Vorig jaar emigreerden 6500 Antillianen naar Nederland,
aldus cijfers van het Centrum Voorlichting Antillianen (CVA) in Willemstad. De
verhuizing blijkt echter een tocht vol valkuilen. Volgens het Centrum
Voorliching Antillianen (CVA) gaat het vooral om jongeren die hun opleiding niet
hebben afgemaakt. De helft van de schooljeugd is drop-out en dus kansarm. In een
lezing op Curaçao schetste de aldaar geboren en getogen Stappers onlangs hoe de
migratie verloopt. ‘De Antilliaan vertrekt voor zijn gevoel naar het moederland.
Vol trots laat hij op Schiphol zijn Nederlandse paspoort zien. Hij voelt zich
Nederlander, maar wordt behandeld als een tweederangs burger en iemand uit een
probleemgroep. Dat steekt. Ook wordt hij geconfronteerd met zaken waar hij geen
weet van had en raakt teruggeworpen op zichzelf.’
Sappelen
Dordrecht en Den Helder behoren tot de acht gemeenten waar Antilliaanse
immigranten zich graag vestigen. De opvang van de Antillianen heeft de speciale
aandacht van de beide gemeentebesturen en van het stedelijk welzijnswerk. In Den
Helder richt de welzijnsstichting Triton zich op de Antillianen die regelmatig
in de problemen raken, ongeveer de helft van de Antilliaanse gemeenschap. Alle
bekende methoden worden toegepast: ‘outreachende’ hulpverlening, arbeids- en
scholingsprojecten, begeleid wonen en sociaal-culturele activiteiten. ‘Maar
ieder jaar moeten we weer sappelen,’ aldus Triton-sectormanager hulpverlening
Eddy de Jong. ‘ Eerst kregen we geld voor toeleiding naar de arbeidsmarkt, toen
voor jeugdwerk. Daarna kwam het geld uit een potje voor criminaliteitspreventie
en nu doet de gemeente een beroep op een speciaal fonds in Den Haag. Elke keer
is het weer incidenteel geld, terwijl iedereen toch ziet dat de migratie uit de
Antillen een structureel verschijnsel is.’
Verloedering aanpakken
In Dordrecht zitten 100 van de 3000 Antillianen in Dordrecht fors in de
problemen. Voor hulpverlening aan deze categorie en voor inburgering van de
nieuwkomers (vijfhonderd in 1999) heeft de gemeente Dordrecht de komende drie
jaar uit eigen middelen jaarlijks 3,5 miljoen extra uitgetrokken. ‘Met dat
geld,’ vertelt gebiedsmanager Fred Bergwerff van de Stichting Welzijn Dordrecht,
‘proberen we de verloedering onder Antillianen integraal aan te pakken. De
Sociale Dienst zorgt ervoor dat Antilliaanse nieuwkomers die een uitkering
aanvragen in het project Fundeshi terechtkomen, waar ze naast het reguliere
inburgeringsprogramma ook een scholings- of werktraject aangeboden krijgen. In
de concentratiewijk Oud-Krispijn treedt de politie consequent op tegen
drugshandel en dobbelen op straat. Justitie zit daar binnenkort bovenop in de
vorm van een project Justitie in de Buurt. De woningcorporaties treden actief op
tegen inwoning en huurachterstand. Het welzijnswerk tenslotte zet een
straathoekwerker in voor contacten met de probleemgevallen en een opbouwwerker
die zaakjes voor hen kan regelen.’ Of Dordrecht met haar meerjarige financiering
van deze sluitende aanpak de oplossing heeft gevonden, weet Bergwerff niet. ‘Het
is spannend of het lukt. Dat weten we pas over een paar jaar.’
Miscommunicatie
Antillianen, stelt Stappers, zijn heel andere mensen dan de
autochtonen. ‘We wonen wel allemaal in hetzelfde Koninkrijk met hetzelfde
paspoort en dezelfde nationaliteit, maar de culturele verschillen tussen daar en
hier zijn enorm. En juist die verschillen worden al jarenlang genegeerd,
overigens aan beide kanten. Dat is het probleem’.
Het begint vaak al met de gebrekkige beheersing van het Nederlands door de
meeste Antillianen. Dat leidt in Nederland tot veel miscommunicatie en onbegrip.
Daar komt bij dat de immigrant weinig weet van de Nederlandse samenleving en dus
ook niet weet wat er van hem verwacht wordt. Ook is budgettering een steeds
terugkerend probleem omdat Antillianen niet gewend zijn om hun schulden serieus
te nemen. Zij vinden instanties als de Kredietbank of – als het om
opvoedingsproblemen gaat – de Raad voor de Kinderbescherming keihard en streng
optreden. Van een functionaris verwacht de Antilliaan dat die zijn uitkering of
woning wel zal regelen. Zelf voelt hij zich daarvoor niet verantwoordelijk. En
op ‘Hollandse tijd’ op een afspraak komen is ook niet zijn sterkste kant.
Mentoren
Er gebeurt op de Antillen en in Nederland al het nodige om zulke problemen
te voorkomen of op te lossen. Op Curaçao is in 1997 het Centrum Voorlichting
Antillianen (CVA) opgezet, zodat emigranten niet onvoorbereid hoeven te
vertrekken. Sinds vorig jaar kunnen jongeren tussen 16 en 25 jaar die geen Mavo
4-diploma hebben, op het eiland al een derde deel van hun in Nederland
verplichte inburgeringscursus voor nieuwkomers volgen. Gedurende tweehonderd
uren leert de aspirant-migrant alvast wat Nederlands en enkele sociale
vaardigheden. Hoewel de cursus niet verplicht is, signaleert het Centrum
Voorlichting Antillianen een drastische toename van het aantal belangstellenden.
‘Goed dat het CVA er is,’ meent Stappers, maar het is voor veel mensen
onvoldoende. Het grootste deel van de probleemgroep zit al in Nederland. Zij
betwijfelt of de resterende drop-outs wel voldoende gemotiveerd zijn voor zulke
cursussen.
‘Eigenlijk pleit ik ervoor dat elke Antilliaan die naar Nederland komt,
gedurende twee jaar een mentor krijgt toegewezen. Iemand die hem helpt bij de
inburgering. Iemand die hem erop wijst dat onderhemden goed helpen tegen de kou.
Die hem zegt dat hij geacht wordt om zijn stoepje schoon te houden en kennis te
maken met de buren. Zo’n mentor zou het best een autochtoon kunnen zijn, want
die heeft voor de Antilliaan een originele inbreng. Voor de beursstudenten
bestaat al zo’n mentorsysteem en dat werkt perfect.’
Koninkrijkjes
Ook op Curaçao zou het nodige aan hulpverlening kunnen gebeuren. Stappers
pleit voor de oprichting van algemeen maatschappelijk werk. Enerzijds om te
voorkomen dat mensen geen toekomstverwachting meer hebben en dus wegtrekken,
maar ook om de achterblijvers te helpen. ‘Gezien de problemen daar zijn er
eigenlijk 35 maatschappelijk werkers nodig, één op de 4000. Die zouden zich
vooral moeten bezig houden met psychosociale hulpverlening:
persoonlijkheidsproblemen, identiteitskwesties en gezinsproblemen. Natuurlijk is
er ook behoefte aan materiële hulpverlening, maar dat vereist een goed en
sluitend netwerk. Eigenlijk zouden de sociale instellingen op Curaçao eerst
grondig gereorganiseerd moeten worden. Het zijn nu kleine koninkrijkjes die niet
samenwerken’./Rogier Wiercx