Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Nieuwe opleidingen zorg en welzijn streven naar hoog begin- en eindniveau: ‘Een goede professional is nog geen goede manager’

Innovatiemanagement, projectmanagement, netwerken en marketing. De manager die nu in de sector zorg of welzijn werkt, heeft andere vaardigheden nodig dan de manager van vroeger. Veel hbo-opleidingen komen in september dan ook met een nieuw aanbod, zoals een nieuwe lerarenopleiding en een nieuwe kaderopleiding. ‘Het ontbreekt bij het kader nu nog vaak aan ondernemerschap en visie. Men is te afwachtend.’

Natuurlijk, er bestaan allang opleidingen voor mensen uit de beroepspraktijk van zorg en welzijn die een stapje verder willen, die leiding willen geven. Op dergelijke opleidingen leerde de student om leiding te geven aan teams op de werkvloer. Maar het is nog iets anders om kwaliteitstrajecten te moeten bewaken, werkveldanalyses op te stellen, te weten wie je toekomstige concurrenten zijn in een marktgerichte sector of in kaart te brengen hoe ketenprocessen binnen de sector vorm krijgen. De overdracht van dergelijke kennis kwam binnen de oude kaderopleidingen niet echt uit de verf. Daarom komen ze nu te vervallen. In plaats daarvan bieden met ingang van september 2005 een twaalftal hbo’s de opleiding Management in zorg en dienstverlening. Een deeltijdopleiding op bachelorsniveau.

De kaderopleiding was een hbo-opleiding die twee jaar duurde. Met de invoering van de nieuwe bachelors/mastersstructuur was dat niet meer mogelijk. ‘We hebben de opleiding nu op een hoger niveau gebracht,’ zegt Thijs Lemmen, voorzitter van het Landelijk Overleg Kaderopleidingen (LOK) en van het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Verplegenden (LOLOV). De opleiding is nu vier jaar geworden. ‘Formeel althans,’ stelt Lemmen. Voor de instroom worden nu veel strengere eisen gesteld dan voorheen. Om aan de managementopleiding zorg en dienstverlening deel te nemen moet een kandidaat in ieder geval een opleiding hebben op MBO4 niveau en minimaal twee jaar relevante werkervaring in de beroepspraktijk. Als een student dit heeft, kan de opleiding worden ingekort tot drie jaar. Of zelfs nog korter, indien de student bewijzen kan overleggen van elders verworven competenties. ‘We worden veel strenger aan de poort,’ zegt Lemmen. ‘Vroeger lieten we ook wel ziekenverzorgenden toe tot de kaderopleiding. Nu eisen we een hoger beginniveau. En een hoger eindniveau.’

Marktgericht

De zwaardere opleiding is volgens Lemmen hard nodig om als middenmanager in de sectoren zorg en welzijn te kunnen functioneren. ‘Mensen die de kaderopleiding hadden gedaan, werden vroeger vaak leidinggevenden op de werkvloer. Nu mag je van een leidinggevende verwachten dat die zicht heeft op de verschillende ketens in de sector en hoe die op elkaar inwerken. Maar ook op kwaliteitstrajecten, processen en innovatie.’

Taken op dit terrein worden steeds belangrijker. ‘Het ontbreekt bij het kader nu nog vaak aan ondernemerschap en visie,’ stelt Lemmen. ‘Men is te afwachtend. Kijk bijvoorbeeld naar de thuiszorg. Die krijgen nu te maken met felle concurrentie vanuit schoonmaakbedrijven. Als manager moet je weten wie je concurrenten zijn. De studenten van de nieuwe deeltijdopleiding Management in zorg en dienstverlening werken naast hun studie in een instelling. Daar zullen ze ook beleidsplannen moeten schrijven en mondeling moeten toelichten. Doorwrochte analyses moeten maken van het functioneren van de instelling. De sector gaat steeds marktgerichter werken. Daar moeten de opleidingen de studenten beter op voorbereiden.’

