Volgens cijfers van de Jellinek Kliniek in Amsterdam zijn er in Nederland ongeveer twee miljoen mensen die verslaafd zijn of een middel misbruiken. Een aantal daarvan zoekt gespecialiseerde hulp bij een instelling. Jan Willem Poot is oprichter van Yes We Can Clinics, een jeugdkliniek waar jongeren met psychische problemen, verslavingen en gedragsproblemen worden behandeld. De jongeren die bij zijn kliniek worden aangemeld, hebben meestal een lange geschiedenis in de hulpverlening achter de rug. ‘Ze komen bij ons als het echt niet meer gaat. Ze kunnen op dat moment niet meer thuis wonen en zelfstandig wonen gaat ook niet. Hun hele leven is ontwricht.’
Band creëren
Poot heeft een eigen kijk op het behandelen van verslavingen, die op sommige punten indruist tegen de gangbare methodes. Zijn inzichten komen voort uit zijn eigen ervaringen. Poot was zelf vijftien jaar verslaafd aan alcohol en drugs. Na een lange zoektocht door de hulpverlening kwam hij uiteindelijk terecht in een kliniek waar hij, naar eigen zeggen, voor het eerst als mens werd behandeld. ‘Dat is zo ongelooflijk belangrijk. Als verslaafde voel je je al uitgekotst en volledig buiten de maatschappij staan. Dit was de enige behandeling die bij mij aansloeg. Ik ben nu al vijftien jaar clean.’
In zijn eigen kliniek borduurt hij voort op deze ervaringen. Volgens Poot moeten deze jongeren, en ook volwassenen met een ernstige verslaving, wekenlang intern intensief behandeld worden. Dat is onder meer noodzakelijk, meent hij, omdat hulpverleners een band moeten creëren met hun cliënten en werken aan vertrouwen en verbinding. ‘Dat is zo ongelooflijk belangrijk als je wilt dat alle tips en adviezen die je als zorgprofessional geeft ook daadwerkelijk worden aanvaard’, licht hij toe. ‘Als je alleen ambulant behandelt, is het vrijwel onmogelijk om echt die verbinding aan te gaan.’
Geen professionele distantie
Hoe creëer je dan wel een goede verbinding? Volgens Poot moeten hulpverleners cliënten overladen met warmte en liefde en er onvoorwaardelijk voor hun cliënten zijn. Verder dienen hulpverleners hun professionele distantie, die in veel reguliere instellingen is vereist, te laten varen om het vertrouwen van de cliënten te winnen en gelijkwaardigheid te creëren. ‘Deze mensen zitten al zo lang in zorg’, verklaart Poot. ‘En daar is al zo’n enorme afstand gecreëerd. Dan moet je niet beginnen met: “Nou, ik lees in je dossier dat je de diagnose borderline en verslaving hebt. Laten we maar eens starten met de behandeling.” In de meeste zorginstellingen moet jij als cliënt exact de waarheid spreken terwijl de hulpverlener niks teruggeeft’, vervolgt hij. ‘Als je je als hulpverlener kwetsbaar opstelt en gelijkwaardigheid weet te creëren, zal de cliënt ook eerder geneigd zijn om te vertellen waar de pijn echt zit.’
Genetisch bepaald
Poot schaart verslaving onder de geestesziektes. Hij ziet alcohol, drugs, gamen en dergelijke als middelen om onderliggende pijn, meestal van opgelopen trauma’s, te onderdrukken. Een relatie met sociale problemen als armoede is hem niet bekend. De jongeren in zijn kliniek komen uit alle lagen van de bevolking. ‘Wat je wel ziet, is dat jongeren uit rijkere gezinnen makkelijker de middelen kunnen bekostigen. Daardoor is er minder sprake van criminaliteit en complete verwaarlozing’, legt hij uit. ‘Bij gezinnen die het financieel minder breed hebben, is de link met de criminaliteit groter.’
Bovendien: om verslaafd te raken, kan ook een bepaalde (genetische) aanleg vereist zijn. ‘Niet iedereen die een paar keer cocaïne gebruikt, raakt verslaafd’, licht Poot toe. ‘En niet iedereen die misbruikt is in zijn jeugd, gaat een verslavend middel gebruiken om de pijn van die ervaringen te onderdrukken. Ongeveer 10 procent van de bevolking is er echt vatbaar voor.’
Wat iemand gaat gebruiken om de pijn te onderdrukken, of het nou alcohol, cocaïne, seks of games zijn, maakt voor de behandeling niet veel uit, volgens Poot. De enige uitzonderingen zijn heroïne en GHB. ‘Bij die verslavingen is de lichamelijke afhankelijkheid extreem sterk. Dat betekent dat de detoxfase langer duurt en je pas later dan bij andere verslavingen aan de behandeling kunt beginnen.’
Niet straffen
Wil je de verslaving onder controle krijgen, dan is naar de mening van Poot volledige abstinentie geboden. Vervolgens is het de taak van de hulpverleners om door te dringen tot de onderliggende pijn van de cliënten. ‘De jongeren in onze kliniek krijgen vierentwintig uur per dag begeleiding zodat eindelijk al die pijn en het verdriet naar buitenkomen’, vertelt hij. ‘Heel belangrijk is dat wij niet straffen als ze agressief worden. In gesloten instellingen duiken vaak twee, drie man op zo’n jongere als hij agressief wordt en bijvoorbeeld met meubels begint te smijten. Maar als je dat doet, dan demp je de pijn en kom je niet tot de kern. Die agressie is een van de manieren om door de muur heen te breken die deze jongeren in al die jaren hebben opgebouwd. Wij hebben soms jongeren die urenlang aan het schreeuwen en het schoppen zijn. “Laat maar gaan”, zeggen we dan. “Maak die stoel maar kapot als dat nodig is om bij je pijn te komen”.’
Verenigde Staten
Volgens Poot heeft 70 procent van de jongeren die in zijn kliniek verbleef geen specialistische zorg meer nodig. Naar een ruwe schatting van LADIS (kerncijfers 2015) is dat landelijk ongeveer 50 procent. Poot vindt dat de verslavingszorg het best goed doet in Nederland, maar dat het toch nog beter kan. ‘Instellingen moeten bereid zijn om dingen te veranderen. Soms doen ze al dertig jaar hetzelfde.’ Hij is wat dat betreft het meest enthousiast over de zorg in de Verenigde Staten. ‘Daar gaan ze zo liefdevol om met verslaafden. En de zorg is zo ongelooflijk goed georganiseerd. Als er meer van dit soort behandelingen in Nederland zouden komen, zouden we zoveel meer resultaat boeken.’
Alcohol stond in 2015 landelijk op nummer 1 als het gaat om de meest voorkomende verslavingsproblematiek. Bijna de helft van de hulpvraag in de verslavingszorg betrof alcohol. Daarna volgden cannabis en opiaten. Alcohol, cannabis, opiaten en cocaïne betroffen 87 procent van de totale hulpvraag. (Kerncijfers 2015, LADIS Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Nota bene: er zijn geen recentere cijfers). Bij de jongeren die Jan Willem Poot in zijn kliniek behandelt, staat cannabis op nummer één. Opmerkelijk is dat gameverslaving sinds 3 à 4 jaar op nummer twee staat. Poot: ‘Die verslaving heeft onder jongeren de afgelopen jaren echt een ongekende vlucht genomen.’ Daarna volgen cocaïne, speed en alcohol.