Vroeger bepaalden de gemeente en instellingen wat er
moest gebeuren in Deventer. Tot 1992. In dat jaar introduceerde de gemeente een
nieuwe manier van werken: de Deventer wijkaanpak. Vanaf die tijd staan de
bewoners centraal. Zij kunnen jaarlijks aangeven wat zij belangrijk vinden voor
hun woon- en leefomgeving. De gemeente werd opgedeeld in zes wijken. Elke wijk
kreeg een eigen wijkwethouder, een wijkambtenaar, een opbouwwerker en een
wijkteam. En de beschikking en zeggenschap over een eigen wijkbudget.
De afgelopen tien jaar kende de wijkaanpak een jaarlijkse cyclus. In de
maanden september, oktober en november worden bewoners gevraagd naar hun mening
over hun leefomgeving. Tijdens deze zogenaamde ‘panelronde’ kunnen de bewoners
hun wensen en ideeën opgeven. Tevens kunnen ze oplossingen aandragen en aangeven
hoe zij daar zelf een rol in kunnen spelen. In de daaropvolgende drie maanden
wordt de ‘prioriteitsronde’ gehouden. In die periode wordt nagegaan wat de
mogelijkheden zijn om met de ideeën aan de slag te gaan en of die onder de
wijkaanpak of onder gemeentelijke diensten moeten vallen. Dan volgen er
buurtbijeenkomsten, waar bewoners beslissen welke ideeën het belangrijkst zijn
en hoeveel geld daarvoor wordt ingezet. In het wijkplan komen alle maatregelen
die worden uitgevoerd te staan. Tussen januari en september gaan taakgroepen in
de wijken – en in overleg met de buurtbewoners – aan de slag met de uitwerking
van de ideeën tot uitvoerbare plannen. Samen met de wijkambtenaar en de
opbouwwerker wordt bepaald of en hoeveel ondersteuning er aan de verschillende
taakgroepen kan worden verleend. Uitgangspunt is dat er zoveel mogelijk ideeën
van bewoners worden uitgevoerd.
Meetbaar
In tal van artikelen en rapporten die de afgelopen tien jaar zijn
verschenen, is de Deventer wijkaanpak geroemd als een zeer verregaande manier om
burgerinitiatieven tot inzet van het gemeentelijk beleid te maken. Maar na tien
jaar is de aanpak aan een stevige herziening toe, zo blijkt uit de
eindrapportage ‘Liefde van Later,’ die deze zomer verscheen. De omslag van het
rapport, in opdracht van de gemeente Deventer opgesteld door Paul van Soomeren
van het onderzoeks- en adviesbureau DSP-groep en Henk Gossink van B&CO,
wordt gesierd door een zinsnede uit het lied ‘Wennen aan jou’ van Acda en De
Munnik: ‘Vertel mij één keer mijn lief, wat was er ook al weer zo leuk aan mij?’
Behalve een waslijst aan voorstellen om de Deventer wijkaanpak te herijken,
bevat het onderzoeksverslag ongezouten kritiek op de aanpak tot nu toe. Veel van
de kritiek betreft het feit dat Deventer in de afgelopen tien jaar vele malen
opnieuw de doelen van de wijkaanpak heeft geformuleerd. ‘Maar,’ zo stellen Van
Soomeren en Gossink, ‘met het steeds weer bepalen van doelen is men er nog niet.
Wie zichzelf doelen stelt, zal ook na enige tijd moeten bezien of die doelen nu
gehaald zijn, of er resultaat wordt geboekt.’
Dat heeft Deventer volgens de onderzoekers echter nooit gedaan. De doelen
zijn weliswaar eenvoudig en meetbaar gesteld. Maar het meten zelf is volgens de
eindevaluatie achterwege gebleven. Alleen de leefbaarheid en veiligheid zijn
gemeten. Dit gebeurde met behulp van het ‘bewonersonderzoek leefbaarheid en
veiligheid’ (een verplichte monitor voor steden die onder het grotestedenbeleid
vallen) en de landelijke Politiemonitor bevolking. Opvallend is dat uit deze
onderzoeken blijkt dat het gevoel van veiligheid en leefbaarheid in de afgelopen
jaren in Deventer is afgenomen. Daarnaast is de waardering van de inwoners van
Deventer omtrent de buurtcohesie nagegaan. In 1998 waardeerde ze de buurtcohesie
nog met een rapportcijfer van 6,3. In 2001 ging dat cijfer omlaag naar 6.0.
‘Uit de hele berg cijfers van 1992 tot en met 2001 valt eigenlijk maar één
conclusie te trekken: d’r is weinig tot niks ten positieve veranderd op het
terrein van leefbaarheid,’ menen de onderzoekers. ‘Wat dit zegt over de
prestaties van alle actieve wijkaanpakkers samen is lastig aan te geven. De
harde conclusie over leefbaarheid kent echter een boterzachte evaluatie, omdat
de cijfers over alles gaan (gedrag bewoners, prioriteiten bestuur, effectiviteit
uitvoerders en toezichthouders, maatschappelijk klimaat) en daarmee nietszeggend
zijn geworden.’
