Toen hij zijn vrienden en collega’s vertelde dat hij
op 1 april aanstaande voorzitter wordt van de beoogde Raad van Bestuur van het
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, vroegen de meesten hem waar de
organisatie nu precies voor staat. Dat wisten velen niet. Maar toen Hans Simons
vertelde wat het instituut allemaal doet, herkenden ze de producten van het NIZW
wèl. Ze wisten alleen niet dat al die activiteiten onder de verantwoordelijkheid
vielen van het instituut.
‘Aan de naamsbekendheid van “onze organisatie” moeten Hans en ik zeker nog
wat doen,’ zegt Simons. ‘We willen het NIZW meer smoel geven en de ongelooflijke
hoeveelheid kennis en veelzijdigheid die er onder de medewerkers bestaat nog
meer benutten.’
De Rotterdams wethouder van Haven- en Economische Zaken en voormalig
staatssecretaris van Volksgezondheid staat bekend als bruggenbouwer. Na een
gedwongen rustperiode vorig jaar kwam hij tot de conclusie dat het tijd werd
voor een baan die hem wat minder in de publieke frontlinie zou plaatsen. Na
twintig jaar werken in het openbaar bestuur wilde hij wat anders.
‘Sociale vraagstukken boeien mij het meest, ook wat er internationaal op
dat gebied gebeurt,’ zegt Simons. Het aanbod van het NIZW voor een baan als
voorzitter kwam voor hem als geroepen. ‘Maar het is overigens zeker niet zo dat
ik in mijn nieuwe functie de luwte opzoek, zoals sommige media beweerden. Er
staat ons nog veel te doen’, zegt hij. ‘Het NIZW is nog lang geen instituut dat
af is’, beaamt Hans Van Ewijk.
Momenteel zwaait Hans van Ewijk als directeur in zijn eentje de scepter
over het landelijke kennis- en adviescentrum op het gebied van zorg en welzijn.
Samen met Simons zal hij, zoals gezegd, vanaf april de Raad van Bestuur vormen,
de huidige Raad van Bestuur wordt dan Raad van Toezicht. De toegenomen omvang en
complexiteit van het instituut vragen om deze herindeling aan de top. Het NIZW
hoopt zichzelf met hulp van het bestuurlijk zwaargewicht Simons meer op de kaart
te kunnen zetten. Van Ewijk is zeer in zijn nopjes met zijn nieuwe collega en
spreekt van een ideale combinatie.
‘Ik denk dat we een sterk, elkaar aanvullend, team zullen vormen,’ zegt
hij. ‘Ik ken het NIZW inmiddels door en door en weet goed welke nieuwe
ontwikkelingen er zijn op het gebied van zorg en welzijn. Maar ik ben minder
bestuurlijk- en politiek georiënteerd en dat is nu juist een sterke kant van
Simons. Bovendien heeft hij als wethouder en voormalig staatssecretaris ook veel
ervaring met de sectoren zorg en welzijn.’ Simons: ‘We zullen elkaar
allrounder maken.’
Een tweekoppig bestuur kan een riskante keuze
zijn.Simons: ‘Als je met zijn tweeën bent, dan moet het zeker
klikken. Maar ik heb er alle vertrouwen in. In zo’n situatie is het belangrijk
dat je elkaar de eer kunt gunnen. Als één van beiden eens ergens succes mee
heeft, dan moet de ander dat kunnen waarderen. We zullen het best weleens oneens
zijn, maar als we maar hetzelfde doel voor ogen houden, dan denk ik dat we het
prima redden samen.’
Hoe gaat jullie samenwerking eruit zien en wat is jullie
gezamenlijke doel?Simons: ‘Als één van mijn eerste bezigheden
zal ik uitvoerig gaan praten met medewerkers van het NIZW. Ik wil van hen zelf
horen wat de brede thema’s zijn en hoe zij daar tegenaan kijken. Pas dan kun je
echt gedetailleerde lijnen gaan uitzetten.’ ‘Inderdaad,’ beaamt Van Ewijk,
‘het moet van onderop komen. Wij zullen geen bestuur zijn dat alles van boven
oplegt. We hebben de portefeuilles overigens nog niet verdeeld, zover zijn we
nog niet. Maar er liggen al wel een aantal kernpunten waar we samen op gaan
koersen. Zoals gezegd willen we de binnenwereld van het NIZW meer met de
buitenwereld verbinden. Ook zou ik graag zien dat de praktijk beter gevoed gaat
worden. Er bestaat soms een discrepantie tussen de wetenschap en de uitvoering.
