‘Stomdronken, met twee koffers in de hand stond ik
op het station Rotterdam. Op weg naar de stadsgevangenis in Hoogvliet. Ik wist
niet meer waar ik naar toe moest. Ik had voorarrest, lag in scheiding, dakloos,
geen inkomen en een alcoholprobleem. Ik viel en werd in het ziekenhuis wakker.
Daar vertelde een andere patiënt toevallig, onder het roken, over het nieuwe
Exodushuis. Ik heb het via internet opgezocht en gebeld. Mijn redding. Door een
incident vanwege huwelijksproblemen kom je met justitie in aanraking. Ik wist
niks van wat dat betekent voor je verdere leven, ik werd van het kastje naar de
muur gestuurd. Wist je dat je jezelf acht jaar niet meer tegen wettelijke
aansprakelijkheid kunt verzekeren als je in detentie hebt gezeten? Ze leren je
hier een aantal handvaten om je heen te bouwen. Als het ene wegvalt, kan je het
andere vastgrijpen. Kijk, niemand zit hier om z’n zweetvoeten. Maar iedereen
heeft behoefte aan begeleiding, bijvoorbeeld bij het zoeken naar een huis, of
naar werk. Zo’n sollicitatiebrief schrijven, dat is niet gemakkelijk. Ik zit nu
ook vier keer in de week in therapie. Ik wil aan mezelf werken, een woning
vinden en weer als kok in een restaurant werken.’
(André, 31 jaar, woont twee weken in het Exodushuis in Rotterdam)
Positief gedrag
Veertien bewoners kunnen terecht in het voormalige hotel ‘Het Posthuis’ in
hartje Rotterdam. Er wonen momenteel acht ex-gedetineerden, vijf zijn er recent
uitgezet. Vechtpartijen, diefstal, drugsgebruik zijn veelal redenen daarvoor. De
bewoners komen net uit de gevangenis, of kunnen het laatste deel van detentie
uitzitten in het Exodushuis. Doel is om de mensen terug naar de maatschappij te
begeleiden. Die deur wordt geopend door vier sleutels: wonen, werken, relaties
en zingeving. Daar wordt in het Exodushuis met de cliënt aan gewerkt, gemiddeld
acht tot twaalf maanden.
De zingeving is niet onbelangrijk daarin. Het Rotterdamse opvanghuis is een
van de negen huizen van de stichting Exodus, die een christelijke achtergrond
heeft en al twintig jaar dit werk doet, tot voor kort uitsluitend met giften.
‘We evangeliseren niet,’ verklaart Akkeline Guit, manager van het Exodushuis
Rotterdam. ‘Wij pretenderen niet dat we het leven van onze cliënten kunnen
veranderen. Wel mag je bij ons bij nul beginnen, wij beschouwen je niet als de
boef.’
De aanpak heeft succes, aldus de uitkomst van een onderzoek uit 1996.
Driekwart van de Exoduscliënten blijkt niet terug te vallen in de criminaliteit.
‘Inmiddels zijn de problemen van de cliënten veel zwaarder,’ erkent Guit, ‘maar
al zou nu nog de helft goed terecht komen, dat is winst.’ Ook de Tweede Kamer is
daar inmiddels van overtuigd en oordeelde recent dat de subsidie van het
ministerie van Justitie – 2,5 miljoen euro – voor negen Exodushuizen in 2003
voortgezet moet worden. Daarnaast is in een motie structurele steun
voorgesteld.
Vijf begeleiders werken in het Exodushuis in Rotterdam. Ze zijn mentor van
twee à drie bewoners en begeleiden hen op weg naar de poort van de maatschappij.
De ‘regeldingen’, de doorverwijzingen naar instanties, zoeken naar werk en naar
een huis, voor al deze zaken biedt de mentor praktische handvatten en – niet
onbelangrijk – vertrouwen. Volgens Magda Rijk, maatschappelijk werkster en
begeleider bij Exodus, is positieve aandacht de kern van een succesvolle aanpak.
‘Het zelfrespect van onze cliënten is vaak belabberd. Ze komen uit de goot, diep
uit de stront. Ik ben daar in het begin best van geschrokken. Het is de kunst om
het positieve uit iemand te halen. Door te belonen, complimenten te geven als
iets wél goed gaat. Door aandacht te geven aan het positieve in een mens hoop je
dat de balans uiteindelijk omslaat van negatief naar positief gedrag.’
‘Dat ik eerder uit de bajes mocht. Dat was de belangrijkste reden om
hier in het Exodushuis te gaan wonen. En dat ik aan mezelf kon werken. Ik wil
een huis vinden. En werk, dan red ik het wel. Ik kon hier naar toe toen ik nog
onder elektronisch penitentiair toezicht stond, mocht hier mijn straf afmaken.
