‘De kinderboerderij is voor onze cliënten en mensen uit de omgeving het middel bij uitstek om contact met elkaar te maken’. Aan het woord is Aaldert van der Tuuk, beheerder van het educatief agrarisch centrum de Kiep. De boerderij met al haar dieren is populair bij de cliënten van De Brink. Maar niet alleen bij hen: ook ouders en hun kinderen uit de omgeving komen er in groten getale. Daarnaast wil ‘een hele grote groep’ vrijwilligers uit Vries en de omliggende dorpen zich graag inzetten voor alle voorliggende werkzaamheden. ‘We zitten nu op zo’n 150 vrijwilligers. Je ziet dat ouders komen helpen die er vroeger huiverig voor waren. Maar er reageren ook vrijwilligers via oproepen in plaatselijke kranten, de vrijwilligersbank of het arbeidsbureau.’
De kinderboerderij – één van de gebouwen waar dagbesteding plaatsvindt – is in de praktijk vaak het voorportaal voor verder vertier op het terrein van De Brink, schetst Van der Tuuk. ‘Het is bijvoorbeeld een kleine stap naar de speeltuin. Daar zie je kinderen van De Brink met leeftijdsgenootjes van buiten het terrein schommelen. En mensen combineren geregeld een bezoekje aan de kinderboerderij met een bezoek aan het theehuis of het zwembad elders op het terrein.’
Ook op een andere manier haalt de Kiep mensen van buitenaf naar het terrein van De Brink. Via een educatief programma, waar vijf basisscholen uit het buurtdorp Tynaarlo aan meedoen, komen elke vrijdagochtend kinderen op de kinderboerderij. Zijdelings komen zij in contact met de doelgroep van De Brink. Merkt Van der Tuuk dan een kloof? De beheerder noemt cliënt Gert, die dagelijks een helm op heeft, omdat hij vanwege epileptische aanvallen om kan vallen. ‘Iedereen mag vrijuit vragen stellen aan Gert. En als hij tijdens het werk valt, dan zie ik dat de moeders vaak blijven kijken. De kinderen gaan daar normaler mee om – ze blijven ook niet kijken.’
Omgekeerde integratie
‘Twee jaar geleden stonden hier nog zes paviljoens,’ zegt Jo Triepels van de raad van bestuur. Hij wijst naar het terrein van De Brink, de zorgaanbieder in het Drentse Vries voor mensen die naast verstandelijke ook zintuiglijke handicaps hebben. Er staan nu moderne en gevarieerde woningen die de tand des tijd kunnen doorstaan. De ongeveer 180 cliënten, die bij De Brink wonen, hebben bijvoorbeeld met allemaal een eigen kamer meer privacy dan voorheen.
De sloop en nieuwbouw van de woonvertrekken is onderdeel van een groot nieuwbouwplan. Enkele jaren geleden werden al de eerste stappen naar de ombouw van een gebied met paviljoens, omringd door bomen, naar een toegankelijker en opener terrein gezet. Onder meer komt er nog een doorgaand openbaar fietspad over het terrein.De eerste plannen voor nieuwbouw belandden in de prullenmand. ‘Particuliere woningbouw vond de gemeente niet passen op een terrein dat een zorgbestemming had,’ zegt Triepels. Maar aan de gedachte achter de nieuwbouw – bewerkstelligen van integratie – is wel duidelijk vastgehouden. Of, zoals dat eigenlijk heet, omgekeerde integratie. Zo is de kinderopvang verplaatst van de rand van het terrein naar het middengedeelte, waardoor ouders uit het dorp Vries nu echt het terrein op lopen om hun kroost af te leveren. Daarnaast zijn in het zwembad de tijden verruimd voor niet-gehandicapten, want die waren minimaal. ‘Wanneer kinderen van buitenaf hier later vrijwilliger worden, is de cirkel natuurlijk rond,’ aldus Van der Tuuk.
Dreigen meervoudig gehandicapten ondergesneeuwd te raken tijdens de vermaatschappelijking in de sector, zoals steeds vaker wordt beweerd? ‘Ja,’stelt Triepels. ‘De schijn is tegen ons. Het lijkt alsof we niet vraaggestuurd werken.’ Triepels doelt op de keuze om op het eigen terrein te bouwen in plaats van te ontmantelen. ‘Toen het Bouwcollege ons bezocht in verband met onze nieuwbouwplannen had ze een houding: “we zullen De Brink eens flink de oren wassen”.’
‘Je moet je realiseren dat onze cliënten hele specialistische zorg nodig hebben, en functioneren op een niveau van een kind van twee jaar of jonger. Voor hen is het goed om veiligheid en geborgenheid te bieden.’ De specialistische zorg is gericht op de zintuiglijke beperkingen, die de cliënten naast hun verstandelijke beperkingen hebben. Maar ook de huizen zijn bijvoorbeeld ‘obstakelvrij’ gebouwd; zo zijn brandslangen weggewerkt in de muur en de muren hebben rondingen in plaats van hoeken. ‘Daarnaast wonen veel mensen hier al tientallen jaren. Die moet je niet uit hun sociale netwerk weg halen.’
Geluk
Het terrein van De Brink is voorbehouden aan de meest ernstig verstandelijk gehandicapte cliënten, die daarnaast ook een zintuiglijke beperking hebben. In eerste instantie probeert de zorgaanbieder een cliënt in eigen omgeving te ondersteunen – thuis, bij het zelfstandig wonen in de wijk of bij een collega-zorgaanbieder waar de cliënt op dat moment bivakkeert. Ambulante begeleiders van De Brink bieden onder meer ondersteuning aan cliënten bij de ‘toeleveranciers’ van De Brink, met het doel om de populatie in Vries niet te groot te laten worden.
Carina (17) is iemand die met zeven andere cliënten van De Brink in twee geschakelde woningen in de wijk woont – in het Friese Burgum. ‘Ze heeft het niveau van een tweeënhalf tot driejarige,’ schetst begeleidster Marjan Klaassens. Daarnaast ziet ze slecht vanwege staar, en ook haar spraak is achtergebleven. Nadat Carina nog twee zusjes en een broertje kreeg, werd de situatie thuis onhoudbaar. In november 2000 kwam Carina in Vries op De Brink wonen, maar al snel verhuisde ze naar een zelfstandige woonvorm in Burgum.
Wanneer Carina ’s middags van school terugkomt, helpt ze mee in het huishouden: ze gaat mee boodschappen doen, ruimt de vaatwasser uit of helpt bij het koken. Op de woensdagmiddag zit ze op paardrijden. In de schoolvakanties gaat ze naar de dagbesteding en om het weekend logeert ze bij haar ouders. ‘Carina is echt socialer geworden,’ zegt Klaassens, ‘en ook andere cliënten zijn hier opgebloeid.’ Maar ze geeft aan dat het om een beperkte integratie gaat. ‘Mensen met beperkingen gaan in de wijk wonen om te integreren, maar ze hebben eigenlijk niks met mensen uit het dorp. Zij zoeken hun contacten ook niet buitenshuis, maar meer op de dagbesteding en met de buren, die ook in een zelfstandig-wonenproject zitten. Dát is voor hen geluk, dat wordt weleens vergeten. We moeten er voor zorgen dat we de belangen van de cliënt niet te veel uit het oog verliezen.’