Michiel Mulder (25) is een van de mentoren die zich heeft aangemeld voor het project Goal! De laatstejaars student Economie en beleidsmedewerker voor de PvdA in de Tweede Kamer komt over als een zelfverzekerde jongeman die zijn zaakjes goed voor elkaar heeft. Een positief rolmodel dus. ‘Ik ben zelf de jongste thuis van drie broers,’ begint Mulder. ‘En ik heb altijd heel veel aan mijn oudere broers gehad. Het leek me daarom leuk om zelf ook eens de grotere “broer” van iemand te zijn.’ Het persoonlijke contact en de concrete inhoud van Goal! spreken Mulder aan. Hij ziet het project ook als een welkome afwisseling naast zijn studie.
Al bij de eerste ontmoeting tussen Michiel en Abdoe, ‘zijn jongere’, klikte het. Hij heeft Abdoe leren kennen als ‘een toffe kerel die heel sociaal is’. Vandaar dat hij de benaming risicojongere ook veel te negatief vindt. Dat ze daarnaast in leeftijd niet zoveel schelen – Abdoe is negentien – ziet hij niet als een probleem. ‘Als je achttien, negentien jaar bent, sta je voor heel andere keuzes. Moet ik links of juist rechts afslaan, een opleiding volgen of gaan werken. Dat heb ik allemaal al achter de rug.’
Mulder ziet zichzelf zeker niet als hulpverlener. Hij is tenslotte geen professional, maar een vrijwilliger die graag een steentje bij wil dragen. De ervaring leert hem dat je op deze manier wel degelijk kunt voorkomen dat iemand stopt met school of zijn baan kwijt raakt.
Compassie
‘Je kunt de mentoren niet koppelen aan jongeren met een zware problematiek,’ zegt Arnaud Brix, beleidsmedewerker bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam. ‘Daar schiet geen van beiden iets mee op. Een mentor is nu eenmaal een vrijwilliger en geen professionele hulpverlener.’
Naast Goal! loopt bij DMO nog een aantal andere projecten binnen het beleidsprogramma Bijzondere Trajecten Risicojongeren 2003-2004. Maar geen van die projecten heeft zo’n prestigieuze doelstelling: vierhonderd risicojongeren koppelen aan even zovele mentoren. Het gaat dus om een lichtere doelgroep binnen de risicojongeren. Veelal zijn het jonge mensen die nog wel op school zitten of een baantje hebben, maar daarbij tegen problemen aanlopen. Ze hebben bijvoorbeeld moeite met gezag of komen regelmatig te laat. Arnaud Brix is er daar eenduidig over: ‘Voor risicojongeren met zwaardere problemen zijn er andere opvangmogelijkheden.’
Vangnet Risicojongeren is een goed voorbeeld in de opvang van ‘zwaardere’ risicojongeren. Het probeert jongeren op te sporen in de leeftijd van vijftien tot en met drieëntwintig jaar, die zich niet melden bij bestaande instellingen. Als ze eenmaal gevonden zijn, bekijkt Vangnet welk vervolgtraject het meest geschikt voor hen is. Doel is de jongeren terug te krijgen op school of aan het werk. Omdat het vooral een lokale aangelegenheid is, is de regie in handen van de stadsdelen. Daarnaast is er een aantal kleinere projecten dat zich bezighoudt met de begeleiding van heel specifieke risicojongeren. Zo is er een opvangtraject voor tienermoeders en een project dat zich bekommert om de zorg voor dak- en thuisloze jongeren. Dat de gemeente haar pijlen richt op bovengenoemde leeftijdsgroep geeft nogal eens aanleiding tot kritiek van buitenaf. De doelgroep zou te oud zijn. Om op latere leeftijd uitval te voorkomen, zo luidt het advies, moet je al bij elf- tot twaalfjarigen beginnen.
Wat Goal! betreft is er de hoop dat de deelnemende jongeren een betere binding krijgen met school of werk door het contact met een positief rolmodel. Daartoe besteedt DMO de projectleiding uit aan het adviesbureau Radar dat eerst een campagne startte om vrijwilligers te werven voor een mentorschap. Binnen korte tijd kwamen meer dan vierhonderd aanmeldingen binnen. Arnaud Brix ziet die kant van het project als een groot succes. ‘Anders vertaald kun je ook zeggen dat de Amsterdammer nog heel veel op heeft met de stad en haar jongeren. Al die mensen hebben zich blijkbaar aangesproken gevoeld door het eenvoudige, het een op een met de jongere om de tafel zitten om zo samen vast te stellen wat je wilt bereiken.’
Stagnerende instroom
‘Talent kan een coach gebruiken. Van der Vaart heeft Koeman. JK heeft de Idolsjury. En jij hebt je mentor.’ De teksten op de folders voor het promotiemateriaal spelen in op de tijdgeest. Adviesbureau Radar heeft, zegt projectleider Omar Ramadan, nog nooit mentorprojecten op zo’n grote schaal begeleid. Ramadan stelt dat het bij Goal! niet alleen maar om allochtone jongeren gaat. In Amsterdam koos de gemeente voor een gemixte aanpak: geen onderscheid in afkomst en leeftijd. Dat schijnt te werken, want mentoren meldden zich massaal aan. ‘Om zo’n project te laten slagen, moet je de mentoren ook iets kunnen bieden. Wij geven ze een tweedaagse cursus waarin ze leren hoe ze met deze groep jongeren om moeten gaan. Verder krijgen ze gedurende het traject goede begeleiding.’
Mentoren en jongeren mogen dan vrijwillig deelnemen aan Goal!, ze gaan wel een overeenkomst aan voor de periode van een jaar. Radar besteedt daarom veel aandacht aan het “matchen” van de kandidaten: wie past het beste bij wie? Ramadan: ‘We trekken veel tijd uit om te kijken of de profielen van mentor en jongere wel bij elkaar passen. Daarna volgt een eerste gesprek tussen hen. Als het klikt tussen beide partijen kiezen ze samen hun doelen uit en kan alles van start gaan.’
Om jongeren te motiveren mee te doen heeft Radar dertig instellingen benaderd op het gebied van onderwijs, arbeidstoeleiding, welzijn en jeugdzorg. Deze partijen tekenen een contract met de gemeente. In ruil daarvoor krijgen ze geld om mentorbegeleiders uit hun eigen organisatie aan te stellen. Die professionals moeten jongeren binnen de eigen instelling werven en de mentoren met raad en daad terzijde staan.
Nu dreigt echter een probleem: de instroom van jongeren komt gestaag op gang, maar blijft achter bij de snelle aanmelding van de mentoren. Tot nu toe hebben zich pas 136 risicojongeren aangemeld. Arnaud Brix wil niet te voorbarig zijn: de jongeren kunnen tenslotte nog tot eind december instromen, maar de tijd begint te dringen. Hij heeft wel een verklaring voor het feit dat de aanmelding van jongeren minder soepel verloopt. Het probleem ontstaat bij enkele instellingen. ‘De jongeren moeten voldoen aan het profiel van risicojongere. Vervolgens wordt daarmee op maat geworven. Dat vergt veel tijd. Omdat het zoveel tijd kost, zal een aantal instellingen er hard aan moeten trekken. En daartoe zullen wij ze aansporen.’ En mocht het nu niet lukken voor eind december? Na enige aarzeling zegt Brix: ‘Dat doet natuurlijk afbreuk aan ons project. Lukt het niet, dan moet DMO zich beraden op een andere manier jongeren in te laten stromen. Maar zover is het nog niet.’
De naam van Abdoe is om redenen van privacy gefingeerd./Hans Sprakel