De tweejarige Laxmiya kruipt snel bij haar Sri Lankaanse moeder op schoot en draait haar gezichtje weg als het bezoek dichterbij komt. ‘Ze is net uit haar middagslaapje’, verklaart de moeder in gebrekkig Nederlands de terughoudendheid van haar dochtertje. Kindertaalcoach Nelly Teunissen-Kramer (61) zit naast haar op de leren hoekbank. Ze probeert het meisje af te leiden met een grote lichtblauwe bal. Vooralsnog kiest Laxmiya voor de meest veilige plek: de moederschoot.
Teunissen-Kramer komt sinds april vorig jaar elke week anderhalf uur bij het Sri Lankaanse gezin om het meisje Nederlands te leren. ‘Wat doen we allemaal samen?’, vraagt ze aan Laxmiya, die zich nog steeds stevig aan haar moeder vastklampt. Laxmiya antwoordt niet en wendt zich schuchter af. ‘We benoemen zo veel mogelijk wat ze ziet, hoort en voelt’, vervolgt Teunissen-Kramer. ‘De kleuren, de vorm, de grootte van dingen. Beeldboekjes, de bal en liedjes zingen zijn favoriet bij Laxmiya. Met mooi weer gaan we lekker naar buiten, naar de speeltuin of boodschappen doen.’
Prikkels
Voordoen en samendoen zijn belangrijk bij taalontwikkeling. In sommige culturen is het niet gebruikelijk om activiteiten te ondernemen met het kind, vertelt Patty Polman-Jansen, coördinator van de kindertaalcoaches in Winterswijk. ‘Dat is een eyeopener voor de ouders: naar buiten gaan en leuke dingen ondernemen, zodat je kind voldoende prikkels krijgt om te leren.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 3, maart 2011.