Superlatieven schoten Marie-José Smulders, de hoogste
ambtenaar Lokaal Sociaal Beleid van VWS, tekort. Ze sprak op het congres ‘Samen
maakt het verschil’ in het eerste Nederlandse moedercentrum in Amsterdam. Daar
vierde het Landelijk Netwerk Moedercentra op 5 november het tienjarig bestaan
van de moedercentra in Nederland. ‘Moedercentra zijn de laboratoria van de
toekomst, waar de multiculturele samenleving wordt vormgegeven,’ aldus Smulders.
‘Wat een moedercentrum zo bijzonder maakt, is dat vrouwen zelf aangeven wat ze
willen. De centra zijn een fantastische manier voor een vrouw om het gezin te
combineren met allerlei andere activiteiten.’
Namens staatssecretaris Ross-Van Dorp overhandigde Smulders even later een
speciale kwaliteitsoorkonde aan moedercentrum Het Lokaal in
Amsterdam-Buitenveldert. De topambtenaar roemde het centrum – het oudste van het
land – om de inzet waarmee de vrouwen zich al tien jaar wijden aan hun
uitgangspunten: zelforganisatie en zelfbeheer door vrouwen, kinderen horen er
bij, het werk wordt zoveel mogelijk betaald en een open aanbod. Het idee van het
moedercentrum is afkomstig uit Duitsland, waar er inmiddels zo’n vierhonderd
bestaan. In Nederland zijn er nu 29 en is een vergelijkbaar aantal in
oprichting.
Hooggestemde idealen
‘We zien de prijs vooral als een eerbetoon voor ons centrum omdat we al
tien jaar vanuit die principes werken,’ zeggen Paula Spijker en Monieke
Willemsen, coördinatoren van Het Lokaal, later. Spijker richtte het centrum in
1992 op om, zoals ze zegt, ‘een derde weg’ te bieden. ‘Je kan werken en je kind
naar de kinderopvang brengen, of je zit thuis met je kind. In een moedercentrum
kun je zorg en arbeid combineren. Onze maatschappij is daar nog niet echt op
ingesteld, dat komt nu pas.’
Ook in een middenklassewijk als het Amsterdamse stadsdeel Buitenveldert is
het sociale isolement van veel moeders een probleem. Door het open karakter
draagt een moedercentrum misschien wel meer bij aan de sociale cohesie dan een
buurtcentrum, dat meer op specifieke doelgroepen is gericht. Paula Spijker: ‘Als
je als jonge moeders elkaar leert kennen in het moedercentrum, spreek je ook
daarbuiten eens af. Je gaat samen winkelen of met je kinderen zwemmen. Jonge
moeders komen soms zo’n jaar of drie in het centrum. Als ze een kleine baby
hebben komen ze en als de kinderen naar de basisschool gaan verdwijnen ze weer,
maar de contacten blijven vaak.’
De vrouwen runnen het centrum professioneel zonder subsidie van het
stadsdeel. Deze betaalt alleen het salaris van de beide coördinatoren en het
gebouw. Het Lokaal heeft een gecombineerde formatieplaats voor de coördinatie,
twaalf onbetaalde werkervaringsplaatsen en achttien medewerkers met een
gesubsidieerde ID-baan. De afgelopen tien jaar deden 128 vrouwen werkervaring op
in het centrum. Van de vrouwen die doorstroomden ging vijftig procent naar een
opleiding, een baan of een eigen bedrijf.
Wekelijks ontvangt het centrum zo’n vijfhonderd bezoekers. Het
activiteitenaanbod is zeer gevarieerd: ’s ochtends en een aantal middagen is er
een flexibele kinderopvang. Vier dagen in de week kunnen moeders en andere
buurtbewoners terecht in het lunchcafé en de cadeauwinkel. Moeders organiseren
thema-avonden over opvoedkundige onderwerpen die ze zelf uitkiezen, zoals
‘huilen en troosten’ en ‘grenzen stellen’. Zeven dagdelen per week is er een
‘inloop’atelier en ook kunnen vrouwen meedoen aan cursussen keramiek,
beeldhouwen of kinderkleding maken. Verder organiseert het centrum educatieve
cursussen over bevallen, opvoeden en sociale vaardigheidstraining. Spijker
verklaart het succes van Het Lokaal uit de hoge kwaliteit die het biedt. ‘We
leveren een goed broodje, lekkere koffie, verse appeltaart en soep voor een
redelijke prijs. Daar komen mensen op af. Oudere buurtbewoners komen regelmatig
langs, kantoorpersoneel komt vaak lunchen. Het is bij ons gezellig en goedkoper
dan in een restaurant.’
