Laura Meilink komt de kamer van mevrouw Van Hooff
binnen met een cadeautje en een kaart. ‘Voor haar verjaardag,’ zegt Meilink.
‘Dan kan ze ook iets boven haar bed hangen.’ De muur achter het verpleeghuisbed
is inderdaad erg kaal, in vergelijking met die van de drie kamergenoten. Mevrouw
Van Hooff is heel blij een bezoeker te zien, ook al herkent ze haar mentor niet.
‘O, wat leuk. Ben ik jarig?’
Laura Meilink-Hoedemaker is mentor van de dementerende mevrouw Van Hooff.
De mentor behartigt de persoonlijke belangen van zijn of haar cliënt, die
daartoe door lichamelijke- of psychische gebreken zelf niet meer in staat is.
Meestal gaat het om ouderen die dement zijn of door een hersenbloeding zijn
getroffen en geen naaste familie meer hebben.
Persoonlijke belangen
Het is moeilijk demente bejaarden een stem te geven in het zorgproces.
Beslissingen die genomen moeten worden – bijvoorbeeld over de behandeling –
komen terecht bij de betrokken hulpverleners. In zo’n geval is het, ook voor de
hulpverleners, prettig en noodzakelijk om een formeel aanspreekpunt te hebben.
Immers, het is niet wenselijk dat beslissingen over het zorgaanbod genomen
worden door mensen die de zorg ook uitvoeren.
Ook over de verzorging en het verdere leven van de oudere moeten veel
beslissingen genomen worden. Bijvoorbeeld over het zorgplan, over behandeling en
begeleiding, maar ook over zaken rondom de dood. Een mentor kan namens de
wilsonbekwame oudere het woord voeren over alle niet-materiële zaken. Voor de
financiën wordt een aparte bewindvoerder aangesteld. Vanwege de beslissingen die
zij in de persoonlijke levenssfeer van hun cliënten moeten nemen, worden zij via
door de kantonrechter benoemd.
De centrale cliëntenraad van de Stichting De Stromen – de koepelorganisatie
voor verpleging en verzorging in Rotterdam – heeft ruim een jaar geleden het
initiatief genomen om de Stichting Mentorschap op te richten met als doel een
groep vrijwilligers te vormen die mentor wil worden. In 1998 bleek bij de
evaluatie van de wet Mentorschap (1995) dat er veel te weinig mentoren voor
demente ouderen zijn en dat het mentorschap nauwelijks bekend is bij het publiek
en de instellingen. ‘Veel mensen in verpleeg- en verzorgingshuizen kunnen hun
persoonlijke belangen niet meer behartigen,’ legt Ines van Es uit. Zij is
coördinator van de Rotterdamse stichting Mentorschap. ‘Ze hebben geen familie
meer. Of de familieleden kunnen of willen niet als verantwoordelijke optreden.
Hulpverleners hebben dan geen aanspreekpunt om te overleggen met iemand die
vanuit het standpunt van de bewoner spreekt.’
De onafhankelijke Stichting Mentorschap heeft tot maart 2003 subsidie van
het ministerie van Volksgezondheid. Dan wordt het project geëvalueerd en wordt
bekeken of het in het hele land ingevoerd kan worden. In Rotterdam en omstreken
werft de stichting vrijwilligers en leidt hen op tot mentor. In een cursus van
zes dagdelen worden de vrijwilligers bekend gemaakt met hun taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden als mentor. Achtentwintig mentoren zijn
inmiddels opgeleid, van wie er vijftien in een verpleeghuis werken.
Zielenroerselen
Laura Meilink-Hoedemaker, 62 jaar, is mentor geworden omdat ze na haar
pensioen eigen bezigheden op wilde bouwen. Ze is cardioloog van beroep. ’Ik
dacht: “waar ligt nou mijn kracht?” In de zorg, dus daar moet ik mee verder. Ik
ben goed in medische zaken en organisatie. Ik zag een advertentie in een
huis-aan-huis blad en heb me opgegeven. Het is leuker, maar ook intensiever dan
ik dacht. Je moet toch wel elke week langs voor een bezoekje en je moet ook in
het contact met de cliënt investeren. Maar dat maakt het ook boeiend.’
Het is Meilinks taak om als vertegenwoordiger van mevrouw Van Hooff op te
treden. Bijvoorbeeld bij de halfjaarlijkse evaluatie van het zorgplan, als het
zorgteam overlegt over de verdere zorg voor de cliënt. Laura Meilink is daar
bij. Zij ziet toe of de verzorging en de behandeling van mevrouw Van Hooff goed
verloopt en kaart namens de cliënt zaken aan bij de hulpverleners. ‘Mevrouw zit
heel slecht in haar rolstoel, ze hangt. Ik heb de arts en de fysiotherapeut
daarover aangesproken. Ze gaan kijken wat er met de heup aan de hand is.’