Volgens Van Soomeren en Gosselink is de wijkaanpak toe aan een meer
volwassen discussie over haar bestaansrecht. ‘Niet op basis van de nobelheid van
haar doelstellingen, maar op basis van haar resultaten. Een andere discussie zou
je moeten afwijzen omdat ‘dromen, hopen en afwachten slechts de mogelijkheid
bieden de mens te omschrijven als een teleurgestelde droom, een vervlogen hoop,
een vergeefse verwachting’, zo citeren zij Jean Paul Sartre.
Cohesie
Marten Schuttert is hoofd van de afdeling Wijkaanpak en coördinator van het
Grotestedenbeleid in Deventer. Hij is niet verbaasd over de harde en vaak
negatieve conclusies uit het eindrapport. Schuttert vindt echter niet dat je uit
het rapport kunt afleiden dat de Deventer wijkaanpak niet succesvol is.
‘Integendeel. Het afgelopen decennium zijn er in deze gemeente voortdurend
burgerinitiatieven gestimuleerd. Bewoners hebben zelf het heft in handen. Dat
heeft tot talloze geslaagde projecten geleid, waar honderden mensen bij
betrokken zijn geweest. Onder meer projecten om speelplekken te realiseren en te
verbeteren, op het gebied van kunst en cultuur, projecten om mede-nederlanders
bij de wijk te betrekken.’
Schuttert geeft toe dat Deventer enigszins in gebreke is gebleven bij het
meten van de resultaten van de wijkaanpak. Wel vindt hij dat de opstellers van
het eindverslag daar een erg zware nadruk op leggen. ‘We maken van ieder
wijkplan een evaluatieverslag. Ook staan we in voortdurend contact met de
wijkteams. Het enthousiasme onder de bewoners is evident. Dat maakt het nut en
het succes van de wijkaanpak zo vanzelfsprekend dat we misschien te weinig
aandacht hebben besteed aan verslaglegging van wat de communicatie met de
bewoners heeft opgeleverd. Maar dat betekent niet dat we niet communiceren. We
leven nu eenmaal in een tijd van resultaten, meten en monitoren. Daar ontkomen
wij ook niet aan. We gaan vanaf nu duidelijk de resultaten meten en kortsluiten
met de bewoners.’
Het feit dat uit de leefbaarheids- en veiligheidsmonitor blijkt dat de
bewoners zich onveiliger voelen en dat de waardering van de buurtcohesie in de
afgelopen jaren minder is geworden, zegt Schuttert niet zo veel. ‘Die monitoren
geven een beeld van de hele bevolking van Deventer, ook degenen die niet
geïnteresseerd zijn in de wijk. Als je de mensen die actief zijn in de
wijkaanpak ondervraagt, krijg je een veel positiever beeld over de sociale
cohesie. Ook de cijfers over de beleving van veiligheid zijn niet alleszeggend.
Als er een moord wordt gepleegd in Deventer worden dergelijke getallen weer voor
maanden beïnvloed. Uit onderzoek is gebleken dat je het veiligheidsgevoel van
burgers met minder dan tien procent kunt beïnvloeden.’
Een punt dat volgens Schuttert wel duidelijk verbetering behoeft, is de
terugkoppeling naar het gemeentelijk apparaat van zaken die door de burgers
worden aangedragen. ‘Daar zijn we momenteel hard mee bezig. Er bestaat bij de
gemeente te veel het gevoel dat de wijkaanpak heilig is. Het is iets van de
burgers, en daar mag je als gemeentebestuur niet aankomen. Dat heeft soms tot
gevolg gehad dat problemen die door de wijkteams werden gesignaleerd en die in
samenhang door de gemeente aangepakt hadden moeten worden, zijn blijven liggen.
Die signaleringsfunctie is heel belangrijk.’
Proeverij
Slaagt de wijkaanpak er in de meest belangrijke problemen voor het
voetlicht te brengen? Nee, vinden de opstellers van het eindrapport. Ieder jaar
komen dezelfde zaken weer aan de orde: veiligheid, leefbaarheid, sociale
samenhang. Die herhaling van zetten maakten de wijkplannen welhaast per jaar en
per wijk inwisselbaar. ‘In een proeverij voor blinden zou geen der proevers
jaartal en herkomst nog kunnen benoemen. In een melige bui grapten we
provocerend: laten we gewoon de jaartallen vervangen, dan kunnen jullie dat hele
gedoe met panels en prioriteren overslaan. Dat scheelt een hoop tijd en energie,
die we dan aan leuke dingen kunnen besteden,’ aldus Van Soomeren en Gossink.
Het verbaasde de onderzoekers dat een paar van de grote onderwerpen van het
huidig tijdsgewricht niet via de wijkaanpak naar boven zijn gekomen.
