Na recente incidenten als de moord op de zevenjarige
Chanel Naomi Eleveld in Assen en de roofoverval op een Gamma-vestiging in
Amsterdam, laaide de afgelopen weken de discussie weer op over openheid over het
strafrechtelijk verleden van ex-gedetineerden. Wie moet en/of mag daarvan op de
hoogte zijn: de politie, de werkgever, de woningcorporaties of zelfs
medebewoners? Registratie en gebruik van strafrechtelijke gegevens is geregeld
in de Wet op Justitiële Documentatie (Wet JD). De belangrijkste verandering in
de nieuwe Wet JD heeft betrekking op de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG),
beter bekend als verklaring van goed gedrag. In de nieuwe wet krijgen
burgemeesters, die zo’n VOG afgeven, de beschikking over justitiële gegevens die
voorheen alleen voor intern gebruik door politie en justitie bedoeld waren.
Behalve werkgevers kunnen binnenkort ook sportverenigingen en maatschappelijke
organisaties vragen naar zo’n VOG. In haar onderzoek, dat zij verrichtte in
opdracht van de Vereniging Delinkwentie & Samenleving, gaat Brok in op de
juridische problemen waar ex-gedetineerden door deze wetswijziging tegen
aanlopen.
Waar liggen de struikelblokken voor
ex-gedetineerden?‘Bij het sluiten van verzekeringen en
arbeidscontracten. Door de wetswijziging zullen veel ex-gedetineerden
onverzekerd rondlopen. Ze zijn namelijk verplicht contacten met politie en
justitie in de voorgaande acht jaar te melden. Ook bij sollicitaties gaat het
detentieverleden een grotere rol spelen. Ex-gedetineerden zullen nog eerder
tegen de muur lopen, met alle gevolgen van dien.’ ‘
Zeg ik het wel of zeg ik het niet, dat is het dilemma voor
iedere ex-delinquent die solliciteert. Welk advies geeft
u?‘Dat is nog een moeilijke afweging. Het wetsvoorstel geeft
hier geen uitsluitsel over. Werkgevers mogen naar een detentieverleden vragen,
maar het is onduidelijk of de sollicitant ook verplicht is die vraag te
beantwoorden. Onthult hij zijn verleden, dan leidt dat meestal toch tot een
afwijzing. Verzwijgt hij het, dan breekt hem dat later weer op. En weiger je de
vraag te beantwoorden, dan voelt zo’n werkgever gelijk nattigheid. Daarom zou ik
adviseren om de vraag eerlijk te beantwoorden.’
U pleit ervoor dat werkgevers bij sollicitaties een verklaring
omtrent het gedrag vragen, een VOG. Nu doet bijna niemand dat. Maak je zo geen
slapende honden wakker?‘Het is opnieuw een keuze tussen twee
kwaden. Tussen zo’n VOG-procedure met alle nadelen vandien en het weinig
aantrekkelijke alternatief dat de werkgever zelf op onderzoek uitgaat. Ondanks
minpunten vind ik de VOG nog niet zo’n slechte oplossing. De procedure biedt
beide partijen, werkgever en ex-gedetineerde, waarborgen voor een objectief
oordeel. De ex-gedetineerde kan volstaan met het aanbieden van zijn VOG. Voor
het afgeven van een VOG wordt alleen gekeken of de gepleegde delicten het
uitoefenen van de functie in kwestie niet in de weg staan. Zo’n VOG bevestigt de
werkgever dat er geen reden is om zich ongerust te maken, zonder iemands
privéleven op te hoeven rakelen. Daarom is het jammer dat de nieuwe wet
werkgevers toestaat ook langs andere kanalen informatie op te vragen over het
detentieverleden.’
Is het vragen om zo’n verklaring van goed gedrag op zich al
niet stigmatiserend?‘Zolang er zo weinig gebruik van gemaakt
wordt misschien wel. Daarom pleit ik er ook voor dat werkgevers de VOG-procedure
als vast onderdeel van hun sollicitatieprocedure invoeren. Nu kijken werkgevers
vrijwel uitsluitend naar het arbeidsverleden. Dat is niet zonder risico’s.
Wanneer de VOG-eis bij vacatures vermeld wordt, weet de ex-gedetineerde of hij
naar een bepaalde functie kan solliciteren. Iemand die een zedendelict heeft
gepleegd, weet dan dat solliciteren in het onderwijs of het jeugdwerk
bijvoorbeeld zinloos is. Het heeft dus ook een preventieve werking.’
In de nieuwe wet staat dat niet alleen werkgevers, maar ook
maatschappelijke organisaties en sportverenigingen om een VOG kunnen
vragen.‘Onbegrijpelijk dat dit er in gekomen is. De
resocialisatie wordt er onevenredig door belemmerd. Deze uitbreiding moet zo
snel mogelijk teruggedraaid worden, zodat de VOG-procedure beperkt blijft tot
sollicitaties.’
Na het zedenmisdrijf in Assen was er een roep om monitoring,
meer controle en toezicht na detentie. Sluit deze wet daarbij
aan?‘Er is al langer sprake van een omslag. Ooit was het
strafrecht bedoeld als waarborg voor de verdachte tegen de almacht van de
overheid. De laatste jaren verschuift de nadruk steeds meer naar bescherming van
de samenleving, met als gevolg lik-op-stuk beleid en ‘eigen schuld’-benadering.
Na zo’n gruwelijk zedenmisdrijf in Assen komt daar een schepje boven op. En
worden alle delicten op één hoop geveegd. Minister Korthals wees dan ook meteen
naar deze nieuwe wet toen er na Assen om strengere regels werd gevraagd.’
Verschuift de resocialisatie-doelstelling zo naar de
achtergrond?‘Voorheen had iedereen recht op resocialisatie.
Dat is een gunst geworden. Sinds de Penitentiaire Beginselenwet van ’98 begint
de resocialisatie in de laatste fase van de detentie. In die periode kunnen
gevangenen door goed gedrag hulp bij hun resocialisatie verdienen. Bijvoorbeeld
in de vorm van stages. Door het hele land zijn projecten met werkgevers opgezet
om werkervaring op te doen. Het is een selecte groep die daar naar toe
doorstroomt.’/Jasper Veldhuis