Verschillende adviesorganen hebben hun licht al laten schijnen over de sociale ambities voor de komende jaren. De door het kabinet ingestelde ambtelijke werkgroepen ‘Heroverwegingen’ kwamen in april met hun beleidsvarianten voor structurele bezuinigingen van 20%. Dit onder meer op terreinen van zorg, onderwijs en arbeid. Ook de gemeentesecretarissen van steden met meer dan 100.000 inwoners kwamen onlangs met bezuinigingsvoorstellen op deze terreinen.
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling bracht een advies uit over hoe overheden sociaal kunnen bezuinigen. De RMO meent dat fundamentele besparingen mogelijk zijn, waarbij kwetsbare mensen en kwetsbare sociale structuren toch worden ontzien.
Ik zie in al deze adviezen, net als in de meeste verkiezingsprogramma’s van politieke partijen de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl, naar voren komen: het versterken van eigen kracht, meer betrekken van de samenleving en vergroten van vakmanschap en effectiviteit van zorg en welzijn.
Ik heb daarom twee stellingen:
- Welzijn Nieuwe Stijl is nodig om sociale bezuinigingen te realiseren.
- Sociaal bezuinigen doe je met het welzijnswerk en niet op het welzijnswerk.
Ik licht dat aan de hand van vijf essentiële punten, verder toe.
1. Welzijnswerk versterkt de samenleving en bespaart hoge kosten
Investeren in eigen kracht van burgers en vrijwillige inzet vanuit de samenleving worden steeds meer beschouwd als dè instrumenten die aanzienlijke besparingen opleveren op dure zorg en maatschappelijke uitval in onderwijs en werk.
Juist daarin is het welzijnswerk in het huidige tijdsbestek van grote betekenis. Het is een achterhaald beeld dat het welzijnswerk aanbodgericht zou zijn. Het welzijnswerk werkt al jaren met outreachende aanpakken. Mensen worden gestimuleerd om met steun van eigen of ingeschakelde netwerken weer zelf verder kunnen. Denk aan mentor- en maatjesprojecten, vriendendiensten, buurtbemiddeling, buurtvaders, door buurtbewoners zelf gerunde buurtkamers, (eenzame) ouderen die samen sporten en bewegen etc. Dergelijke aanpakken gaan niet vanzelf. Professionele welzijnswerkers ondersteunen, faciliteren en bemiddelen die maatschappelijke inzet van soms duizenden vrijwilligers en mantelzorgers. Dat blijft noodzakelijk, ook nu uit onderzoek blijkt dat spontane burenhulp en automatische betrokkenheid van burgers een illusie zijn. Structureel welzijnswerk in de buurt kan vroegsignaleren en vroegtijdig, preventief ingrijpen. Deze hernieuwde inzet van het welzijnswerk levert op en is op stoom geraakt. Hierop bezuinigen is een dure beslissing voor de toekomst.
2. Sociaal bezuinigen betekent keuzes maken met lef
Sociaal bezuinigen betekent mijns inziens ook dat keuzes gemaakt moeten worden en wel zodanig dat kwetsbare mensen de aansluiting met de maatschappij niet verliezen. Het welzijnswerk richt zich per definitie op die kwetsbare groepen en buurten die risico geven op sociale uitval, ontsporing en gebrek aan cohesie zich opstapelen. Preventie kan daar veel voorkomen. Dat vereist goed bestuur en het nemen van bestuurlijke verantwoordelijkheid. Eénoudergezinnen, armoede, taalachterstand, huiselijk geweld, importbruiden: vroegtijdig signaleren kan negatieve spiralen en schade aan bv kinderen, de nieuwe burgers voorkomen. Het betreft bv de 10-15% jongeren, waarvoor schooluitval dreigt en die kampen met problemen in het persoonlijk en maatschappelijk functioneren. Het gaat ook om de 273.000 kinderen die opgroeien in sociaal geïsoleerde gezinnen met een inkomen onder de armoedegrens, om een miljoen mensen die aangeven sterk eenzaam te zijn, om langdurig werklozen, verslaafden, dak- en thuislozen en chronisch psychiatrische patiënten, mensen met schulden, kwetsbare ouderen etc. Deze mensen kunnen met professionele steun (liefst zo vroeg mogelijk) met kleine stappen maatschappelijk actief worden of blijven en grote schulden kunnen voorkomen worden. Het welzijnswerk moet het lef hebben om –op basis van eigen analyses over wat wel en niet werkt- keuzes te maken en daarover voorstellen te doen aan de gemeente, die daar uiteraard over gaat. (zie boek van Heinz Schiller over sociale stijging). Welzijn kan daarin nog beter samenwerken met onderwijs, politie enz. Als we de activering van kwetsbare groepen nalaten, stijgen op termijn de kosten voor de duurdere jeugdzorg, zorgvoorzieningen, criminaliteit, uitkeringen etc.
