De gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het begeleiden van mensen met
hoge schulden, krijgen 21 miljoen extra. De rest van het geld gaat naar
voorlichting en initiatieven om de samenwerking tussen betrokken organisaties te
verbeteren.
KeurmerkMensen eindigen volgens Van Hoof namelijk vaak
in de rode cijfers door een combinatie van factoren, zoals werkloosheid, een
scheiding en een dure hypotheek. Met het extra geld wil hij de samenwerking
tussen gemeenten en geldverstrekkers maar ook woningcorporaties en
energiebedrijven verbeteren. Op die manier moeten schuldenaars beter de weg naar
de hulpverlening vinden. ‘Door bureaucratie krijgen mensen niet altijd de hulp
die zij nodig hebben’, aldus de staatssecretaris. Hij wil daarnaast een soort
keurmerk in het leven roepen voor organisaties die mensen met hoge schulden
helpen.
OpeenstapelingVerder doet Van Hoof een appel op
geldverstrekkers en (thuis)winkels waar je op krediet kunt kopen. Voordat deze
bedrijven mensen iets aanbieden, moeten zij beter nagaan of de klant schulden
heeft. Een opeenstapeling van schulden wordt daarmee vermeden.
Sommige mensen komen in de problemen omdat zij bij werkloosheid te lang op
hun uitkering moeten wachten. Van Hoof gaat daarom de maximale termijn
waarbinnen gemeenten moeten beslissen of iemand bijstand krijgt, terugbrengen
van acht naar vier weken. Overschrijden steden die termijn, dan moeten zij een
voorschot uitbetalen.
NVVK blijDe Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet
(NVVK), waarbij onder andere de gemeentelijke kredietbanken zijn aangesloten, is
te spreken over het initiatief van Van Hoof. ‘Wij zijn heel blij dat het
ministerie eindelijk zijn coördinerende rol oppakt’, aldus NVVK-voorzitter Ger
Jaarsma. De NVVK schat dat er op dit moment ongeveer 100.000 mensen
intensief worden begeleid. Zij hebben een gemiddelde schuld van 16.000 euro.
Deze schuldenaren moeten in drie jaar tijd zoveel mogelijk afbetalen. De
overgebleven schuld wordt daarna kwijtgescholden mits de schuldeisers daarmee
akkoord gaan.