Als de sector steeds marktgerichter wordt, zou het dan niet juist voor de hand liggen dat potentiële leidinggevenden in de sector zorg en welzijn een opleiding volgen bij een instituut dat algemene managementtrainingen biedt? Het opzetten van een nieuwe opleiding, speciaal gericht op management in de sector zorg en dienstverlening, lijkt dan overbodig. Daar is Lemmen, die als manager initiële opleidingen bij het VDO Opleidings- en adviescentrum mede aan de wieg stond van de nieuwe opleiding, het niet mee eens. ‘Wij geven opleidingen op maat voor deze sector. Om het opleidingsprofiel tot stand te brengen, hebben we eerst onderzoek gedaan bij werkgevers en organisaties in de sector naar de kwalificaties die nodig zijn voor managers in zorg en welzijn. Vervolgens hebben we een opleidingsprofiel opgesteld. Dat is goedgekeurd door onder meer de Landelijke Vereniging Thuiszorg, de MOgroep, Arcares, GGZ Nederland, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. De opleiding is dus echt op deze sector afgestemd. Andere managementopleidingen op commerciële basis kosten bovendien ook nog zo’n tienduizend euro per jaar. Wij zijn gesubsidieerd door het ministerie van Onderwijs en dat willen we graag zo houden. De studenten betalen alleen het collegegeld in deeltijd, zo’n elfhonderd euro op jaarbasis.’

Beroepsidentiteit

De opleiding Management in zorg en dienstverlening moet de studenten voorbereiden op een leidinggevende functie in de volle breedte van de sector. In principe moeten afgestudeerden overal in de sector kunnen werken, of het nu om de jeugdzorg, de gehandicaptenzorg, de verslavingzorg, het welzijnswerk of de ouderenzorg gaat. De studenten moeten praktijkervaring hebben in het primaire proces van het werkveld, zodat ze weten waar mensen die dagelijks met cliënten te maken hebben mee worden geconfronteerd. Nu is het nogal een verschil of je gewend bent te werken met jongeren in de jeugdzorg of met drugsverslaafden. Is het dan niet beter om de opleiding voor manager in zorg en dienstverlening te splitsen en meer op specifieke werkvelden te richten dan deze samen te ballen tot een generieke opleiding voor al deze werkvelden? ‘Nee,’ vindt Lemmen. ‘Bij de oude kaderopleidingen hebben we dikwijls meegemaakt dat studenten die met een bepaalde casus werden geconfronteerd zeiden “maar in zo’n instelling werk ik niet, dat heeft niets met mijn doelgroep te maken”. Dat denken willen we juist doorbreken. Het is goed dat mensen ook buiten de eigen context kunnen werken en denken. Instellingen zijn vaak heel specifiek, maar er zijn wel gemeenschappelijke noemers. Zowel bij verslaafden als gehandicapten, en soms ook bij ouderen en jeugdigen, krijg je bijvoorbeeld te maken met reïntegratievraagstukken en participatieproblematieken. Zo zijn er veel gemeenschappelijke noemers. Je kunt juist vraagtekens zetten bij managementvaardigheden van mensen die heel specifiek gericht zijn.

‘Of goede professionals ook goede managers zijn? Dat is maar zeer de vraag. Professionals hameren vaak op hun beroepsidentiteit. Maar in de praktijk zie je dat mensen die voor de sector zorg en welzijn zijn opgeleid alle kanten op stromen. Dat is niet slecht, maar ze moeten dan wel over zekere vaardigheden beschikken waarmee ze ook buiten hun eigen specifieke terrein aan de bak kunnen. Alleen een hbo-opleiding in een bepaalde richting is dan niet voldoende. In theorie hoort iedere hbo’er over beginnende managementvaardigheden te beschikken. Maar in de praktijk is dat vaak flauwekul. Van financieel en organisatorisch management binnen een instelling hebben ze meestal geen kaas gegeten.’

Niet alleen is landelijk de nieuwe structuur voor de managementopleiding zorg en dienstverlening ontwikkeld. Met ingang van september gaan ook een zestal hbo’s van start met een nieuwe Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn, eveneens een volwaardige bacheloropleiding in deeltijd. Deze opleiding vervangt de vroegere tweejarige opleiding, die studenten voornamelijk voorbereidde om opleidingsfunctionaris binnen een instelling te worden. Ook voor deze opleiding moeten deelnemers twee jaar praktijkervaring hebben en een vooropleiding op minimaal mbo4-niveau. De duur van deze opleiding is vier jaar, maar kan korter worden op grond van vastgestelde elders verworven competenties (evc’s).

Nieuw is dat afgestudeerden van de nieuwe lerarenopleiding ook de bevoegdheid hebben om als docent zorg en welzijn les te geven aan VMBO’s en ROC’s. ‘Je bent dan geen leraar in een bepaald vak meer, maar een praktijkgerichte opleider, die leerlingen begeleid bij het leren van een beroep in zorg en welzijn. En dat in de hele beroepskolom, van niveau één tot vier, in welke onderwijsvorm dan ook. Dat is een hele verbetering en een stevige uitbreiding van de mogelijkheden van de leraar,’ vindt Lemmen.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.