Door Alexandra Sweers – van ’t Veer, promovendus bij de afdeling huisartsgeneeskunde van het VUmc deed onderzoek onder 170 ouderen met milde somberheids- of angstklachten. De helft van deze groep deed mee aan het preventieprogramma. Na een jaar bleek dat bij 24 procent van de ouderen die niet het programma volgde, de milde problemen ontspoorden tot een stoornis. Bij de groep die wel het programma volgde, was dat 12 procent.
Onafhankelijkheid
De aanleiding voor het onderzoek is dat de huidige zorg voor mensen met deze klachten nog niet zo effectief is als we zouden willen, stelt de onderzoekster. ‘Somberheid en angsten komen relatief veel voor bij ouderen, die gegevens rollen gestaag binnen en dat noopt tot nadenken. Het blijkt dat milde klachten bij deze groep kunnen uitgroeien tot volwaardige stoornissen. De signalen komen vooral vanuit de thuiszorg. Daarom hebben we samengewerkt met de thuiszorg in West-Friesland.’
Het antwoord op de vraag waarom 75-plussers vaak somber en angstig zijn, is niet eenduidig, zegt Van ’t Veer. ‘Voor hen gelden verschillende risicofactoren die met ‘verlies’ te maken hebben. Het verlies van geliefden, het actieve leven, de afname van onafhankelijkheid, niet meer thuis kunnen wonen of niet meer auto kunnen rijden. Daar worden mensen niet blij van.’ Angsten die veel voorkomen zijn straatvrees, niet met veel mensen in een ruimte durven zijn en de angst om te vallen, aldus de promovendus.
Kast
Het preventieprogramma biedt stapsgewijs hulp aan door middel van trajecten die gemiddeld drie maanden duren. Wanneer de klachten na ieder traject niet afnemen, stromen de ouderen door naar de volgende fase. ‘Op deze manier wordt niet meteen alles uit de kast getrokken, is de behandeling goedkoper en krijgt de oudere de hulp die hij of zij nodig heeft.’
In het eerste traject van het programma worden de klachten aangehoord, maar wordt er niets gedaan. Van ’t Veer: ‘Vaak blijkt dat klachten na een paar maanden vanzelf overgaan. De ouderen krijgen wel enkele tips mee, maar in de eerste fase is het nog even aanzien.’ Wanneer de klachten niet over gaan, volgt een zelfhulpcursus met begeleiding, eenvoudige gesprekstherapie bij een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en als laatste fase een verwijzing naar de huisarts voor medicatie.
Nuttig
De zelfhulpcursus, of de zogenaamde bibliotherapie, bestaat uit een boekwerk met uitleg over angsten en depressiviteit en oefeningen. ‘Dit boek bleek tijdens het onderzoek al nuttig. Er staat bijvoorbeeld een hoofdstuk in over hoe je assertiever kunt zijn. Een dame liet weten dat ze dit al jaren eerder had moeten doen en dat ze enorm was veranderd door de oefeningen. Een ander voorbeeld is de dagboekoefening. Die helpt ouderen inzien dat het leven niet alleen somber en grijs is. Zij kunnen dan teruglezen dat in die week ook leuke dingen zijn gebeurd. Bij behoorlijk wat mensen werd de problematiek in deze fase minder en was er geen behoefte om het volgende traject in te gaan.’
Laagdrempelig
Het programma kan in principe morgen al gebruikt worden, zegt de promovendus. ‘Het werkt en hiermee kunnen we grote problemen buiten de deur houden met behulp van simpele middelen.’ Vooral de groep ouderen die thuiszorg krijgen, hebben baat bij dit programma, stelt van ’t Veer. De tweede fase, waarbij het boek gebruikt wordt, is naast laagdrempelig voor de oudere ook laagdrempelig voor de thuiszorg. ‘Verzorgenden kunnen cliënten eenvoudig aansporen bij het lezen en het doen van de oefeningen en een oogje in het zeil houden.’
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich