De missie van sociaal werkers in de samenleving is om mensen die het niet zelf redden, hulp te bieden. Zij doen hun werk op basis van ethische kernwaarden die de professionals in het sociaal werk – maatschappelijk werk, sociale agogen, jeugd- en gezinswerkers en sociaal werkers – hebben afgesproken in een nieuwe beroepscode sociaal werk. De vier beroepsgroepen krijgen nu één gezamenlijke beroepscode. Verandert er iets voor het werk? Niet echt, behalve op papier. ‘Voor alle vier de beroepsgroepen geldt dat ze alle op basis van dezelfde ethische normen hun werk doen’, zegt Jurja Steenmeijer, beleidsmedewerker Beroepsethiek van beroepsvereniging BPSW.
Waarden en normen
In een beroepscode wordt voor een beroepsgroep beschreven wat de centrale waarden en normen zijn in de eigen beroepspraktijk. De code wordt voor en door professionals gemaakt. Er was voorheen een variatie aan codes voor beroepen binnen het sociaal domein, die inhoudelijk grotendeels vergelijkbaar zijn. Eén beroepscode voor alle sociaal werkers heeft voordelen. Bijvoorbeeld als professionals niet weten welke code zij moeten hanteren wanneer ze op meerdere terreinen werkzaam zijn. Zoals een werker in de jeugdhulp die samenwerkt met een gezinswerker, gelden voor hen beiden dezelfde regels voor geheimhouding? De handelingsbasis voor sociaal werkers wordt per 1 januari 2022 eenvoudiger met één beroepscode voor alle sociaal werkers.
Wat is goed handelen?
De “oude” vier beroepscodes voor maatschappelijk werk, sociale agogen, jeugd- en gezinswerkers en sociaal werkers verschillen weinig van elkaar. Wel in taal en technische handelingen, zegt Jurja Steenmeijer, ‘Maar niet in de basiskernwaarden voor het beroep; namelijk de ethische normen voor het handelen. De ethische normen gaan over wat goed handelen is, wat de cliënt nodig heeft. Die basis is voor alle sociaal werkers gelijk.’
Kernwaarden nieuwe beroepscode sociaal werk
Vijf belangrijke kernwaarden voor de nieuwe beroepscode zijn: respect voor menselijke waardigheid en autonomie, betrokkenheid, sociale rechtvaardigheid, deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit. ‘Wat moet je doen als je persoonlijke informatie van een cliënt wilt delen met een collega?’ geeft Steenmeijer een voorbeeld. ‘Dat staat bijvoorbeeld in de handelingsregels van de beroepscode. In principe kun je altijd informatie delen als de cliënt toestemming geeft, maar dan nog moet de professional bedenken of het de cliënt geen onomkeerbare nadelen oplevert.’
Hoe kunnen professionals de beroepscode gebruiken?
Steenmeijer: ‘Er staan minimale “leefregels” in de beroepscode, afspraken waaraan iedereen zich moet houden. Belangrijk is dat de professional binnen die regels handelingsruimte heeft die hij of zij zelf kan invullen in concrete hulpsituaties. Je hebt een mandaat om hulp te verlenen om het leven van mensen te verbeteren. Daarbinnen houd je je aan de ethische regels van de beroepsgroep.
Daarnaast kunnen we de beroepscode gebruiken als tegenkracht tegen de neiging tot regulering van bijvoorbeeld de overheid. Met de beroepscode in de hand kunnen we de handelingsruimte van de professionals behouden. We kunnen zeggen: Voer die regel niet in, want daarvoor hebben wij zelf als beroepsgroep al iets afgesproken in de beroepscode.’
Moet de beroepscode meer bekendheid krijgen onder professionals?
‘Jazeker. Soms zien professionals de code als een beperking van hun handelen. Maar dat is juist niet het geval, de code maakt aan de hand van ethische kernwaarden de vrijheid van handelen van professionals duidelijk. We zullen in handreikingen meer aandacht besteden aan de dilemma’s waarvoor professionals in de praktijk komen te staan. Mag je bijvoorbeeld een cliënt in de groep verbieden alle koekjes op te eten, met als gevolg dat deze verstandelijk beperkte cliënt steeds dikker wordt. In hoeverre kun je de zelfbeschikking van jouw cliënt beperken? Dan moet je je handelen als professional zorgvuldig afwegen. De waarden en normen in de beroepscode geven aan welke afwegingen je kunt volgen voorafgaand aan je handelen.’
Tuchtrecht binnen de beroepscode sociaal werk
Er is nog een ander groot voordeel van de nieuwe beroepscode Sociaal werk: professionals zijn binnen het tuchtrecht (als het handelen leidt tot ernstige gevolgen voor de cliënt) aanspreekbaar op hun handelen binnen de beroepscode. ‘De beroepscode kun je zien als een mini-wetboek, waarin algemene afspraken staan over ons handelen in het sociaal werk. Per discipline, dus voor de jeugdzorg of voor het maatschappelijk werk, kunnen we een toelichting maken. Wil je bijvoorbeeld hulp inzetten bij een jongere waarvoor je wel toestemming hebt van moeder, maar niet van vader, dan kun je met de beroepscode in de hand kijken naar de afwegingen die je moet maken om die hulp toch door te laten gaan zonder toestemming van beide ouders. Dit soort concrete afwegingen kun je per discipline in de handreikingen opnemen. Het is een levende code.’