Er worden in Nederland bijna dagelijks adviescommissies ingesteld. Hun eindverslagen worden keurig gedrukt en gebundeld, en verdwijnen daarna vrijwel meteen in de vergetelheid. Maar de commissie-PaVEM (Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen) kreeg, ondanks haar weinig inspirerende naam, heel wat bekendheid. Was het niet vanwege de deelname van prinses Máxima, dan toch door het optreden van de leden Rosenmöller en Dijkstal, beiden oud-politici.
Oud-minister Dijkstal van de VVD trok de aandacht omdat hij partijgenoot en huidig fractievoorzitter Van Aartsen uitmaakte voor ‘Il Capo’ en, en passant, het beleid van minister Verdonk van Integratie vergeleek met de jodenvervolging. Oud-GroenLinks voorman Rosenmöller bleek voor zijn voorzitterschap van de PaVEM-commissie, ongeveer één dag werk in de week, 140.000 euro te toucheren. Toch opvallend voor een links politicus en oud-vakbondsman.
De eindconclusies van de commissie trokken, begin juni, veel minder media-aandacht. Maar die waren dan ook nauwelijks verrassend: ongeveer 240.000 migrantenvrouwen in Nederland spreken geen of nauwelijks Nederlands en staan bovendien maatschappelijk gezien aan de zijlijn. Over vijf jaar moet hun achterstand zijn weggewerkt. Aan gemeenten de taak om hiervoor te gaan zorgen.
Gelukkig was er weer even rumoer toen drie leden van de commissie-PaVEM, aangetrokken als rolmodel vanwege hun succesvolle integratie in de Nederlandse maatschappij, zich beklaagden over hun marginale invloed die ze bij de commissie hadden gehad. De Marokkaanse Nadia Mabrouk, directeur van Euromed, een organisatie die zich inzet voor integratie van migranten via Mediterrane kunst en cultuur, was één van hen. De drie waren samen met 27 andere allochtone vrouwen op initiatief van prinses Máxima als sub-leden bij de commissie betrokken. Het was de bedoeling dat zij praktijkkennis zouden inbrengen. Naar de mening is er één belangrijke remedie om nu eens met succes de positie van migranten te verbeteren: tijd voor een allochtone bottom-up aanpak. Maar achteraf konden de vrouwen niet anders concluderen dan dat ze er alleen als ‘excuus-Truus` en ‘etalagepoppen’ bij hadden gezeten. Inhoudelijk werden ze overal buiten gehouden. Ondanks de riante vergoeding van de voorzitter hebben zij hun reiskostenvergoedingen nog niet eens ontvangen.
Nadia Mabrouk steekt haar teleurstelling over de eindconclusies van de commissie-PaVEM niet onder stoelen of banken. ‘Er werd de hele tijd maar gehamerd op de positie van de geïsoleerde allochtone vrouwen die niet kunnen lezen en van hun man niet mogen werken. Maar dat is een kleine groep. Nu ontstaat weer het beeld dat alle migrantenvrouwen zo zijn. Dat is echt niet zo. Er zijn veel meer migrantenvrouwen die opgeleid zijn, of zelfs een hoge opleiding hebben. Zij ervaren discriminatie op de werkvloer, ze vinden sowieso moeilijk werk. Als ze een baan hebben, is het moeilijk oppas voor de kinderen te krijgen. Daar moet ook aandacht voor komen. Als je alleen maar praat over geïsoleerde vrouwen die moeten leren lezen, legitimeer je ondertussen zaken als discriminatie op de werkvloer!’
Wat had u verwacht van uw rol in de commissie?
‘Toen we erbij werden gevraagd, sprongen we een gat in de lucht. Ik vond al langer dat het Nederlandse emancipatiebeleid voor migrantenvrouwen vooral van boven af werd opgelegd door politici en beleidsmakers die weinig werkelijke kennis van allochtonen hebben. Als er succesvolle projecten zijn, duren ze meestal niet langer dan twee jaar. Veel kennis gaat op die manier verloren. Dus toen Máxima ons erbij haalde, dacht ik: “Yes! Nu gaat het gebeuren! Met haar erbij kunnen we deuren openen, bergen verzetten en dingen echt veranderen”. We waren dol-enthousiast! Al snel bleek dat er helemaal niets van terecht kwam. Máxima kon daar niets aan doen. Alle respect voor haar. We zouden onder meer gemeenten bezoeken om praktijktips te geven over inburgering van vrouwen. Elk van ons zou twee vrouwen in de maatschappij coachen, zodat onze aanpak zich als een olievlek zou verspreiden. Er kwam niets van terecht. De afspraken met gemeenten werden buiten ons om gemaakt. We kregen gewoon niet de kans om mee te doen.’
