Prinsjesdag is niet alleen de dag dat de verschillende ministeries hun begrotingen voor het komende jaar presenteren. Het is tevens de dag van de nieuwe slogans die duidelijk moeten maken wat de burger het komend jaar op de verschillende beleidsterreinen kan verwachten.
‘Een gezonde toekomst,’ zo luidt de slogan van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2006. Het kabinet is er volgens deze begroting in geslaagd de zorguitgaven te beheersen, waardoor de groei van de premies getemperd zijn. Bedroeg de groei van de zorguitgaven tussen 1999 en 2003 nog gemiddeld 5,1 procent per jaar, nu is die teruggebracht tot 1,7 procent. Was dit niet gebeurd, dan zou de burger volgens minister Hans Hoogervorst gemiddeld 552 euro per jaar meer kwijt zijn geweest aan zorglasten dan nu het geval is. Het nieuwe zorgstelsel dat volgend jaar in werking treedt, moet de (financiële) gevolgen van de vergrijzing en de stijging van chronische aandoeningen en welvaartsziekten opvangen en de zorgconsument een sterkere positie geven. Die sterkere positie moet voornamelijk worden bereikt door de consument meer keuze te bieden in zorgverzekeringen en aanvullende pakketten. Ook het kostenbewustzijn van de burger moet worden versterkt. Dat gebeurt met name door ‘prikkels’ als eigen bijdrage regelingen en no-claimkortingen.
Met de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet verdwijnt het verschil tussen het ziekenfonds en particuliere ziektekostenverzekeringen. Iedereen gaat jaarlijks zo’n 1100 euro premie betalen. Sommige groepen, zoals alleenstaande ouderen met AOW en een klein aanvullend pensioen, bijstandsgerechtigden en alleenstaanden, worden daardoor met een fors hogere premie geconfronteerd. Zij krijgen echter ter compensatie maandelijks een zorgtoeslag, waardoor zij er netto niet op achteruit gaan.
Idiote verhalen
Maatschappelijke organisaties van zeer verschillende pluimage, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Divosa, de vereniging van directeuren van sociale diensten, waarschuwen ervoor dat mensen met een minimuminkomen wel eens fors in de problemen kunnen komen. Veel van hen zullen er volgens deze belangenorganisaties niet in slagen de zorgtoeslag die zij maandelijks krijgen te reserveren voor de betaling van hun zorgpremie. Minister Hoogervorst van VWS neemt dit risico echter allerminst serieus. Hoogervorst: ‘Ik geloof niet in die idiote verhalen dat mensen van hun zorgtoeslag bankstellen en breedbeeldtelevisies gaan kopen. Het is maar honderd euro in de maand. Daar koop je geen bankstel van.’
Dat mensen dermate in de schulden zitten dat ook een bedrag van honderd euro in de maand moeilijk te reserveren is, wil er bij de minister niet in. ‘Ik ben er niet bang voor dat de zorgtoeslag opgaat aan patat met mayonaise. Als dat zo zou zijn, zouden mensen met huursubsidie ook massaal dakloos worden, want die wordt op dezelfde manier verstrekt. En dat is niet het geval.’
Daarmee spreekt de minister niet het evangelie. Want uit cijfers die de brancheorganisatie van woningcorporaties Aedes eind augustus presenteerde, bleek dat het aantal gedwongen huisuitzettingen in 2003 met maar liefst achttien procent is gestegen. Zowel Aedes als incassobureau Interim Justitia constateren juist dat mensen er steeds meer moeite mee hebben hun financiën te beheren en verzuimen geld te reserveren voor noodzakelijke betalingen.
Het jaar 2006 moet ook het jaar worden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze wet moet er zorg voor dragen dat de maatschappelijke ondersteuning dichter bij de burger komt te staan. Daartoe worden tal van welzijnstaken uit de AWBZ overgeheveld naar de gemeenten. Het wetsvoorstel wordt dit najaar in de Tweede Kamer behandeld.
Bij de presentatie van de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport veegde staatssecretaris Clémence Ross de kritiek van de Raad voor Financiële verhoudingen van tafel. Die raad wees er onlangs op dat gemeenten nauwelijks een goed beeld kunnen krijgen van de kosten die de nieuwe taken met zich meebrengen. ‘Achterhaald,’ verklaarde de staatssecretaris. Half september heeft ze immers ‘uitstekende afspraken’ gemaakt met de VNG over de financiering van de WMO.