Ik heb denk ik al tien gele kaarten gehad, misschien wel meer. Ben ook een keer
geschorst. Ik had er allang uit kunnen liggen, ja. Ik bleef drugs gebruiken. Tot
ik eruit gezet dreigde te worden, toen ben ik gestopt. Voordat ik in detentie
kwam zat ik officieel op school. Maar ik zat meer thuis, bij mijn broertje, met
wie ik samen woonde. Er kwamen te veel vrienden over de vloer. We hadden te
weinig geld, dan ga je foute dingen doen. Mijn begeleiders zijn nog bang dat ik
terug kan vallen. Dat denk ik niet: je bent er zelf bij. Je leert hier ook ‘nee’
zeggen. Dat was altijd een probleem bij mij. Maar nu gaat het beter, ik ben
tenslotte ook zelf gestopt met blowen. Ben niet van plan in oude fouten te
vervallen, dan raak ik mijn familie kwijt en dat is ’t mij niet waard.’
(Leroy, 21 jaar, woont zes maanden in het Exodushuis)
Motivatie
Behalve strenge huisregels – zoals geen drank en drugs, elke ochtend om
kwart voor acht aan het ontbijt en verplicht bijwonen van thema-avonden en
bewonersvergaderingen – kent het huis het gele kaartensysteem. Maximaal tien mag
je er krijgen, anders is het einde Exodushuis. Alle bewoners moeten zich
onderwerpen aan de wekelijkse – of onaangekondigde – urinetest. De strenge
regels zijn vaak moeilijk na te komen voor de bewoners. Maar heel noodzakelijk,
zo blijkt ook wel uit de enorme hoeveelheid overtredingen.
De bewoners moeten twee weken na binnenkomst een dagbesteding hebben
gevonden voor minimaal 26 uur per week. Hetzij werk of vrijwilligerswerk. ‘De
meesten zijn niet gewend aan structuur in hun dag,’ weet Magda Rijk. Maar die
discipline is juist heel noodzakelijk om weer een normaal leven te leiden: op
tijd op je werk zijn, regelmatig eten. ‘Vaak zijn mensen als ze binnenkomen toch
heel ongemotiveerd, houden zich slecht aan de afspraken of zijn agressief.
Daarmee om te gaan, vind ik het moeilijkst in dit werk. Iemand mag best kwaad
zijn. Ik kan dan ook gerust vragen: ‘Wat wil je dan doen, ga je slaan?’
Vervelend is de agressie die ineens, zonder signalen vooraf, opkomt en
explodeert. Dan kan ik best bang zijn.’
Magda Rijk geeft ook de wekelijkse training sociale vaardigheid, waar alle
bewoners verplicht aan mee moeten doen. Ze moeten leren in de groep met elkaar
te praten, beter leren communiceren. Niet dat iedereen dat gemakkelijk af gaat.
‘Veel cliënten zitten in een sociaal isolement. Ze zijn gewend in hun eentje
problemen op te lossen; dat is een manier van overleven. Of ze slaan er op
los.’
Humor is een goed middel, volgens Magda Rijk, in de omgang met de bewoners.
‘Dan gaan ze ook naar je luisteren. Belangrijk is hen serieus te nemen, ook in
hun kwaadheid. We worden in allerlei rollen gedrukt: die van papa, mama,
politieagent, hulpverlener. Welke rol je vervult is heel afhankelijk van de
persoon die tegenover je staat. En van je eigen fingerspitzengefühl.’
Er wordt in de intakegesprekken geselecteerd op motivatie. ‘Ik zat in een
gesprek met een jongen die absoluut niks over zichzelf wilde vertellen,’
illustreert Akkeline Guit. ‘Naarmate ik door bleef vragen werd hij bozer en
ontplofte. Plotseling zei hij: “Zulke woede-uitbarstingen wil ik juist
veranderen.” Dat vind ik het keerpunt.’
‘Huisje, boompje, beestje opbouwen met mijn vriendin. Dat wil ik
bereiken, om weer een plek te vinden in de maatschappij. Een zinvolle besteding
te geven aan mijn leven. Dat had ik beter dertig jaar geleden al kunnen doen,
maar ja. Ik ben hier via maatschappelijk werk terecht gekomen. Was uit mijn huis
gezet, uit de bijstand, ik liet alles verslonzen. Ik wil goed luisteren naar de
mensen hier, wat ze vertellen over hoe je zelfstandig problemen kunt oplossen.
Zodat ik niet meer in dezelfde toestand terecht kom. Het moeilijkst is de
discipline, de afspraken nakomen. Dat geldt voor de meesten. Niemand zit hier om
z’n zweetvoeten. Je komt hier om een bepaald ritme opbouwen, zelf actie
ondernemen om bijvoorbeeld een huis te vinden. Ik wil leren om dingen die ik
moet doen niet te laten versloffen.’
(Leendert, 49 jaar, woont twee weken in het Exodushuis)/Carolien
Stam