De Beleidsvisie Geestelijke Gezondheidszorg 1999 geeft in vijftig pagina’s de lijn aan hoe het de komende jaren inhoudelijk verder moet met de ggz. Niet ‘meer van hetzelfde’, want het roer moet om. Huisartsen, eerstelijnspsychologen en het algemeen maatschappelijk werk (AMW) krijgen een grotere rol in de eerstelijn van de ggz. Riagg’s en APZ-en moeten nog meer fuseren en er dient een duidelijker beroepen structuur te komen in de sector. De 280 miljoen die de ggz de komende vier jaar extra krijgt zal grotendeels besteed worden aan een capaciteitsuitbreiding met ruim 1400 plaatsen, waarvan de helft in de beschermende woonvormen. Ook de kinder- en jeugd psychiatrie (250 plaatsen), de volwassenenpsychiatrie (225), de forensische psychiatrie (225) en de verslaafdenzorg (180) kunnen uitbreiding tegemoet zien.
De Beleidsvisie is opmerkelijk negatief over de ggz-sector. Midden vorig jaar nog was GGZ-Nederland erg verheugd over het vertrouwen dat de sector van u kreeg. Nu mag ggz nauwelijks groeien en ligt er een kritische nota. Is dat vertrouwen weg?
‘Ik ben helemaal niet negatief over de ggz. Ik vind dat men heel goed bezig is met zorgvernieuwing. Men wil de cliënt een samenhangend zorgaanbod aanbieden en niet langs elkaar heen werken. Die ideeën zijn allemaal van onderaf gekomen. Maar dat neemt niet weg dat ik als minister naar de ggz kijk zoals veel Nederlanders dat doen: het is onvoldoende transparant wat ze voor je kunnen betekenen. De Beleidsvisie loopt parallel aan de visie van de sector zelf. We willen allebei samenhang in het zorgaan bod. En wel vermaatschappelijking, maar de asielfunctie nadrukkelijk in tact houden. Maar ik geef toe: we houden verschil van mening over de vraag of er voldoende geld is om de doelstellingen op korte termijn te realiseren.’
Paars-II heeft vastgesteld dat het beleid socialer moet, maar bij het verdelen van de extra gelden is de ggz er bekaaid vanaf gekomen.
‘Toch is er 280 miljoen extra de komende kabinetsperiode. Maar het is waar dat de ouderen en gehandicaptenzorg de race om het vele extra geld absoluut gewonnen hebben. Daar zijn natuurlijk heel veel schrijnende verhalen naar buiten gekomen en die hebben de politiek wakker geschud.’
De ggz kent toch evenzovele schrijnende verhalen? Wie is verantwoordelijk voor het welzijn van deze cliënten? De ggz-sector of de politiek?
‘Het is de verantwoordelijkheid van de sector om met de beschikbare middelen goede zorg te verlenen. Bij politici heerst het idee dat de sector met de bestaande middelen wel wat meer kan doen dan ze nu doet. Bij verpleeghuizen heeft men het idee: daar is een groot personeelstekort. Bij de ggz denkt men: kan dat niet wat efficiënter georganiseerd? Mensen identificeren zich misschien ook gemakkelijker met de problematiek van gebrekkige zorg aan ouderen. Als je jong bent denk je aan je eigen ouders, als je ouder bent denk je: je zal maar in zo’n verpleeghuis zitten en niemand kijkt naar je om. Er is weinig behoefte je te identificeren met psychiatrische problematiek. Dat is een gegeven. Maar daar hebben we nu Kamerleden voor, om voor die groep cliënten op te komen. Ik vind evenwel dat de sector zelf ook heel goed voor zichzelf op moet komen. Daar zijn GGZ-werkers misschien minder handig in. Kijk naar wat die hartchirurgen aan marketing voor zichzelf doen, en dat allemaal op de televisie. Dan zie je zo’n charmante dokter in het wit die daar ons leven staat te redden. Dat vindt het publiek kennelijk boeiender dan een zielige man.’
Maar uw departement is zelf toch ook verantwoordelijk voor het wel en wee van gemarginaliseerde burgers?
‘Ja, maar we moeten het ook weer niet al te dramatisch voorstellen. Die 280 miljoen is er ook niet vanzelf gekomen. In de formatieperiode heeft een aantal politici zich wel degelijk hard gemaakt voor de sector. Die hebben gezegd: ho, ho, niet al het geld naar ouderen en gehandicapten, laat de ggz in elk geval ook wat groeien. Over de hele zorgbegroting genomen was 5,6 miljard groei beschikbaar, waarbij scherpe prioriteiten werden gelegd bij de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Dat betekent dan dat andere beleidsterreinen, waaronder de preventie die mij heel dierbaar is, minder hard mogen groeien. Ik denk dat een volgend kabinet zal zeggen: nu zijn andere sectoren weer aan de beurt om extra te groeien. Zo gaat dat nu eenmaal in de politiek.’
De Conclusies van Overleg, opgesteld na de mislukte pogingen tot Meerjarenafspraken met de ggz, maken melding van een kloof van 175 miljoen gulden tussen wat wenselijk en wat mogelijk is. Ook wordt vastgesteld dat er aan acute problemen zoals logeerhuizen en laagdrempelige crisisopvang niets gedaan kan worden. Daar valt niets over te lezen in de Beleidsvisie.
‘Die kloof is inmiddels alweer wat kleiner. We hebben alweer wat geld bij elkaar geschraapt. Maar in een beleidsnota moet je uitstralen dat er veel kan gebeuren met het beschikbare geld. Dat is een kwestie van psychologie. Er komen in vier jaar 1400 plaatsen bij, dat is ongeveer één plaats voor een te behandelen patiënt per dag. Als je gaat roepen dat er een kloof is, dan kun je net zo goed helemaal geen nota schrijven.’
