Per januari 2020 is Jeugdbeleid gestopt. In deze allerlaatste editie lees je onder meer hoe het ervoor staat met de transformatiedoelen van de jeugdzorg, wat Eigen Kracht Conferenties zijn en hoe kun je ze kunt inzetten in de jeugdzorg inzetten en beschrijven we wat we kunnen leren van de kinderbescherming in de oorlogsjaren.
Naar mijn stellige overtuiging is een van de redenen van de weinig gelukkige ontwikkelingen in het jeugdbeleid in het algemeen en de jeugdzorg in het bijzonder dat het denkkader van politici en beleidsmakers zo godallemachtig beperkt is. Ze gaan zelden naar het buitenland om een congres te bezoeken, voor zichzelf een studiereis organiseren zit er helemaal niet in, en een relevante opleiding volgen lijkt uit den boze. Het interessantste vind ik wel dat er daarnaast weinig vakmatig wordt gelezen. Als ik met wethouders en ambtenaren jeugd spreek, blijkt dat zij hun informatie vooral putten uit de VNG-bron. Dat heeft zijn repercussies voor dit tijdschrift. Na 13 jaargangen heeft Jeugdbeleid nog steeds te weinig abonnementen bij gemeenten, die eigenlijk de belangrijkste afnemers zouden moeten zijn. Dat zet in allerlei opzichten weinig zoden aan de dijk. De uitgever en in het bijzonder Joyce Rodenhuis hebben zich jarenlang ingezet om de neutrale en kritische informatie inzake jeugdbeleid overeind te houden. Maar er komt nu een eind aan. De redactie dankt de uitgeverij en Joyce voor hun uithoudingsvermogen en de mogelijkheid die wij kregen om de jeugdsector onafhankelijk en kritisch te informeren en te inspireren.
Victor Lustig, geboren in 1890 en gestorven in 1947, was een bekende oplichter. Een van de trucs die hem beroemd maakte, is de zogenaamde geldboxzwendel. Hij demonstreerde daarbij een machine die geld kon kopiëren. Terwijl hij het demonstreerde, klaagde hij dat het een traag proces was omdat een briefje van 100 dollar produceren zes uur kostte. De meeste luisteraars voorzagen grote winst in deze machine en zagen de klachten als een luxeprobleem. Immers, als je het apparaat dag en nacht laat draaien, verdien je 400 dollar per dag, zonder er iets voor te hoeven doen. Een aantal mensen kocht de machine graag voor slechts 30.000 dollar. De kopers vermoedden niet dat de machine in de komende uren slechts twee nieuwe honderddollarbiljetten zou produceren, en daarna alleen maar blanco papier. Tegen die tijd was Lustig echter al lang en breed vertrokken en waren de kopers 29.800 dollar armer.
Jaarlijks kunnen bijna 50.000 kinderen in Nederland voor kortere of voor langere tijd niet thuis wonen. Met deze uithuisgeplaatste kinderen wordt heel wat afgezeuld van deene instelling of locatie naar de andere. Het Vergeten Kind heeft met de actie ‘Stop de Carrousel’ veel discussie losgemaakt. De gemeente Geldrop-Mierlo, die zelf geen voorziening voor jeugdhulp met verblijf heeft, nam de uitdaging aan. In deze gemeente werd met geld van Het Vergeten Kind een hypermodern pand neergezet – het Heppie (t)Huis – waar acht kinderen en twee professionals kunnen wonen. In tegenstelling tot andere voorzieningen voor jeugdhulp met verblijf zijn er voor de gemeente Geldrop-Mierlo geen huisvestingskosten verbonden aan het Heppie (t)Huis. Hierdoor kan de financiering vanuit de gemeente vrijwel geheel besteed worden aan hulp voor jeugdigen. Dit betekent meer kwaliteit voor onze jeugdigen. De gemeente heeft daarbij besloten om vijf jaar lang een jaarlijkse begrotingssubsidie toe te kennen zodat de continuïteit gewaarborgd is. Dit artikel beschrijft wat het Heppie (t)Huis is, hoe het huis tot stand is gekomen en op welke wijze het Heppie (t)Huis bijdraagt aan de transformatie van jeugdhulp in de gemeente Geldrop-Mierlo.
Terugkijken helpt om in de toekomst nieuw beleid uit te stippelen. Dat geldt zeker voor de benadering van kwetsbare groepen in de samenleving zoals kinderen. De kinderbescherming had daarin sinds 1905 een taak. Een bijzondere omstandigheid vormde de Tweede Wereldoorlog. Hoe hebben kinderbescherming, tehuizen en voogdijinstellingen zich in de jaren 1940–1945 opgesteld? Dit artikel gaat daarbij nader in op de voogdijvereniging Tot Steun en de pupillen die ze onder haar hoede had. Daarnaast staan we stil bij de vraag welke invloed de oorlog had op het beleid van Tot Steun en in het bijzonder op de kinderen die zij onder haar hoede had.