De hooggestemde idealen van het moedercentrum zijn niet allemaal even
makkelijk in de praktijk te brengen, zo merkten Spijker en Willemsen. Het lukte
bijvoorbeeld niet om gewone lonen uit te betalen. ‘In het begin betaalden we een
tientje per uur. Dan kom je in een werkgevers-werknemersverhouding en dat
hielden we niet vol. Een aantal vrouwen bleef principieel, ze wilden betaald
worden en stopten er daarom mee. Toen kwamen we op het punt: gaan we door of
doen we water bij de wijn? Een aantal wilden het wel onbetaald doen, voor de
faciliteiten die het centrum biedt. Toen hebben we additioneel werk
aangevraagd.’ Tegenwoordig bestaan de banen in het centrum – de cursusleidsters,
peuterleidsters, winkelpersoneel, cafémedewerksters en administratieve krachten
– vooral uit ID-banen. Dat maakt tegelijkertijd de toekomst van het centrum
onzeker, nu de gemeenten gesubsidieerde banen uit eigen budget moeten
betalen.
Het Lokaal is het enige moedercentrum in een overwegend ‘witte’
middenklassewijk en dat doet niet direct denken aan het ‘laboratorium van de
multiculturele samenleving’, zoals VWS-ambtenaar Smulders die schetste. ‘Je kunt
wel degelijk van diversiteit spreken,’ vertelt Monieke Willemsen. ‘Bij ons komen
Engelse, Italiaanse en Japanse vrouwen en allerlei inkomensgroepen. Ook de
medewerkers zijn zeer divers, sommigen hoog opgeleid, anderen niet.’
Wilskracht
In de Haarlemse Schalkwijk, eveneens een flatwijk uit de jaren zestig,
herbergt moedercentrum De Mallemolen een diversiteit van Nederlandse, Turkse,
Marokkaanse en vluchtelingenvrouwen. Opbouwwerkster en coördinator Joke Kuipers
haalde vierenhalf jaar geleden – samen met de migrantenwerkster – de eerste
vrouwen bij elkaar. ‘We zijn begonnen door bij andere moedercentra langs te
gaan. Een moedercentrum moet je voelen. Als je er bent, voel je de sfeer en dan
zeggen veel vrouwen: dat willen wij ook.’
De Mallemolen biedt kinderopvang, verzorgt lunches, heeft een tweedehands
kinderkledingwinkel, een dagelijkse inloop en een uitgebreid cursusaanbod, met
onder meer naailes, taalles, zelfmanagement, informatica en fietslessen. Het
centrum draait op 26 medewerksters, waarvan vier met een ID-baan en twee
professionele krachten (de coördinator en de coördinator kinderopvang). Om de
communicatie in De Mallemolen goed te laten verlopen, volgen de vrouwen de
training ‘Vrouwen nemen de leiding’. Kuipers: ‘Je leert problemen op te lossen
aan de hand van een vragensetje. Wat vind ik goed aan die aanpak en wat niet?
Hoe is voor mij de ideale situatie? Wat is mijn eerste stap? Welke hulp heb ik
nodig? Iedereen heeft daarbij even veel inbreng, ook vrouwen die niet zoveel
zeggen en vaak ook goede ideeën hebben. Zo geef je hen ook vertrouwen,
zelfwaardering.’
De samenwerking tussen allerlei vrouwen bewijst wel hoe het ook kan in de
multiculturele maatschappij, vindt Kuipers. ‘We hebben welgestelde dames uit
Heemstede en vrouwen uit de volkswijk, dan krijg je soms een clash van
heb-ik-jou-daar. Dat botst vaak meer dan Arabische vrouwen en Nederlandse
vrouwen uit dezelfde volkswijk, vaak bijstandsmoeders die in dezelfde shit
zitten. Dat uit zich in het spraakgebruik. De vrouwen uit Schalkwijk zeggen vaak
recht voor hun raap hoe het ermee staat en niet altijd op een nette manier. Dat
kwetst. Je probeert constant begrip te kweken en spreekt ze aan op hun gedrag.
‘
Belangrijk vindt Kuipers dat vrouwen hun eigen leven weer richting leren
geven. Alleenstaande allochtone moeders slagen er in met een ID-baan en een
MBO-opleiding door te stromen naar een reguliere baan. ‘Die vrouwen willen zo
graag. Die hebben zoveel power en wilskracht en hebben er alles voor over om
vooruit te komen. Ze grijpen de kansen met beide handen aan, als er maar
rekening met hun wordt gehouden. Ze hebben kinderen, zijn soms alleenstaand,
hebben weinig geld en ook nog een taalachterstand.’
Een Marokkaanse imam brengt zijn vrouw twee keer per week naar de
Mallemolen. ‘Ze zat altijd thuis. Ze heeft zeven kinderen, waarvan twee met een
hartafwijking. Die vrouwen willen best, maar hebben nooit de kans gehad vanwege
de kinderen en de taal. Er zijn ook vrouwen die gewoon niet naar buiten mogen.
Zo’n imam moet die mannen overtuigen dat ze dat wel mogen.’/Martin
Zuithof