3. Het welzijnswerk moet investeren in innovatie en rendement aantonen
Mensen moeten zoveel mogelijk voor zichzelf en voor elkaar zorgen. Als dat niet kan, moet er eerst gezocht worden naar collectieve voorzieningen en alleen als het echt niet anders kan, naar individuele voorzieningen. De VNG en cliëntenorganisaties hebben de Kanteling geïntroduceerd, als nieuwe vorm van indicatiestelling. Om eigen kracht en maatschappelijke inzet te vergroten moeten ook door het welzijnswerk nieuwe mogelijkheden worden aangeboord: nieuwe vormen van empowerment, vormen van passend vrijwilligerswerk, inschakelen van bedrijven, aangaan van nieuwe allianties etc. Kortom het welzijnswerk moet investeren in innovatie en gemeenten moeten hiervoor ruimte bieden. Daarnaast zal ze als partner bij sociaal bezuinigen ook moeten laten zien dat het welzijnswerk effectief is en wat het oplevert. MOvisie en MOgroep W&MD trekken samen op om met het werkveld effectieve interventie te beschrijven en toe te passen. Dat moet opdrachtgevers vertrouwen geven in het behalen van haar beleidsdoelen. Het welzijnswerk moet ook aantonen wat het oplevert/bespaart in cijfers, maar ook door middel van de waardering van cliënten/deelnemers. Opdrachtgevers moeten overtuigd worden en blijven van de waarde van het welzijnswerk. Dat is van cruciaal belang als gemeenten voor moeilijke bezuinigingskeuzes staan.
4. Sociaal bezuinigen vraagt ruimte, versterking van vakmanschap en tegengaan van bureaucratie
Vakmanschap en vertrouwen daarin, leveren betere resultaten en is goedkoper dan bureaucratische regelgeving en verantwoording. Ik hoorde een bestuurder van een grote organisatie laatst zeggen: “Ik ga regelmatig langs bij de werkers/teams en vraag dan hoe het gaat. Dan hoor ik meer dan via een rapport. We praten dan ook over lastige zaken. Ik kom niet met oplossingen, maar vraag hen zelf met iets te komen. Dat werkt veel beter”. Vakmanschap is iets waarin geïnvesteerd moet worden. Er moet een budget zijn voor persoonlijke ontwikkeling van medewerkers. Dat moet in de prijs naar opdrachtgever worden meegenomen. Verder vind ik ook dat iedere organisatie moet kijken naar de effectiviteit van de organisatie. Zijn al die teamleiders en coördinatoren wel nodig of kan het beter met zelfsturende wijkteams, al dan niet met een meewerkende lichte coördinator? Terecht zegt de RMO dat integraal werken te veel wordt vormgegeven door middel van nieuwe vormen van coördinatie met als gevolg meer bureaucratie, en dat we werkers te veel met protocollen willen sturen.
5. Sociaal bezuinigen vraagt om dialoog en zakelijke afspraken tussen gemeenten en welzijnsorganisaties als met positieve prikkels.
Als er minder budget is, moet er nog beter worden nagedacht over de te bereiken doelen en gewenste resultaten. Langzaam komen we terug van het idee dat marktwerking altijd een prikkel is tot betere resultaten voor minder geld. Ik waag dat ook te betwijfelen wat betreft het welzijnswerk. Daar is immers de dialoog tussen opdrachtgever en ketenpartners van essentieel belang. Deze komt onder druk te staan bij concurrentie, evenals de investering in onrendabele (doel)groepen en minder direct zichtbare resultaten, zoals preventie. Ook financieel is het vooralsnog niet aantrekkelijk. Bij het introduceren van marktwerking zullen welzijnsorganisaties reserves moeten opbouwen om risico’s te kunnen opvangen. Dat zal verrekend moeten worden in de prijs Voor de korte termijn is dat geen aantrekkelijk optie. Wel zullen gemeenten en welzijnsorganisaties moeten investeren in professionalisering van hun relatie met sturings- en procesinstrumenten. Daarbij horen ook positieve prikkels. Indien doelstellingen worden gerealiseerd tegen lagere kosten dan begroot, dan zouden gelden die over zijn moeten kunnen worden aangewend voor andere doelen: bijvoorbeeld innovatie of versterking van vakmanschap. Dat bevordert efficiënt gebruik van publiek geld ipv uitputting van toegekende budgetten. Maar nu is het tegendeel het geval: nu wordt het bedrag dat bespaard is gekort op het budget voor het volgende jaar.
Overigens moet er wel altijd ruimte zijn voor nieuwe innovatieve aanbieders. Daar blijken in de praktijk ook altijd mogelijkheden voor gevonden te worden.
Aly van Beek, manager branche Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, MOgroep
Bron: Foto: MOgroep