De mentor neemt dus beslissingen voor de bewoner. Maar hoe kan mevrouw
Meilink weten wat een voor haar totaal onbekende vrouw zou willen? Bijvoorbeeld
over hoe ze begraven zou willen worden? ‘Dat is heel moeilijk, ja,’ erkent Laura
Meilink. ‘Is ze gelovig? Wil ze beademd worden als ze ernstig ziek wordt? Er is
geen familie meer waar ik dat allemaal aan kan vragen. De hulpverleners weten
wel veel van de achtergrond van mevrouw Van Hooff, maar niet van de diepere
zielenroerselen van mevrouw. Wellicht kan ik veel aanwijzingen uit het fotoboek
halen, door samen met haar de foto’s te bespreken die haar dierbaar zijn.
Er zijn nog andere moeilijke situaties denkbaar waarin een mentor voor zijn
of haar cliënt een plaatsvervangende stem heeft. Wat te denken van de
omstandigheden rond het levenseinde. ‘Euthanasie, palliatieve zorg, over deze
onderwerpen spreek ik met de mensen van het verpleeghuis. Is er een
wilsverklaring of een donatieverklaring? Huid en hoornvlies zijn tot op hoge
leeftijd bruikbaar. Over dat soort dingen moet ik namens mevrouw Van Hooff
nadenken en beslissingen nemen. Ik moet in kaart brengen hoe de bejaarde erover
zou denken. Dat geldt ook voor de uitvaart. Ik wil proberen te achterhalen hoe
haar man begraven is. Dat heeft zij zelf geregeld, dus daaruit kan je ook
opmaken wat haar eigen wensen zijn. De laatste verzorging van haar man is een
uiting van haar manier hoe daarmee om te gaan.’
Natuurlijk spelen eigen normen mee in het nemen van beslissingen, erkent
mevrouw Meilink. ‘Ik probeer ook mijn grenzen te verkennen. Ik vind bijvoorbeeld
niet dat je iemand via een neussonde moet bijvoeren als diegene niet wil eten
als gevolg van dementie. Maar ook over vragen als: hoe lang moet je iemand in
leven houden in een medisch uitzichtloze situatie? Ik zou er zelf moeite mee
hebben als mensen bijgevoerd moeten worden via een neussonde terwijl hun
gezondheid steeds verder achteruit gaat. Ik ben niet bang daarmee geconfronteerd
te worden. Ik heb vijfendertig jaar in een ziekenhuis gewerkt.’
Opname voorkomen
Stichting Mentorschap is de enige proeftuin van het ministerie van VWS voor
het vrijwillige mentorschap. Er zijn ook particulieren en bureaus die zich laten
inhuren als mentor voor wilsonbekwame ouderen. Verder leidt de Alzheimer
Stichting mentoren op. Tilburg kent sinds kort de dementieconsulent. Die geeft
ondersteuning en begeleiding aan de demente oudere die nog thuis woont, maar ook
aan de mantelzorger. Hij of zij fungeert tijdens het zorgproces in de
thuissituatie als vertrouwenspersoon, adviseur en belangenbehartiger voor de
cliënt én voor de mantelzorger. De begeleiding begint idealiter aan het begin
van het dementeringsproces en eindigt bij opname in bijvoorbeeld een
verpleeghuis. Een belangrijk doel van het werken met een dementieconsulent is
vroegtijdige en onnodige opname van demente ouderen te voorkomen. In het
driejarige project wordt samengewerkt door de gemeente Tilburg, het Zorgkantoor
en het Zorgcentrum Tilburg Zuid, dat als werkgever voor de dementieconsulenten
optreedt.
Inmiddels wordt mevrouw Van Hooff geruisloos door de afdelingshulp naar de
koffietafel geschoven. Het is elf uur en ze is net aangekleed en opgefrist.
‘Klaar voor een kopje koffie?’ Daar heeft mevrouw Van Hooff wel zin in. Ze
begint weer te babbelen, terwijl haar ontbijt – een wit boterhammetje met een
plakje kaas, in zes stukjes gesneden – voor haar wordt neergezet. Laura Meilink
kijkt naar de rolstoel. ‘Zit u wel lekker?’ ‘Kijk, ze hangt te veel
onderuit.’
Belangrijk is dat haar cliënt zich goed voelt, vindt Meilink. ‘Mijn doel is
dat mevrouw Van Hooff een prettig leven heeft. Ik vind het een uitdaging om
samen met de mensen in het verpleeghuis te proberen dat ze weer in een gewone
stoel kan zitten, misschien wel weer een stukje kan lopen.’/Carolien
Stam