Hoe komt dat, denkt u?
‘Ik zie een parallel met de Nederlandse samenleving en met de rol van migrantenvrouwen binnen de Nederlandse emancipatiebeweging. Blanke vrouwen gingen in de jaren zeventig de straat op om actie te voeren voor een betere positie. Vanaf het eind van de jaren zeventig sloten hoogopgeleide migrantenvrouwen zich bij de beweging aan, maar het klikte niet. De migrantenvrouwen voelden zich niet vertegenwoordigd. Nederlandse vrouwen keken een beetje neer op de migranten. Zo van: “ze weten minder, ze komen uit een derde wereldland”. Wij hebben misschien een andere kijk op bijvoorbeeld de strategie, de aanpak om ergens te komen, maar dat maakt ons zéker niet minder. Ik denk dat Nederlandse vrouwen heel wat van ons zouden kunnen leren. Bijvoorbeeld in het zoeken van bondgenoten in een strijd. Je kunt de keiharde confrontatie aangaan, maar je kunt ook allianties zoeken. Ik werd vroeger voor gek versleten als ik bij de vrouwenbeweging zei: “laten we bij een bijeenkomst een man als panellid vragen, of laten we daar en daarvoor een mannelijke voorzitter zoeken”. “Hoezo”, vonden de Nederlandse vrouwen. Maar ik denk dat je op die manier mannen meer bij je strijd betrekt. Zeker als ze belangrijke functies hebben, is dat belangrijk. Ze kunnen dan niet meer zeggen: “dit of dat is een vrouwenzaak”.
‘Er zijn in Nederland erg veel ambtenaren en beleidsmakers die een hele goede boterham verdienen aan de integratie. Het is een complete industrie. Maar het zijn over het algemeen witte mensen, ze wonen in witte wijken. Hun kennis doen ze op uit de krant, van de televisie of ze lezen onderzoeksrapporten die ook weer zijn geschreven door witte mensen. Ze hebben een paternalistische houding naar migranten toe. Iedereen met een afwijkende mening wordt buitenspel gezet.’
Onderdrukte vrouwen moeten toch worden geholpen?
‘Natuurlijk. Maar dat doe je niet via de traditionele organisaties. Dat is in het verleden toch wel gebleken. Je zal daarbij migrantenorganisaties in moeten schakelen. Die hebben namelijk de echte kennis in huis. Maar de overheid bezuinigt op die instellingen. Misschien zijn ministeries en gemeenten bang om allochtone instellingen in te schakelen. Misschien denken ze dat het subsidiegeld door hen wordt misbruikt. Ik vind dat je in zo’n geval heel duidelijk moet zijn. Als een instelling niet goed met gemeenschapsgeld omspringt, moet je ze daar gewoon voor straffen door ze de volgende keer geen geld meer te geven. De goeden blijven dan over. Je zult zien dat die weten hoe je problemen moet aanpakken. De expertise is er echt.’
De problemen van de opgeleide allochtone vrouwen lijken op de problemen van autochtone vrouwen?
‘Er zijn zoveel overeenkomsten. Toch verwacht ik dat de derde emancipatiegolf vooral van die allochtone hoogopgeleide vrouwen zal komen. Het feminisme in Nederland leeft vandaag de dag meer onder allochtone vrouwen dan onder autochtone vrouwen. De allochtone vrouwen komen steeds meer klem te zitten. Aan de ene kant is er de Nederlandse maatschappij die hen na de aanslagen in Amerika steeds meer onder druk zet op het gebied van hun culturele wortels. En aan de andere kant is er de druk van, zeg maar, de fundamentalistische werelden die hen terugroepen naar de oude waarden. Daar tussenin zijn ook nog de problemen van alledag: ze moeten de taal leren, werk vinden, carrière maken, een geschikte partner in Nederland vinden, goed voor hun familie zorgen. Noem maar op. Om dat allemaal aan te kunnen, zouden de allochtone vrouwen gezamenlijk in actie moeten komen zoals de witte vrouwenbeweging dat in de jaren zeventig heeft gedaan. Via respect en solidariteit zouden ze aansluiting moeten vinden met andere vrouwen in Nederland. Die hebben vaak min of meer dezelfde problemen. Ik hoop van harte dat de zwarte en witte vrouwenbeweging elkaar vinden en samen optrekken.