‘Onderwerpen als zorg en onderwijs raken toch velen, maar ze verschijnen niet
echt pregnant in beeld via de wijkaanpak. Problemen met onderwijs (zwarte en
witte scholen) en zorg (verdwijnend aanbod in de wijken) haalden vanuit Deventer
wel programma’s als ‘Vijf in het Land’, maar niet de wijken van de stad
Deventer. Dan wordt het toch tijd om eens naar de panelmethodiek te gaan
kijken.’
Schuttert vindt echter niet dat dergelijke onderwerpen tot het terrein van
de wijkaanpak behoren. ‘Leefbaarheid, veiligheid en sociale samenhang. Dat zijn
de onderwerpen en die zijn al moeilijk genoeg. Het zijn ook de onderwerpen waar
alle wijken mee te maken hebben. Toch verschillen de wijkplannen sterk van
elkaar. Een naoorlogse wijk vergt nu eenmaal een andere aanpak dan een
nieuwbouwwijk. Ik heb het gevoel dat de onderzoekers de wijkplannen niet al te
nauwkeurig hebben bestudeerd.’
Volgens de coördinator is het niet de bedoeling dat de bewoners met de
wijkaanpak de taak van zorginstellingen of van de politie gaan overnemen. ‘Dat
veronderstelt dat je soms achter de voordeur van individuen komt. Dat is een
stapje te ver. We organiseren wel debatten over dergelijke onderwerpen. Maar
uiteindelijk zijn andere organisaties er verantwoordelijk voor om met dergelijke
problemen iets te doen. De wijkaanpak kan niet de hele rol van het gemeentelijk
apparaat overnemen.’
Het is de bedoeling dat de Deventer wijkaanpak zich gaat verbreden en in de
toekomst ook ingezet gaat worden bij bijvoorbeeld herstructurering van wijken.
‘In de wijk worden zeker zulke verstandige beslissingen genomen als in de
gemeenteraad,’ vindt Schuttert.
De wijkteams moeten zich vaak wapenen tegen instellingen die een beroep
willen doen op het wijkbudget. Schuttert: ‘stadsbeheer, jeugdwerk, ze hebben
allemaal geld tekort en willen graag activiteiten ontplooien met het geld van de
wijkbudgetten. Daar is niets moreel verwerpelijks aan. Maar we moeten wel goed
in de gaten houden welke initiatieven door de bewoners worden aangedragen en
welke door instellingen. Want het wijkbudget is aanvullend. Het is niet de
bedoeling dat daar reguliere activiteiten van worden gefinancierd. Bewoners
kunnen wel de aanleg van een speelplaats bespoedigen vanuit het wijkbudget. Dan
krijgen ze het geld terug op het moment dat ze volgens de gemeentelijke planning
aan de beurt waren voor speelvoorzieningen. Of ze kunnen geld uittrekken voor
een betere kwaliteit van dergelijke voorzieningen. Maar als jaar in jaar uit
wijkbudgetten worden aangewend voor betere speelvoorzieningen, moet je je als
gemeente wel afvragen of het beleid op dit gebied nog wel aansluit bij de wensen
van de bewoners.’
Volwassenheid
Gemeenten die de Deventer wijkaanpak willen invoeren, raadt Schuttert aan
vooral nauw samen te werken met het opbouwwerk. ‘Denk niet dat je als gemeente
alleen tot een goede werkrelatie met de bewoners komt. Het zwaartepunt moet
buiten het stadhuis liggen, in de wijk. Daar is het opbouwwerk onmisbaar bij.’
Ook moeten gemeenten niet de fout maken de burgers te willen betrekken bij
het beleid. ‘Het gaat er juist om de gemeente te betrekken bij initiatieven van
burgers. Het bestuurlijk model moet helemaal op zijn kop. Dat is vaak moeilijk
voor gemeenten. Ze willen beheersen, plannen maken. Ook als dat helemaal niet
nodig is. De burgers zijn volwassen genoeg om zelf zaken ter hand te nemen.’
De komende jaren gaat Deventer haar wijkaanpak in vernieuwde vorm
voortzetten. De jaarlijkse cyclus wordt tweejaarlijks, er wordt meer tijd en
aandacht gestoken in dieper liggende problemen die ervoor zorgen dat gevoelens
van veiligheid, leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk nog te weinig
verbeteren en er wordt meer gekeken naar zaken signalen uit de buurt die door
gemeentelijke instanties dienen te worden aangepakt. ‘De wijkaanpak was iets te
veel routine geworden. Maar we zijn ervan overtuigd dat er nog veel meer uit te
halen is,’ vindt Schuttert.
‘Vertel mij één keer mijn lief, wat was er ook al weer zo leuk aan mij?’
Niet alleen die zinsnede uit het lied van Acda en De Munnik kenmerkt de Deventer
wijkaanpak. Het couplet dat daarop volgt beschrijft de noodzakelijke herijking
van deze methodiek nog veel beter: ‘Ik kan niet alles/ Maar dit wat ik nu doe
kan ik erg goed/ Ik denk aan alles wat fout ging vandaag/ En hoe het beter moet/
Morgen beter misschien/ Morgen kijken of het leuker kan…’/Eric de
Kluis