Vreemd genoeg is de VNG die mening niet toegedaan. De vereniging was tot nu toe één van de grote criticasters van de wet, juist vanwege de financiële risico’s voor gemeenten. Weliswaar is er een gesprek geweest met een regeringsdelegatie over een verdeelmodel voor de WMO, maar hoe dat model voor de verschillende gemeenten precies gaat uitpakken, daarover ontbreken de uitkomsten nog. En voor dat die er zijn, wil de VNG nog geen oordeel over de verdeling van gelden geven.
Ook organisaties van gehandicapten en ouderen zijn nog lang niet overtuigd van de heilzame werking van de WMO. Het kabinet gaat volgens de belangenorganisaties te veel uit van de kritische, zelfredzame en mondige consument, zowel bij de nieuwe zorgverzekering als bij ondersteunende diensten op grond van de WMO. Maar niet iedereen voldoet aan dit beeld. De belangenorganisaties zijn er bang voor dat hun achterban straks niet langer automatisch aanspraak kan maken op zorgdiensten en op een persoonsgebonden budget, maar afhankelijk zal zijn van de goodwill en het beschikbare budget van gemeenten.
Bijkomend probleem is dat de WMO een stevig beroep doet op de veronderstelde civil society, zonder dat duidelijk is of het sociaal gehalte van de samenleving voldoende aanwezig is om de haar toebedeelde taken op zich te nemen. Voor het stimuleren van die sociale betrokkenheid is het welzijnswerk nodig. Desondanks is er in 2004 en 2005 twintig procent op het welzijnswerk bezuinigd. ‘Het rijk moet zorgen voor voldoende middelen voor de uitvoering van de WMO, financiële ruimte voor vernieuwende initiatieven en dient gemeenten aan te spreken wanneer zij bezuinigen op het welzijnswerk,’ stelt de MOgroep, de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Volgens deze brancheorganisatie heeft het kabinet te weinig oog voor de meest kwetsbare groepen in de samenleving.
Participatiebanen
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bedient zich dit jaar van verschillende slogans. ‘Werk in uitvoering,’ is er een van. De andere luidden ‘Naar een solide en solidaire samenleving’ en ‘Een nieuw evenwicht tussen arbeidsmarkt en sociale zekerheid’. De eerste oneliner heeft betrekking op het feit dat verschillende hervormingsplannen, die het afgelopen jaar zijn aangekondigd, nu worden uitgevoerd. Daarbij gaat het om de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) als opvolger van de WAO, de afschaffing van de belastingvoordelen voor VUT en prepensioen en de invoering van de levensloopregeling. Verdere plannen van dit ministerie behelzen onder meer de modernisering van de sociale werkvoorziening en het stimuleren van regionale samenwerking om vijftienduizend leer-werkbanen te creëren. Ook gaat het kabinet de koppeling tussen lonen en uitkeringen herstellen en wordt de bevriezing van de lonen in de collectieve sector beëindigd.
Het ministerie van Sociale Zaken gaat ook sterk inzetten op arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Staatssecretaris Van Hoof vindt dat ‘alle sluiproutes om niet meer te werken tot je 65ste moeten worden afgesneden’. Aanpassing van de AOW-leeftijd is volgens hem voorlopig niet aan de orde. ‘De gemiddelde pensioenleeftijd is nu 61. Die moet eerst naar 65. Daar gaan we eerst aan werken voordat we het over een aanpassing van de AOW-leeftijd gaan hebben.’
Als instrument om langdurig werklozen naar de arbeidsmarkt te leiden, komt het ministerie van Sociale Zaken met de zogenaamde ‘Participatiebanen’. ‘Geen Melkertbanen,’ benadrukt Van Hoof. ‘Daar kwamen mensen in terecht, maar er nooit meer uit. Dat is hier niet aan de orde. Het doel van participatiebanen is dat mensen werken met behoud van uitkering, met het oog op reïntegratie naar regulier werk.’
Hoe de staatssecretaris dat gaat bewerkstelligen, is vooralsnog niet duidelijk. Want ook bij de invoering van de banenpool, de Melkertbanen en de ID-banen werd stellig beweerd dat deze gesubsidieerde arbeidsplaatsen geen eindstation mochten zijn, maar gericht moesten zijn op reïntegratie. Maar de werkelijkheid bleek weerbarstiger dan de theorie./Eric de Kluis