Zeker in een maatschappij die veel van mensen vraagt, zijn mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb) kwetsbaar. Voor misbruik, en ook voor middelengebruik en psychische problemen.
Risicofactoren
‘We weten dat bijvoorbeeld een lage opleiding, vroegtijdig schoolverlaten, een laag inkomen en een beperkt sociaal netwerk risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van een verslaving en/of psychische stoornis. En bij mensen met een lvb komen deze factoren meer voor’, zegt Neomi van Duijvenbode, psycholoog en senior onderzoeker bij het Centrum Verslaving en LVB van Tactus Verslavingszorg. ‘Daarnaast zijn er ook risicofactoren die samenhangen met de verstandelijke beperking zelf, zoals gebrekkige oplossingsvaardigheden bij problemen, stress of spanning. Of moeite om oorzaak en gevolg aan elkaar te koppelen en de consequenties van gedrag te overzien. Als je bijvoorbeeld het grieperige gevoel op maandagochtend niet koppelt aan je alcoholgebruik van zondagavond, zal dat dus ook niet remmend werken.’
Forse groep
Aandacht voor mensen met én een licht verstandelijke beperking, én verslavingsproblematiek én psychische problematiek is er nog maar sinds een aantal jaar, weet Van Duijvenbode. Toch gaat het niet om een kleine groep. Integendeel. ‘Naar schatting heeft zo’n dertig tot veertig procent van de cliënten in de ggz en de verslavingszorg een licht verstandelijke beperking. Dan heb je het dus over een forse groep.’ Ze verwacht bovendien dat de groep mensen met triple problematiek de komende jaren alleen maar zal groeien als gevolg van ambulantisering van de ggz en de participatiesamenleving ‘die veel van mensen vraagt.’
Blinde vlekken
Dat er toch maar weinig aandacht voor deze groep is, heeft volgens Van Duijvenbode veel te maken met de opdeling van de zorg in verschillende expertises: ggz, verstandelijk gehandicaptenzorg en verslavingszorg met elk ook hun eigen bril en eigen blinde vlekken waardoor problemen niet altijd worden (h)erkend. Van Duijvenbode geef het voorbeeld van iemand die niet op komt dagen op zijn afspraak. Vanuit een ggz- of verslavingsbril zie je wellicht een gebrek aan interesse of motivatie, maar een hulpverlener die kijkt met een lvb-bril ziet wellicht dat iemand het (te) spannend vindt om in zijn eentje naar een afspraak te komen. ‘Of misschien iemand die niet kan lezen of klokkijken, of niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen.’
Lastig
Het gevolg van zo’n beperkte blik is niet alleen dat problemen over het hoofd worden gezien of verkeerd worden geïnterpreteerd, maar ook dat mensen met triple problematiek het risico lopen tussen wal en schip terecht te komen. ‘Het is ook een lastige doelgroep’, zegt Van Duijvenbode. ‘En heel divers. Het gaat van een jongere met een psychose in een beschermde woonvorm die cannabis gebruikt, tot een dakloze die verslaafd is aan heroïne, tot iemand met een zware depressie en fors alcoholgebruik in een 24-uursinstelling. En vaak spelen ook nog sociaal-maatschappelijke problemen als schulden, dak- en thuisloosheid, contacten met politie en justitie. Wat pak je dan als eerste aan? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven.’ Maar een advies heeft ze wel: ‘Zet eens een andere bril op. Oftewel: probeer een bredere, en meer onderzoekende, blik, te ontwikkelen. Daar kan je jezelf in trainen en (bij)scholen.’
Geruststellend
Inmiddels zijn er volgens Van Duijvenbode genoeg ‘bouwstenen’ om mee aan de slag te gaan. ‘Zowel vanuit de wetenschap als vanuit de praktijk is er de afgelopen jaren veel over geschreven en ontwikkeld, zoals behandelmethodieken en cursussen. We zijn de fase van de kinderschoenen echt voorbij.’ Van Duijvenbode schreef zelf, samen met Joanneke van der Nagel en Robert Didden, het Praktijkboek triple problematiek dat achtergrondinformatie, tips en handvatten bevat voor de begeleiding en behandeling van mensen met triple problematiek. Haar boodschap is een geruststellende: ‘Het is minder spannend of moeilijk dan veel hulpverleners denken. Het vraagt wat zoeken en wat aanpassingen om aan te sluiten bij wat een cliënt (aan)kan, maar jullie kunnen dit.’
Alle hokjes
En haar belangrijkste boodschap is: je hoeft het niet alleen te doen. ‘Maak gebruik van elkaars expertise. Nu worden deze mensen nog vaak als een hete aardappel doorgeschoven vanuit de gedachte: “hij/zij past niet bij ons”, of “dit kunnen we niet.” Maar deze mensen passen in alle hokjes, dus we zullen het samen moeten doen, het is een gedeelde verantwoordelijkheid.’ Een mooi voorbeeld hiervan vindt Van Duijvenbode de FACT-methodiek, waarbij begeleiding en behandeling in multidisciplinaire teams wordt vormgegeven en er sectoroverstijgend wordt gewerkt. ‘Ze behandelen mensen integraal met gebruikmaking van elkaars kennis en ervaring. Dat is wat nodig is bij triple problematiek.’