorg, mobiliteit en ontmoeting geven dat aan. Onlangs was ik op een avond met vijftien inwoners in Noord-Limburg. Wat deden die zoal?

Armoedebestrijding via het draaien van een kringloopwinkel in Venray, hulpmatch via Naoberzorg in Meerlo, een dorpsdagvoorziening runnen in Blitterswijck, een compleet nieuw gemeenschaps- huis financieren, bouwen en runnen in Wellerlooi, een huiskamer met dagactiviteiten in Castenray, een wijkcomité met dertig vrijwilligers in Horst (‘we hebben soms te veel vrijwilligers’); huisartsen en inwoners maken samen gezondheidsprogramma’s in Afferden. Het is gemeenschapsvorming in heel zijn bijzondere, maar toch ook gewone uitvoering. Daar moet je je als sociale instantie ondersteunend in opstellen, als mogelijkmaker en doelrealisator.

4. Bovenstaand punt maakt ook duidelijk dat dit is hoe een samenleving werkt. Het is een sociaal ecosysteem van relaties die zich vermengen en zich tot elkaar verhouden. Een systeem waarin men zich in de kern om elkaar bekommert en elkaar nodig heeft om verder te komen. Jules Deelder heeft een mooie lichttekst in Rotterdam: ‘De omgeving van de mens is de medemens.’

Sociaal werkers hebben een taak in deze Deelderiaanse opdracht: het ondersteunen van het samen goed functioneren als medemensen. Zeker als het (even) tegenzit. De transities hebben ons te veel op het professionele spoor gezet van twee soorten mensen: een bijzonder mens (kwetsbaar, ziek, overgevoelig, afwijkend, met een stoornis) en daarnaast ook nog wij andere mensen. In een gemeenschap hoort dat bij elkaar. Het is de sociale stamppot van het leven.

Gemeenschapsvorming

Samenlevingsopbouw betekent werken aan gemeenschapsvorming. Een gemeenschap is iets levendigs dat tussen mensen gefabriceerd wordt. Een gemeenschap doet het besef van wat samenleven inhoudt groeien en vormen. Het is iets van bewoners zelf. En daar tussendoor laveren instanties en professionals die helpen bij dat samenleven. Een onderwijzer, een huisarts, een politieagent. Maar ook de school, een ziektekostenverzekeraar en justitie. Huizen en een woningcorporatie. Lezen en een bibliotheek. Toneel en het buurttheater

Investeren in gemeenschapskracht vraagt om een andere dienstbaarheid van sociale instanties dan het leveren van eenzijdige hulp; het gaat om een erkenning van het gegeven dat sociaal professionals, om mensen echt (verder) te kunnen helpen, niet kunnen werken zonder de bijdrage van anderen, van naasten, buren en familieleden.

Instanties in de sector Zorg & Welzijn zijn zich in de loop der jaren meer gaan gedragen als partijen die afgebakende samenlevingsonderwerpen als doel van verandering hebben, in plaats van de levendigheid van de samenleving te versterken.

Het gaat te vaak om eenzaamheid bestrijden en niet om onderlinge betrokkenheid in buurten te versterken, het gaat om ADHD-diagnoses of verwarde personen, en niet om het omgaan met andere vormen van interactie in het samenleven. De onderwerpen worden uit de dynamiek van de samenleving getrokken en geïsoleerd aangepakt. De eenzame, de ADHD’er of de verwarde is tijdelijk blij, want die krijgt aandacht – en erkenning – voor de specifieke situatie, en de samenleving is blij want die kan simpelweg doorgaan zonder dat de mensen zich anders tot elkaar hoeven te verhouden.

