Kinderen die om wat voor reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen, hoeven lang niet altijd in een residentiële instelling te worden opgevangen. ‘Voor de meeste kinderen is het beter in een gezinsvorm te wonen. Wij willen het aanbod van nieuwe gezinsvormen realiseren, zoals gezinshuizen en pleeggezinnen’, aldus Albert Veuger, betrokken bij het opzetten van nieuwe vormen van residentiële jeugdhulp.
Residentiële jeugdzorg
Veuger heeft van enkele gemeenten in de regio Lekstrook – rond Nieuwegein – de opdracht gekregen om een alternatief te vinden voor residentiële jeugdzorg. Ter wille van de kinderen. Veuger: ‘Je ziet nog steeds dat kinderen vanaf een jaar of 12 jarenlang worden “rondgepompt” in residentiële opvang. Van de ene instelling lopen ze weg, in de andere kunnen ze niet overweg met het kind. Het resultaat is dat kinderen van de een naar de andere instelling worden overgeplaatst, zonder dat ze er zelf vaak beter van worden.’
Nieuwe gezinsvormen
Als kinderen niet meer thuis kunnen wonen, dan is het belangrijk dat de zorg dichtbij is en dat ze in een gezin kunnen wonen, zegt Veuger. ‘Dat kan in een pleeggezin zijn, maar ook een gezin uit het eigen familienetwerk of een gezin dat je via school, sportclub of kerk kunt vragen om de zorg tijdelijk op zich te nemen. Wij zoeken naar creatieve vormen en naar hoe je dat lokaal, in de regio, kunt realiseren. Het streven is de zorg naar het kind te brengen in plaats van het kind naar de zorg.’
Omdenker
Niet alleen nieuwe gezinsvormen zijn belangrijk om de om de jeugdhulp in residentiële instellingen te veranderen, aldus Veuger. ‘Je moet ook bij de bron van de residentiële opvang een verandering teweeg brengen, namelijk bij de professionals die de kinderen verwijzen. Het plan is dat een expertteam in de regio, bij elke potentiële plaatsing van de jeugdbescherming of van het sociale team, meedenkt om tot een andere onorthodoxe oplossing te komen voor het kind of de jongere. Een zogenoemde “omdenker”.’
Onorthodoxe oplossingen
‘De creativiteit om iets anders dan het bestaande zorgaanbod te regelen, ontbreekt soms bij professionals’, zegt Albert Veuger. Een omdenker kan professionals op een ander spoor zetten door met onorthodoxe oplossingen te komen. Wij hadden bijvoorbeeld een 17-jarige jongen met wie de familie tijdens een Eigen Kracht Conferentie een mooi plan had gemaakt. Hij kon bij oma wonen met begeleiding en de familie regelde zijn financiën. De jeugdhulpverleners zagen dat anders, de jongen zou toch niet mee werken. Een zoveelste plaatsing in een residentiële instelling had hun voorkeur.
Gemeenten hebben er baat bij
Gemeenten hebben ook baat bij deze nieuwe vormen van residentiële jeugdhulp, weet Veuger. ‘Een jongere in de residentiële zorg kost zo’n 80.000 tot 140.000 euro per jaar. Voor veel van deze jongeren geldt dat ze veel beter af zijn in een gezin of in een begeleide woonvorm. Waarbij ook veel beter wordt aangesloten bij wat de jongere zelf wil. Als zo’n jongere dan na 6 jaar verblijf in een instelling en 8 ton verder nog niet veel verder is, heeft het de gemeente alleen maar veel geld gekost. Dan is een andere vorm van hulp voor de gemeente en vooral voor de cliënt wenselijk.’
Gemeenten hebben er baat bij … EHH? HET GAAT ER TOCH OM DAT DE KINDEREN (EN HUN OUDERS) ER BAAT BIJ HEBBEN? Dit is geen omdenken maar kromdenken
Kan me niet voorstellen dat de in het artikel genoemde oplossing een ‘omdenker’ vraagt. Dit soort oplossingen komen in ons sociaal team regelmatig voor. Het voorbeeld gaat ook eerder over morele oordeelsvorming dan over een onorthodoxe creatieve oplossing.