De decentralisatie is in bepaalde opzichten zeker vruchtbaar geweest, vindt Arjan Vliegenthart. Zo kunnen gemeenten beter nagaan welke schuld-problemen er specifiek in de eigen stad spelen en welke groepen behoefte hebben aan extra ondersteuning. Bovendien is er nu ook ruimte gekomen om in de gemeenteraad van gedachten te wisselen over schulden en hulpverlening en er beleid op te maken. ‘Gemeenten hebben de taak om goed te kijken naar hoe het schuldenprobleem er bij hen lokaal uitziet en daarop in te spelen. Dat heeft geleid tot diversiteit in het beleid en dat is goed’ meent Vliegthart. ‘Zo zet de ene gemeente meer in op het aanpakken van schulden onder jongeren omdat het probleem in die doelgroep groot is en concentreert een andere zich meer op ZZP’ers.’
Meer maatwerk
Gemeenten kunnen met de nieuwe schuldenaanpak beter maatwerk leveren en echt inspelen op de vraag en de behoeftes van de bewoners. Een van de mooiste voorbeelden daarvan, vindt Vliegenthart, is de ZZP’er uit Zaandam die zijn werk als klusjesman niet meer kon uitvoeren omdat zijn busje kapot was gegaan. ‘Volgens de regels zou hij een bijstandsuitkering moeten krijgen. Maar toen de gemeente een gesprek met hem had gevoerd, bleek dat hij gewoon weer aan het werk kon als zijn bus zou worden gerepareerd. Dus heeft de gemeente voor die oplossing gekozen. Als de gemeente nog landelijke regels uit Den Haag had moeten volgen, was een dergelijke optie nooit aan de orde geweest.’
Budget inleveren
Makkelijk hebben de gemeenten het in de afgelopen jaren beslist niet gehad. Volgens Vliegenthart kregen ze er dan wel ‘een onsje meer vrijheid bij, maar moesten ze een kilo aan budget inleveren’. Het gebrek aan budget is een van de belangrijkste knelpunten van de decentralisatie, meent hij. ‘Aan goede bedoelingen is geen gebrek. Maar veel initiatieven zijn stukgelopen door een tekort aan geld. Medewerkers schuldhulpverlening hebben wat dat betreft een zware taak. Als er meer financiële middelen waren geweest en dus meer mensen ingehuurd hadden kunnen worden, zou het gemakkelijker zijn geweest.’
Resultaten wisselend
Volgens Vliegenthart hebben gemeenten erg geworsteld met de vraag: wat is nou het meest effectieve beleid? ‘Dan ging het bijvoorbeeld om vragen als: betalen we de muzieklessen van kinderen in natura? Of geven we de ouders het geld zodat ze zelf kunnen bepalen waar ze het aan uitgeven?’ Vliegenhart ziet dat het beleid in de meeste gemeenten nu wel van de grond is gekomen. De resultaten vindt hij wisselend. ‘De vrijheid, en daarmee de diversiteit in het beleid heeft ook een keerzijde’, licht hij toe. ‘In de ene gemeente zijn de criteria om voor bijvoorbeeld schuldhulpverlening in aanmerking te komen anders dan in de andere.’
Alertheid onderwerp
Ook de alertheid voor schulden is niet in iedere gemeente hetzelfde. Financiële problemen komen zelden alleen. In sommige gemeenten zijn medewerkers bijvoorbeeld goed getraind om door te vragen als er bepaalde problemen in een gezin spelen. Zo kan gebrek aan geld leiden tot stress en andere psychische problemen, tot relatieproblemen of opvoedproblemen. Vliegenthart: ‘Hoe eerder die problemen getackeld worden en hulpverleners kunnen doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp, hoe gemakkelijker en sneller een oplossing gevonden kan worden.’
Stevige lokale verschillen
In sommige gemeenten is hulp voorhanden waar mensen op een laagdrempelige manier advies kunnen krijgen. Denk aan financiële cafés waar mensen, vaak door vrijwilligers, worden geholpen met het managen van hun financiële situatie of met het invullen van de belastingformulieren. Vliegenthart: ‘Maar in andere gemeenten wordt er veel minder gedaan en zijn mensen min of meer aan hun lot overgelaten. Ik vind het triest dat het uitmaakt in welke gemeente je woont voor de manier waarop je wordt geholpen. Er zijn echt flinke lokale verschillen. Het kan zijn dat gemeenten die een effectiever beleid hebben, meer geld tot hun beschikking hebben. Maar de lokale verschillen hebben ook te maken met de organisatie en de inrichting van de processen.’
In elkaars keuken kijken
Vliegenthart denkt dat er op dit moment geen radicale veranderingen in het beleid meer moeten plaatsvinden. Wel moeten ambtenaren bij de sociale dienst meer alert zijn op signalen die kunnen duiden op schuldenproblematiek en financiële problemen. Verder hebben gemeenten de taak om meer bij elkaar in de keuken te kijken om na te gaan wat wel en niet werkt. ‘Zo zijn er in enkele gemeenten goede initiatieven genomen om bijstandsgerechtigden die een eigen bedrijf willen opstarten, te onder steunen’, vertelt hij. ‘Ze worden bijvoorbeeld geholpen met het schrijven van een businessplan, het opzetten van een boekhouding en ze mogen een deel van de inkomsten houden, ook al zijn die inkomsten lager dan de bijstandsuitkering. Dit soort ondersteuning is zinvol omdat deze mensen aantrekkelijker worden voor werkgevers als ze al aan de slag zijn.’
Beslagvrije voet
Verder denkt hij dat de huidige berekening van de beslagvrije voet (het minimumbedrag waar mensen recht op hebben om in hun levensonderhoud te voorzien) nog steeds een van de grootste obstakels is bij een effectieve schuldhulpverlening. ‘Het bedrag dat mensen nu aan leefgeld krijgen, is vaak veel te laag en dat leidt tot grote problemen.’ Het is een probleem dat al jaren speelt, waarom is er nog steeds geen oplossing voor? Vliegenhart: ‘Het gaat vooral om technisch onvermogen van verschillende overheidsinstellingen om de verschillende systemen op elkaar aan te laten sluiten zodat er een andere berekening kan plaatsvinden.’