En zo worden de schijnbaar niet passende mensen en hun verschijnselen meer en meer een object voor sociale dienstverleners. Wat eerst een toestand van leven was (bijvoorbeeld ouderdom, beenlengteverschil, druk zijn, niet zo snel denken), is langzamerhand gediagnosticeerd tot een probleem dat opgelost moet en kan worden. Het wordt in overzichtelijke stukjes geknipt, zodat we het kunnen categoriseren en er gecertificeerde antwoorden en hulp op kunnen geven.
Wat eerst een persoonlijke kwestie was, wordt nu een probleem voor professionele behandeling en komt in de behandelkamer terecht. Vervolgens wordt de behandeling gemanaged zodat het een effectieve, voorspelbare en repeterende dienst of methode wordt, bij voorkeur evidence-based.
Dan kan die zich verder ontwikkelen als bewezen aanbod, voor burgers met tekorten als doelgroep. Als gestandaardiseerd maatwerk. En op een dag heeft die dienstverlening schaalvergroting nodig om te kunnen overleven, dus meer af- stand. Meer standaard. Minder specifieke omgeving. Minder eigen gemeenschap.
Het is goed te vergelijken met een ander actueel samenlevingsprobleem: de eikenprocessierups. Een rups die voor mensen nogal wat irritaties meebrengt: jeuk, bultjes, blaasjes en rode plekken, problemen met ademhalen, braken en koorts.
De rups is voedsel voor vogels, vleermuizen en wespen. Maar in een monocultuur van strak gemaaide bermen is er geen huiselijke plek voor deze beesten. We richten ons bij de bestrijding weer op het onderwerp: de eikenprocessierups, en niet op de omgeving: een gevarieerd ecosysteem. Dus gaan er mannen in witte pakken met stofzuigers, injectiespuiten en hoogwerkers aan de slag.
Dat geeft hoge kosten en we lossen het probleem tijdelijk op. Wel evidence-based! Maar dit houdt geen stand; de behandelde omgeving gaat weer voor nieuwe rupsen zorgen. Het systeem gaat piepen, knarsen en vastlopen. De oplossing is eenvoudiger en dichtbij: het bestaande ecosysteem aanmoedigen en de ruimte geven. Dus bomen met nestgelegenheid voor vogels planten en werken aan een soortenrijke, natuurlijker leefomgeving.
Een gezond ecosysteem kent een omgeving met een rijke variatie aan wilde planten en diersoorten, zorgt ervoor dat rupsen veel minder talrijk worden dan op plekken waar een monocultuur van eiken langs strakke wegbermen staan. Inwoners van het Drentse Wapse startten een experiment; ze zorgden voor nestkastjes en er werden duizenden planten aangeplant om wespen en vliegen te lokken. Insecten en vogels eten de rupsen op, waardoor de populatie afneemt. Resultaat: 80 procent minder eiken- processierups.
Een wijk of een dorp is een sociaal ecosysteem. Samenlevingsopbouw heeft als inzet: het doen van ingrepen die de variatie en wildgroei aan connecties aanmoedigen. Daardoor worden gemeenschappen weerbaarder, ze stellen zich verantwoordelijker op voor het welbevinden van alle mensen en processen in de gemeenschap. Dus ze worden gezonder, veiliger, duurzamer, socialer, democratischer en inclusiever.
Samenlevingsopbouw betekent dat je bij de basis van de sociale ontwikkeling begint; het is de tegenhanger van alle varianten van probleemgericht werken. In Nederland is de sturingscultuur probleemgericht. We willen enkelvoudige problemen oplossen en geen beter ecosysteem bouwen. Zoals we de eikenprocessierups blijven bestrijden met stofzuigers. We monitoren de afname van de problemen en niet de weerbaarheid van wijken.

En als we al starten met samenlevingsopbouw dan willen we het liefst een lineair bewijs dat sterkere wijken minder criminaliteit of gezondere mensen opleveren. Dat is nu de pest bij een ecosysteem: het is niet lineair. Dan was het namelijk gemaaid gras en een rijtje bomen, op vijf meter van elkaar. Maar iedereen die snapt hoe sociale ecosystemen werken, snapt ook dat een sterkere en vitale gemeenschap alleen maar positieve effecten kent op al die sociale beleidsterreinen die we nu nog met stofzuigers bestrijden.

Radicaal kiezen

Dat betekent ook dat we in het sociaal werk radicaler moeten kiezen voor het versterken van gemeenschappen. Niet omdat ze problemen hebben, maar omdat ze het samenleven sterker maken. Waardoor bewoners meer regie krijgen op de dagelijkse vraagstukken van het sociale leven, op irritaties, stoornissen, beperkingen, overlast en kwetsbaarheden.

En op de perspectieven van het sociale leven: initiatieven, warmte, steun, ontwikkeling, herkenning, ertoe doen, van betekenis zijn. Meedoen en mensen aanspreken als burger en niet als gelabelde doelgroep, en met gemeenschapsvorming de nadruk leggen op het realiseren van burgerschap.

