De aanmeldingen bij het Centrum voor Seksueel Geweld (CSG) liepen in coronatijd terug. Bij Veilig Thuis bleven de 11.000 meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling per maand (!) ongeveer gelijk. De verdubbeling van meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag was tijdens de coronacrisis vooral van seksueel geweld online. Jongeren zaten meer op internet en dus ging ook het seksueel geweld meer online: sextortion (afpersing), kinderporno en sexting (verspreiding seksueel getinte berichten en foto’s). Wat moeten professionals doen? ‘Gesprekken voeren en signalen opvangen’, zegt Marianne Verhage van Movisie. Maar dat blijkt nog niet zo gemakkelijk.
Coronacrisis
Twintig professionals van het Partnership aanpak seksueel geweld kwamen recent bij elkaar om te praten over en te leren van het omgaan met seksueel geweld tijdens de coronacrisis. Deze crisisperiode bracht nieuwe problemen en maatregelen aan het licht. Seksueel geweld buitenshuis werd lastiger, dan stap je over op internet. Slachtoffers van seksueel geweld binnenshuis misten hun sociale netwerk en de vrees bestaat dat hun situatie erger is geworden. ‘Kwetsbare groepen zijn jongeren, kinderen en ouderen in een afhankelijkheidssituatie’, zegt Marian Verhage, adviseur sociale veiligheid, huiselijk en seksueel geweld bij Movisie. ‘Zoals kinderen, jongeren met een licht verstandelijke beperking, partners die cultureel of vanwege leefwijze afhankelijk zijn, ouderen met dementie.’
Grensoverschrijdend gedrag
Seksueel geweld is onderdeel van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zegt Verhage. Gedrag is grensoverschrijdend als er géén sprake is van positieve seksuele interactie: met wederzijdse instemming, vrijwillig en gelijkwaardig, passend bij de leeftijd en de ontwikkeling. ‘Het gaat om respect voor jezelf en voor de ander’, aldus Verhage.
Online
Hoe kun je maatregelen nemen om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan op internet? Jongeren zetten hun hele hebben en houwen online. De rol van ouders is daarin heel belangrijk, zegt Verhage. ‘Dat blijkt al uit een onderzoek uit 2017 van het Bureau Jeugd en Media. Ouders moeten praten met hun kinderen over normen en wat wel en niet goed is op internet. Het blijkt dat tieners die gewend zijn te praten over hun internetgebruik kritischer zijn op de acties die ze zelf op internet uitvoeren.’
Voelsprieten
Ook sociaal professionals die veel in contact zijn met kinderen en jongeren moeten voelsprieten hebben voor signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. ‘Het gesprek voeren’, zegt Verhage, ‘en signalen opvangen.’ Wordt dat niet al lang gedaan? ‘Voor de meeste professionals is dat nog steeds heel lastig. Ze vragen vaak niet heel specifiek: “Is er seksueel geweld geweest?”. Dat is taboe, er wordt nog steeds te veel eromheen gepraat en zelfs gebagatelliseerd: “had je dit of dat niet moeten doen” of “Je weet toch dat…” Veel jongeren zoeken de schuld bij zichzelf en denken: “Ik had niet zo stom moeten zijn”. Het is niet zo dat iedereen begrip heeft voor je als grensoverschrijdend gedrag aan de orde is.’
Vlaggensysteem
Belangrijk is dat professional en jongere samen de situatie bespreken en samen concluderen of er iets aan de hand is of niet. ‘Dan sluit je eigen ideeën en eigen culturele opvattingen uit over wat wel en niet kan’, aldus Verhage. Dat gesprek voeren kun je leren, Movisie heeft daar een drietal methodes voor op de website staan: Het “Vlaggensysteem” als het gaat om kinderen en jongeren. “Relatiewijs” als het gaat om partnergeweld. En “Je Lijf je Lief” als het gaat om jongeren met licht verstandelijke beperking.
Ervaringsdeskundigen
Een steeds belangrijkere rol bij het gesprek over seksueel geweld en bij de verwerking spelen ervaringsdeskundigen, zegt Verhage. ‘Dan praat je met mensen uit je eigen peergroup, dat geeft een hoge mate van vertrouwdheid en begrip. Dat laatste is echt heel belangrijk om te praten over wat je is overkomen.’ Is er dan nog wel een professional nodig die met jongeren spreekt die slachtoffer zijn van grensoverschrijdend gedrag? ‘Dat denk ik wel, professionals werken aan de acute veiligheid van jongeren en ze kunnen methodieken gebruiken bij eventuele verwerking.’
Preventie
Rest de vraag of het niet belangrijk is dat sociaal professionals zich meer bezig houden met preventie van grensoverschrijdend gedrag? ‘Jazeker’, beaamt Verhage, ‘en het gebeurt ook wel. Het betekent dat professionals, jongeren en ouders met elkaar praten over wat normaal gedrag en wat grensoverschrijdend is. Dat mag best wat meer. Op scholen, sportclubs, in het buurthuis. En toch zie je dat als er iets grensoverschrijdends gebeurt, dat vrijwilligers en professionals in de organisatie daar moeilijk over praten en dat de handelingsverlegenheid vaak de boventoon voert.’