Het brein is ons kostbaarste bezit. Door de grote, onder andere digitale veranderingen in onze maatschappij wordt er een ander beroep gedaan op ons brein, waardoor er intoenemende mate overbelasting ontstaat. Recente cijfers bevestigen een toename van psychische klachten en burn-outs onder kinderen en jongeren. Om deze tendens te keren is het belangrijk dat er oog komt voor vroegtijdige psycho-educatie over het brein, op grond waarvan jongeren passende strategieën kunnen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat hun brein in balans blijft. Belangrijk hierbij is dat er aandacht is voor de evolutietheorie en de window of tolerance, zodat jongeren de werking van hun brein gaan herkennen en zich er meer bewust van worden. De wetenschappelijk onderbouwde strategieën ‘positief herformuleren’, ‘uitdagen’, ‘afleiden’, en ‘accepteren’ omvatten alle tools die nodig zijn om te komen tot een bewust brein dat in balans is.
Op 15 mei 2019 verdedigde Sharon Dijkstra haar proefschrift, getiteld Balancing the scale of responsibility: The effectiveness of family group conferencing in child welfare. Vijf jaar lang hebben de auteurs, in samenwerking met de Eigen Kracht Centrale en Jeugdbescherming Regio Amsterdam, onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Eigen Kracht-conferenties bij gezinnen betrokken bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste onderzoeksresultaten.
Dijkstra beschrijft in dit nummer van Jeugdbeleid haar promotieonderzoek naar de effectiviteit van een Eigen Kracht-conferentie (EK-c). Dat onderzoek deed nogal wat stofopwaaien: zo zou er weinig bewijs zijn voor de effectiviteit van EK-conferenties in de jeugdzorg. In dit artikel wordt betoogd dat het onderzoek van Dijkstra andere uitgangspunten heeft dan die van de Eigen Kracht-conferenties. Zo is de EK-c een besluitvormingsmodel en geen hulpverlening, waardoor vergelijkingen met andere hulpverlening (van wijkteams bijvoorbeeld) weinig zinvol is. In de indeling van de gezinnen in het onderzoek van Dijkstra door de computer in een groep met ‘wel EKC’ en een groep met ‘niet EKC’ [NB door Dijkstra wordt de afkorting EKC gebruikt voor Eigen Kracht-conferentie; in dit artikel EK-c] wordt er geen rekening gehouden met de motivatie van betrokkenen voor deelname, terwijl motivatie bij een EK-c een voorwaarde is. Een EK-c functioneert als een brug tussen families (leefwereld) en professionals (systeemwereld) waardoor het vormgeeft aan de noodzakelijke transformatie van jeugdhulp. Dijkstra heeft de Eigen Kracht-conferenties voor haar onderzoek niet juist ingezet, zo is een belangrijke conclusie.
Kinderen spelen omdat ze het leuk vinden en omdat het goed is voor hun ontwikkeling en gezondheid. Dat weet iedereen uit eigen ervaring. Toch krijgen veel kinderen in Nederland tegenwoordig te weinig tijd en ruimte om te spelen. De gevolgen daarvan worden steeds duidelijker. Omdat spelen zo’n belangrijk onderdeel van het leven van kinderen is, verdient het een prominente plek in het gemeentelijk beleid: niet alleen in het jeugdbeleid, maar ook op het gebied van ruimtelijke ordening, onderwijs, verkeer, wonen, groen, recreatie, sport en cultuur. Dat levert ook iets op, want een kindvriendelijke gemeente is goed voor iedereen. Om te zorgen dat spelen de aandacht krijgt die het in de huidige tijd verdient, is een integrale aanpak nodig. Het is tijd om in actie te komen.
Dit artikel behandelt de eerste vier transformatiedoelen van de Jeugdwet. Hoe ver zijn we met de realisatie van deze transformatiedoelen, en wat zijn de dilemma’s en knelpunten bij de realisatie ervan? Wat maakt dat het wonderwoorden zijn? Bij elk transformatiedoel schetst de auteur een aantal van zijn observaties, mede geïnspireerd door onderzoek dat hij samen met anderen de afgelopen jaren heeft gedaan. Afsluitend gaat hij in op de implicaties voor het wonderwoord ‘professionele ruimte’, het vijfde transformatiedoel.