In de lokale gemeenschap (groot, klein, divers, stabiel) is dat wat we doen: leven met z’n allen.
Een herdefiniëring van de relatie tussen instanties en bewoners, is ook een herdefiniëring van ingesleten taal. Zo moeten sociale instanties stoppen met het benoemen van bewoners als een doelgroep.

Dat zijn woorden die aangeven dat bewoners het doel van een professional zijn; niet burgers die samenleven met anderen en daar soms wat steun bij kunnen gebruiken, maar objecten tot verandering. Gemeenschapsvorming verwordt daarmee tot een sociale productiefabriek van het welzijnswerk, in plaats van een grillig voortgaand samenstel van sociale verhoudingen.

En maak van de gemeenschap geen instrument of voorportaal voor sociaal beleid. Dus geen woorden meer als ‘preventie’, ‘voorliggend veld’ of ‘informele zorgplek’ als argument voor sociale ondersteuning. Dat degradeert de gemeenschap tot een professional’s case. Er wordt wel op een informele manier zorg en welzijn geboden, omdat burgers samenleven en zich om elkaar bekommeren. Dat is iets anders dan een ‘informele zorgplek’ zijn. Dat is gewoon ‘gemeenschap’.

Een veerkrachtige en open gemeenschap, met sterke sociale netwerken (associational life heet dat in het Engels), is het best gewapend om te kunnen omgaan met sociale problemen.

Noten

1 https://www.socialevraagstukken.nl/column/heimwee-naar-de-opbouwwerker/
2 Movisie, april 2020

Joop Hofman is ABCD-trainer en community builder.

ABCD

ABCD (Asset Based Community Development) is de meest uitgewerkte benadering van community building/gemeenschapsvorming. Ze kent ook de meeste praktijken en onderzoeken wereldwijd. In Nederland is de landelijke vereniging van bewonersgroeperingen, het LSA (Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners), een sleutelpartij bij het verder brengen van ABCD. ABCD-buurtmakers komen één keer per jaar bij elkaar op de ABCD Popeldagen. Zie de ABCD Popeldag van 2020: https://​www.​lsabewoners.​nl/​event/​online-abcd-popeldag-2020/​.

Een paar voorbeelden

Witteveen in Drenthe was ooit een dorp dat sociaal wegzakte, waar weinig gebeurde en men zich soms machteloos voelde. Totdat het dorp zichzelf bij de oren pakte en volgens de ABCD-principes (community building) aan de slag ging. Het is gestart met het organiseren van burenbezoeken, het organiseren van bijeenkomsten waarop inwoners vertelden wat hun passie en hun beste ervaringen waren en wat ze het dorp konden bieden. Daarna zijn er collectieve welzijnsactiviteiten opgezet (ontmoeting, gezonde leefstijl, sport en beweging), en collectieve voorzieningen (vervoer, tuinonderhoud et cetera). Er kwam een proces van gemeenschapsvorming op gang zonder dat iemand dat ooit zo labelede. Inmiddels is Wittenveen een voorbeelddorp in Nederland, won het de landelijke dorpsvernieuwingsprijs en nog veel meer.

Voorstad Oost in Deventer zo’n wijk waar alle sociale vraagstukken op een hoopje binnenkomen. Reden voor de gemeente om vooral sociaal te investeren middels community building. Dus werken vanuit relaties maken in de wijk, en activiteiten en projecten opzetten vanuit de drive van bewoners. In vier jaartijd wist Voorstad zich op te werken van de wijk met de minste participatie naar de wijk met de meeste participatie van de stad. En dat is een radicale omslag in het denken: niet meer werken vanuit het aanpakken van achterstandstekorten, maar starten met de kwaliteiten, de creativiteit en de energie die mensen wél hebben.

Frome in Engeland is nog een voorbeeld. De eenzaamheidsproblematiek zorgde voor een enorme toename van gezondheidsklachten en opnames in het ziekenhuis. Het stadsbestuur heeft besloten om de probleemaanpak in de stad community based aan te pakken. Dat zorgde voor nieuwe spirit in de stad en het leverde geld op. Terwijl in de steden rond Frome de eerste hulp- opnames in het ziekenhuis stegen met 29 procent, daalden ze in Frome met 17 procent.

Buurtmaken met ABCD, een boekje uitgegeven door en te bestellen bij het VSBfonds, geeft meer voorbeelden en inzichten in ABCD in Nederland. 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.