Uit onderzoek van de KPC Groep (Katholiek pedagogisch Centrum) in Den Bosch
blijkt dat in twee jaar tijd 45 procent van alle scholen in het voortgezet
onderwijs geconfronteerd werden met de dood van een leerling. In 18 procent van
de gevallen ging het om zelfmoord. Ook bij jongeren is depressie de
belangrijkste oorzaak van zelfdoding.
Jan Ruigrok, werkzaam als onderwijstrainer bij de KPC-groep, leert
docenten tijdens trainingen om depressieve scholieren en hun ouders te
ondersteunen. Ruigrok gaat uit van de gedachte dat depressiviteit voortkomt uit
een vorm van onrecht dat is aangedaan. Door ziekte, oorlogssituaties, gedwongen
emigratie of een problematische situatie thuis. ‘Als je zelf veel onrecht hebt
ondervonden, kan dat leiden tot destructief gedrag. Dit kan zich naar buiten
richten in agressief gedrag, maar ook naar binnen. Nagelbijten, verslaving zijn
vormen van destructief gedrag tegenover jezelf, evenals depressie.’ Tijdens de
trainingen die Ruigrok geeft, leren docenten hoe ze problemen kunnen herkennen,
wat voor vaardigheden ze kunnen gebruiken om hun leerlingen te begeleiden en
zoeken ze naar hun eigen grenzen. Met praktijkvoorbeelden en discussies gaan de
docenten met de zware thematiek depressie en suïcide aan de slag.
Ondanks de werkdruk in het onderwijs denkt Ruigrok dat begeleiding van
kinderen goed mogelijk is. ‘Door het gebrek aan leerkrachten en allerlei
veranderingen is weliswaar de druk groot is, maar begeleiding hoeft niet méér
tijd te kosten. Het gaat het er niet om dat je dagelijks een uur moet inlassen
voor begeleiding. Het is meer de dagelijkse praktijk, de manier waarop je met de
leerlingen omgaat.’ Ruigrok merkt dat veel leerkrachten bang zijn voor de
consequenties wanneer zij zich openstellen voor leerlingen. ‘Wat kan er allemaal
fout gaan als ik de leerling begeleid? Ben ik wel in staat iemand met zulke
levensgrote problemen te begeleiden? Het zijn begrijpelijke vragen.’
Is het wel een taak van docenten om te zorgen dat een depressie bij
jongeren niet eindigt in zelfdoding?‘De houding van de leerkracht
heeft hoe dan ook effect heeft op het kind. Negeer je een stil, teruggetrokken
leerling of betrek je zo iemand bij de groep? Wanneer een suïcidedreiging
aanwezig is, moet een begeleider altijd een beroep doen op professionele hulp.
In een ideale situatie gebeurt dit in samenspraak met de leerling en zijn
ouders. Wanneer dit niet mogelijk is, moet de begeleider zich verzekeren van
professionele hulp op de achtergrond; iemand bij wie hij zijn verhaal kwijt kan
en die hem steunt.
Het begeleiden van jongeren komt aan de grenzen van de professionaliteit
van begeleiders en mag niet amateuristisch zijn. Om escalatie van een depressie
te voorkomen, moet je je eigen houding ten opzichte van een kind onder de loep
nemen. Leerlingen die ernstig depressief zijn en nadenken over suïcide, hebben
vaak het idee dat ze er niet meer toe doen. Vaak ook denken ze dat zelfmoord de
enige oplossing voor hun problemen is. Veel docenten durven er niet naar te
vragen omdat ze bang zijn dat ze de jongeren op een idee brengen. Maar als je
een jongere rechtstreeks vraagt of hij wel eens denkt aan zelfmoord is de kans
groot dat die heel opgelucht reageert. Zo kun je meer te weten komen over de
gevoelens en merk je of er hulp van buiten nodig is. Veel beschadigingen die
jongeren hebben opgelopen in hun leven vertalen zich in een negatief zelfbeeld
en dat uit zich in agressief gedrag of juist in een heel teruggetrokken houding.
Docenten kunnen situaties creëren die ervoor zorgen dat leerlingen meer
zelfwaardering krijgen. Bij stille leerlingen die niet opvallen, kun je op zoek
gaan naar een activiteit waarin ze kunnen laten zien wat ze kunnen. Er is een
mooi voorbeeld van een docent die met zijn klas op werkweek was. Er waren enkele
‘rouwdouwers’ mee waarvan hij wist dat ze geen zin hadden in excursies en andere
‘flauwe geintjes’. De leraar stelde voor dat zij die avond voor het eten zouden
zorgen en de aardappels gingen schillen terwijl zij weg waren. Toen de groep
terug was, hadden de jongens een hele pan vol geschild. De groep complimenteerde
hen en daardoor kregen zij enorm veel waardering. Zo kunnen ze iets doen voor
anderen, iets betekenen en daardoor krijgen ze zelfrespect en respect van
anderen.’