U noemt maar liefst negentien verbeterpunten in de nota. Waar denkt u dat u aan het eind van de rit zult zijn?
‘We kunnen best een eind komen. Ik denk dat we de verbetering van de beroepenstructuur in de ggz doorgevoerd kunnen hebben. Je hoort toch vaak dat mensen een tijdje bij de verkeerde hulpverlener zitten. Dat kost tijd van de hulpverlener en de patiënt wordt daar doorgaans ook niet beter van. Ik denk dat ook de zorgvernieuwing doorgaat. Met alle negentien punten zullen we een stukje verder komen, maar het komt nooit voor dat een Beleidsvisie in vier jaar tijd helemaal uitkomt.’
GGZ-Nederland is het eens met de analyse in de Beleidsvisie, maar stelt dat ze er zonder extra geld niets mee kunnen. Als je de eerstelijn wilt versterken, hangt daar een prijskaartje aan.
‘Dat is een van de dingen waar ik inmiddels geld voor heb. Per zorgregio komt er een psychiater voor de ondersteuning van de eerstelijn. Een academicus kost bruto zo’n twee ton, dus dat betekent 27 maal twee ton is 5,4 miljoen.’
De VOG meent dat uw beleid tot mislukken is gedoemd als u het AMW niet onder steunt. Van de Tweede Kamer kunt u bij de bespreking van deze Beleidsvisie heel wat tegengas verwachten.
‘Ooit heeft de Tweede Kamer absoluut gewild dat het AMW gedecentraliseerd werd en dat deze werksoort onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten kwam. Daar is een goed verhaal bij te vertellen. Een gemeente moet ter plekke zaken als maatschap pelijke opvang, sociale pensions, het algemeen maatschappelijk werk en de GGD’en als ‚‚n geheel aansturen. Intussen staan wij in Den Haag dus een beetje machteloos. Een aantal gemeenten is echt in gebreke gebleven. Er is geld genoeg, want het Gemeente- en provinciefonds groeien fors deze regeerperiode, met 335 miljoen. Ik kan de gemeenten echter niet verplichten het geld uit te geven aan AMW. Het enige wat wij kunnen doen is tegen de VNG zeggen: wilt u bij de besteding van het extra geld zo vriendelijk zijn eens naar het AMW te kijken en niet alleen naar concertzalen, parkeer voorzieningen en lantarenpalen. De VOG is bij ons echt aan het verkeerde adres. Je moet niet mensen van Volksgezondheid opdragen om gemeenten aan het werk te zetten. We hebben drie bestuurslagen in Nederland en de druk op de gemeentebesturen hoort te komen van de gemeenteraden. Dus moet de VOG niet mij, maar de gemeente besturen aanroepen. Hetzelfde geldt voor de Kamerleden. Ik zeg altijd tegen ze: ga toch naar je partijgenoten in Rotterdam en Amsterdam. Jut die op. Je kan niet een cadeau weggeven en vervolgens zeggen: ik heb er eigenlijk niet zo goed over nagedacht; ik heb het eigenlijk liever weer terug. Het geld is weggegeven en daarmee de bevoegdheid. Jammer jammer jammer.’
Wilt u of kunt u de gemeenten niet verplichten?
‘Ik wil het wel, maar ik kan het niet. Zo zit het in elkaar. Ooit was het in Den Haag, maar weg is weg. Wat ik doe is er met de gemeenten over praten. Laten zien waar het wel goed gaat met het AMW, waar geen wachtlijsten zijn, welke verhouding er daar is tussen het aantal AMW-ers en de samenstelling van de bevolking. Die besprekingen voeren we samen met Van Boxtel, maar hij heeft ook niet veel geld te vergeven. Het is voor een groot deel management by speech. De gemeenten hebben honderden miljoenen extra. Dat geld is ook voor andere zaken, maar waar een wil is, is een weg. Ze wijzen veel te gemakkelijk naar Den Haag en ik wijs keihard terug.’
Maar als u nu stelt dat er meer ggz-zorg naar de eerstelijn moet, waaronder het AMW, is dat dan niet extra rijksbeleid waar het Rijk voor moet opdraaien?
‘Ja, lekker zwarte pietenspel. Ik vind dat de gemeenten die achtergebleven zijn in het versterken van het AMW een inhaalslag moeten maken. Ik kan me niet voorstellen dat je je als gemeentebestuur geen zorgen maakt over daklozen, zwervers. Daar zijn veel psychiatrische patiënten bij. Je ziet die mensen in je straten, daar moet je je als gemeentebestuur verantwoordelijk voor voelen. Als je dan een concertzaal gaat bouwen omdat je dat leuker vindt, ben je verkeerd bezig.’
Het idee om een ggz-effectrapportage uit te voeren op het beleid van andere departementen, hoe staat het daarmee?
‘Intern is er een nota over preventie in brede zin in de maak. In mijn nieuwjaarstoespraak heb ik gezegd: wij zijn niet alleen een ministerie van zieke-mensen-beter- maken, maar ook van gezonde-mensen-gezond-houden. Daar zouden we meer aan moeten doen. Een mooi voorbeeld is de uitbreiding van Schiphol, maar ook maatregelen in de sfeer van arbeidsomstandigheden, sociale zekerheid, justitie. Je moet je als minister van Volksgezondheid – ikzelf maar mijn opvolger ook – wat dat betreft assertiever opstellen.’/Lucie Th. Vermij