Jeugdigen die gezinsgerichte hulp krijgen, scoren na afloop daarvan iets beter op het algemeen gedragsmatig functioneren. Daarentegen doen jeugdigen die het gangbare hulpaanbod krijgen het iets beter wat betreft internaliserend probleemgedrag (problemen met het ervaren, verwerken of uiten van gevoelens zoals angst, verdriet of boosheid). Dat blijkt uit het proefschrift Ouders betrekken in de residentiële jeugdzorg. Een onderzoek naar inhoud en uitkomsten van contextgerichte hulpverlening van Esther Geurts, die erop promoveert aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.
Kind en ouders
In de residentiële jeugdzorg is de afgelopen decennia een verschuiving op gang gekomen van een kind- naar een gezinsgerichte benadering van de hulpverlening. Gezinsgerichte residentiële hulp richt zich zowel op het kind als de ouders en het gezin. Orthopedagoge Esther Geurts deed onderzoek naar de behaalde hulpverleningsresultaten. Zij is parttime werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut en als gezinshulpverlener bij STEK Jeugdhulp.
Disharmonisch
Geurts voerde het onderzoek uit bij twaalf residentiële groepen in Rotterdam en Midden-Holland. Het betrof residentieel opgenomen jeugdigen (tussen 6-18 jaar) met gedrags- en opvoedingsproblemen. Er waren twee hulpvormen mogelijk: een aantal deelnemers ontving een experimenteel hulpaanbod, genaamd ‘Jeugdzorg in Context’ (JIC). Daarin werd veel aandacht besteed aan het betrekken van ouders en gezin bij de hulpverlening. De andere groep ontving de gangbare zorg. In beide groepen was bij de jeugdigen sprake van disharmonische gezinsverhoudingen, aanzienlijke tot zeer ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen en een beperkt sociaal netwerk.
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.
Bron: Rijksuniversiteit Groningen/Foto: Vierdrie/stock.xchng