Moet voor het begeleiden van kinderen de structuur op school
veranderd worden?‘Alle scholen hebben tegenwoordig
leerlingbegeleiders en begeleiding is een geaccepteerd fenomeen. Grote massale
scholen kunnen iets onpersoonlijks hebben, maar een keerzijde is dat er meestal
een goede begeleidingsstructuur is. Bijna alle scholen streven naar goed
persoonlijk contact met leerlingen. Als blijkt dat een kind aan suïcide denkt of
ernstig depressief is, zoeken begeleiders contact met de hulpverlener op school
en zullen ze ook contact zoeken met de ouders. In principe zal de docent de
leerling doorverwijzen, in ieder geval zal hij zelf op de achtergrond
ondersteund worden.
Een docent die goed contact heeft met het kind en wil helpen, kan een
contract met het kind sluiten. In de overeenkomst wordt bijvoorbeeld afgesproken
dat je eerst vier gesprekken aangaat, wat je daarin wilt bereiken en welke
stappen daarna gezet gaan worden. In zo’n contract kan een ‘non-suïcideafspraak’
zijn opgenomen. De begeleider en de leerling spreken af dat de leerling
gedurende de tijd van het contract zichzelf geen schade zal toebrengen. Een
lerares vertelde me eens dat zij op een leerling was toegestapt om te zeggen dat
zij bang was hij een eind aan zijn leven zou maken. De leerling had een beroep
op haar gedaan en zij voelde zich medeverantwoordelijk. Ze vertelde hem dat het
niet alleen in zijn belang was om geen einde aan het leven te maken, maar dat
het ook in het belang was van haar en anderen die om hem gaven. Alleen al door
die vraag leefde die leerling letterlijk op. Ze had hem gezegd dat hij
belangrijk was voor anderen. En dat was juist waar hij zo aan twijfelde.’
In hoeverre moet de leerkracht verantwoordelijk zijn in de
opvoeding van een leerling?‘Ik vind dat er een onderscheid is
tussen opvoedingsverantwoordelijkheid en pedagogische verantwoordelijkheid. De
opvoeding is een taak van de ouders. Als docent kun je praten en je
geïnteresseerd opstellen, maar je moet niet de verantwoordelijkheid van de
ouders overnemen. Dat is ook niet in het belang van het kind.
Maar je kunt niet niets doen. Als je besluit om iemand geen extra aandacht
te geven, is dat ook een beslissing. Het kan niet zo zijn dat leerkrachten de
taken van de ouders op zich nemen. Dat is funest voor het kind. Dan ga je
namelijk tussen het kind en zijn ouders in staan. Tijdens een van de trainingen
was er eens een docent die een leerling begeleidde die thuis werd mishandeld.
Hij was hevig verontwaardigd over de thuissituatie en raadde de leerling aan om
aangifte te doen. Na het derde gesprek kwam de leerling niet meer opdagen en
tegenover medeleerlingen beschuldigde ze de leerkracht van van alles. De docent
had te duidelijk stelling genomen tegen de ouders en wanneer het er op aankomt
kiezen kinderen eerder voor hun ouders dan voor de begeleiders. Om dit soort
processen te voorkomen moet je ouders altijd steunen. Als leerkracht behartig je
niet alleen de belangen van het kind, maar ook die van alle betrokkenen, met
name die van de ouders.
Elke stap die je zet moet je bij de ouders kunnen verantwoorden. Ik beloof
een jongere dan ook nooit geheimhouding. Willen ouders pertinent niet dat hun
kind hulp krijgt, dan kun je je slechts terughoudend opstellen. Het is soms erg
moeilijk om het er met ouders over te hebben. Als ze zich gesteund voelen,
reageren ze uiteraard veel beter dan wanneer je ze het gevoel geeft dat ze
slechte ouders zijn. Daarom moet je nooit op een belerende manier met ouders
omgaan, maar gewoon het probleem aan de ouders voorleggen. Als er goed contact
is, krijgen ouders het gevoel dat ze gesteund worden in het oppakken van hun
verantwoordelijkheid als ouders en vinden leerkrachten de rust in de wetenschap
dat niet zij maar de ouders uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de opvoeding
van hun kinderen.’/Ester MijnheerBRON: Zorg + Welzijn Magazine, 27 juni 2001