Vooral onderzoekers weten hun werk niet altijd te verbinden met de praktijk. Als
instituut van toegepaste wetenschap zijn wij eraan gehouden om die verbinding te
leggen.’
Simons geeft aan dat bij het NIZW zoveel kennis over ervaringen op de
werkvloer bestaat dat hij ervan overtuigd is dat er nog veel meer manieren zijn
om die kennis te benutten. Van Ewijk, daarop inhakend: ‘Er zijn bij ons ook
zeker veel voorbeelden van een goede vertaling naar de praktijk. Zoals
bijvoorbeeld het project waarbij groepsleiders worden getraind voor Families
First, een methode waarbij jongeren met gedragsproblemen binnen het gezin worden
opgevangen. Of de centrale indicatiesystemen voor de zorg die bij ons zijn
ontwikkeld en die nu in het veld worden gebruikt.’
Als staatssecretaris staat Simons vooral bekend om zijn plan
voor een basisverzekering in de zorg, waar hij tien jaar geleden mee kwam. Zal
het NIZW zich meer op dit terrein gaan toeleggen? ‘Ik ben dan
wel staatssecretaris van Volksgezondheid geweest,’ reageert Simons, ‘maar ik heb
minstens zoveel ervaring met welzijn. Als wethouder van Economische Zaken krijg
je bijvoorbeeld te maken met onderwerpen in de inkomens- en armoedesfeer. Verder
heb ik me onder meer beziggehouden met de sociale vernieuwing in
Rotterdam.’
Van Ewijk: ‘Het lokaal sociaal beleid is binnen het NIZW juist een
opkomende tak van sport. Dat heeft alles met welzijn te maken. Bij VWS bespeur
ik verhoudingsgewijs wel erg veel aandacht voor de zorg. In de memorie van
toelichting bij de afgelopen zorgnota is er bijvoorbeeld nauwelijks aandacht
voor sport, jeugd en lokaal sociaal beleid. Ik mis een samenhangende visie op
wat nu een goed leefbaar Nederland is. Hoe breed is het sociaal beleid nu
precies en hoe zit het met de samenhang, die vragen zouden moeten worden
beantwoord. Als NIZW zouden wij de overheid kunnen ondersteunen bij de
bewerkstelliging van die samenhang. Er moet een kader worden gecreëerd, waaraan
zorg- en welzijnsorganisaties dan zelf een veelkleurige invulling kunnen
geven.’
Simons: ‘Dat lijkt me een goed plan. Een soort vijfde nota voor het
sociaal beleid kan geen kwaad. Daarin moet dan veel ruimte zijn voor
vraagsturing. Er moet zoveel mogelijk naar een optimale dienstverlening aan
cliënten worden gestreefd.’ Van Ewijk: ‘Binnen de sector moeten nog veel
keuzemogelijkheden komen, net als in een supermarkt. Als je het hebt over
bijvoorbeeld kinderopvang komt het nog veel voor dat ouders hun kind maar bij
één vorm van opvang kunnen onderbrengen. Als ze geluk hebben.’
U heeft het over meer samenhang. Hoe zit dat binnen het NIZW,
daar lijken steeds meer verschillende kenniscentra te
ontstaan?Van Ewijk: ‘We proberen onszelf inderdaad te
profileren met verschillende kenniscentra. Maar het is juist de bedoeling van
die centra dat de kennis daar productief wordt gemaakt. De kunst is om
kenniscentra en programma’s door een uitgekiend informatie- en kennismanagement
van elkaar te laten profiteren.’ Simons: ‘Ik wil als voorzitter straks graag
zoveel mogelijk proberen dwars door de sectoren heen kijken. Er bestaan op
verschillende afdelingen binnen het NIZW ervaring op overeenkomstige gebieden.
Het is zaak dat ook binnen het instituut meer gebruik wordt gemaakt van elkaars
kennis.’/Jeannine Westenberg