Als een medewerker van de thuiszorg een cliënt helpt,
terwijl hij ziet dat de partner van de cliënt rustig op de bank een boek zit te
lezen, is er een kans dat hij denkt: “Onze organisatie kampt een
personeelstekort, ik werk me uit de naad en die zit zich lekker te ontspannen”.
‘Maar het zou normaal moeten zijn dat een partner of ander familielid ruimte
heeft voor zijn eigen leven’, zegt Monique Kremer, sociaal wetenschapper bij de
Universiteit Utrecht.
De onderzoeker vindt dat er meer aandacht moet komen voor de situatie van
mantelzorgers. In haar pas uitgekomen boek ‘Geven en claimen’ pleit ze voor
volledig burgerschap. ´Burgers moeten het recht hebben om aan alle aspecten van
de samenleving te kunnen deelnemen en niet alleen aan de zorg. De garantie voor
dat recht moet van de overheid komen. ‘De burger moet het recht krijgen op zorg
en niet afhankelijk zijn van de goede wil van de omgeving. Mantelzorgers moeten
op hun beurt bewust ‘nee’ of ‘ja’ kunnen zeggen tegen zorgtaken. Als ze er wèl
voor kiezen, moeten ze erkenning krijgen, want mantelzorg wordt nu nog steeds
als vanzelfsprekend gezien. En dat is het niet ‘, vindt Kremer.
Kremer: ´De meeste mensen vinden het gelukkig helemaal geen ramp om eens
wat voor een ander te doen, om gedurende korte tijd voor een zieke in de
omgeving te zorgen. Maar langdurig zorgen kan een benauwende ervaring zijn. De
taken zijn emotioneel en fysiek belastend en veroorzaken uitsluiting van
burgerschap. Ik ken een vrouw die al vijftien jaar haar partner met een
progressieve ziekte helemaal alleen verzorgt. Financiële armslag heeft het paar
nauwelijks, dus kan ze ook nooit eens met vakantie om uit te rusten. En zo zijn
er velen. Een aanzienlijk deel van de 1, 3 miljoen mantelzorgers in Nederland
biedt intensieve en langdurige zorg. Meestal zijn het vrouwen tussen de 45 en 65
jaar die daarvoor opdraaien, veel van hen ervaren het zorgen nog steeds als een
morele plicht. Daar moeten we van af.’
Willen al die mantelzorgers wel af van hun
taken?‘Het klopt dat mensen die het meest intensief zorgen het
moeilijkst hulp kunnen aannemen. Maar het nare is ook dat het vaak niet een
kwestie is van willen verzorgen, maar van moeten. Thuiszorginstellingen stellen
nog steeds de vraag in hoeverre familieleden of vrienden zorgtaken kunnen
vervullen. Als dat zo is, neemt de thuiszorg geen initiatief, dat mogen ze niet
eens. Bovendien: als er wachtlijsten zijn, moeten naasten wel hulp
bieden.Het kan wel anders. In Denemarken en Zweden hebben burgers het
individuele recht op zorg. Er wordt daar ongeveer twee maal zoveel geld
uitgegeven aan zorg aan huis. In Nederland is de thuiszorg aanvullend terwijl in
die landen de mantelzorg aanvullend is.’
Er is nu al een enorm personeelstekort en er zijn lange
wachtlijsten in de zorg. Hoe moet dat als mantelzorgers niet meer willen
zorgen?‘Het is echt niet zo dat helemaal niemand iets meer
voor een naaste wil doen als ze de keuze hebben om te zorgen. In veel gevallen
zal er een combinatie van professionele zorg en mantelzorg ontstaan. Het gaat
erom dat informele verzorgers die intensieve hulp bieden lucht krijgen. Dat ze
een betaalde baan kunnen zoeken als ze dat willen en economisch zelfstandig
kunnen zijn. Zo krijgen ze middelen om als individuele burger te kunnen handelen
en sociale zekerheid op te bouwen. Maar ze moeten ook ruimte krijgen om lid te
zijn van een vereniging, vrienden te bezoeken of gewoon eens niets te doen. Ik
hoorde een mantelzorger eens zeggen dat ze al tijden geen krant meer leest, dat
is toch schrijnend?
Het argument dat er geen geld is voor veel meer professionele zorg, daar
geloof ik niet in. Allereerst kun je je afvragen of je van ‘het vertrekpunt’
geld moet uitgaan. Wil je als samenleving een verzorgingsstaat waarin een deel
van de mantelzorgers min of meer gedwongen zware zorgtaken voor zijn rekening
neemt en buiten de maatschappij staat? Als de mantelzorgers die nu geen betaalde
baan hebben gaan werken, in deeltijd of volledig, betalen zij ook belasting.
Daarvan kan een percentage naar de zorg gaan. Een deel van deze mensen zal
bovendien als werknemer terechtkomen in de zorg. Ze hebben daar inmiddels
ervaring mee of werkten daar vroeger ook. De mantelzorgers zouden bij het vinden
van een betaalde baan nu bovendien kunnen profiteren van de krapte op de
arbeidsmarkt.’
U ziet het meeste in combinaties van mantelzorg en
professionele zorg. Dat vergt een flexibele houding van
zorgorganisaties.´Ja, als een partner van een cliënt ´s
ochtends werkt en er is met de thuiszorg afgesproken dat ze er om acht uur zijn
om de zorgtaken over te nemen, dan moet de thuiszorg er ook zijn. Mantelzorgers
moeten daar op kunnen vertrouwen. Kortom, er dienen goede afspraken gemaakt te
worden tussen mantelzorgers en zorginstellingen. Er moet worden uitgegaan van
wat een mantelzorger wil en aankan. Er dient dus een soort pakket-op-maat
gemaakt te worden, waarin deze verschillende vormen van zorg goed op elkaar
aansluiten, maar waarin bovenal ruimte is voor de mantelzorger. Als hij of zij
eens naar een feestje of op vakantie wil of tijdelijk minder in staat is om te
zorgen dan moet dat kunnen. Een goede afstemming is belangrijk. Uitzendbureaus
kunnen worden ingezet om flexibeler op de vraag van mantelzorgers te kunnen
inspelen. Momenteel is de hele zorg gericht op de wensen van de cliënt. Ik vind
dat beroepskrachten meer oog moeten krijgen voor de belangen van mantelzorgers,
want die kunnen weleens anders zijn dan de belangen van de cliënt. Met dat
dilemma moeten professionals leren omgaan.
Ik wil overigens niet alles op het bordje leggen van zorginstellingen. De
garantie dat mensen volledig burgerschap kunnen nastreven moet van de overheid
komen. Het burgerschap moet een kwestie van de politiek worden. In Engeland
oefenen belangenorganisaties van mantelzorgers al veel langer invloed uit op het
beleid. De directeur van de grootste mantelzorgorganisatie is zelfs lid van de
House of Lords.Heel voorzichtig komt er in Nederland wel meer aandacht voor
mantelzorgers. Dat merk je bijvoorbeeld aan de nieuwe regelingen voor
zorgverlof. Of uit het feit dat onlangs een Utrechtse thuiszorginstelling als
eerste aankondigde mantelzorgers in dienst te willen nemen. Iedereen is erbij
gebaat dat mantelzorgers worden gesteund. Gebeurt dat niet, dan branden ze op en
worden ze zelf hulpbehoevend. Dan krijgen zorginstellingen er nog meer klanten
bij.’
Geven en claimen, burgerschap en informele zorg in Europees
perspectief. Uitgeverij NIZW, Utrecht, tel. (030) 230 66 07, ISBN 90 5050 796
4./Jeannine Westenberg