Ondanks dat het Bennekomse verpleeghuis De
Breukelderhof in een vrij oud gebouw zit, is er toch alles aan gedaan om binnen
een leuke sfeer te creëren. Bij binnenkomst is er een soort dorpsplein met een
ouderwetse lantaarnpaal in het midden. Het plein gaat over in een straatje dat
vol groene planten en bankjes staat. In het straatje zijn de kapper,
(buurt)winkel en café ‘De Herberg’ te vinden. Even verderop is afdeling Kristal.
Op de afdeling zijn twee woongroepen met elk hun eigen huiskamer. De
dementerende bewoners van psychogeriatrisch verpleeghuis De Breukelderhof hebben
net hun eten op. Twee bewoonsters lopen verkleumd op de gang. ‘Pff, wat is het
koud,’ bibbert één van de twee. ‘Bent u zonder jas naar buiten geweest?’ vraagt
zorgmanager Hilske Feitsma. ‘Volgende keer maar even een jas aantrekken. Het is
al november.’
Stap voor stap
Ruim zes jaar geleden besloot het verpleeghuis ongeschoolde
afdelingsassistenten aan te trekken voor wat ‘lichte’ werkzaamheden op de
afdelingen. Naarmate de assistenten er langer werkten, bleek dat ze steeds meer
taken verrichtten op het niveau van helpende. Het verpleeghuis wilde de ervaring
van de afdelingsassistenten graag verzilveren in een landelijk erkend diploma,
als erkenning en beloning van hun inzet en om hen loopbaanperspectief te bieden.
Daarnaast zou op deze manier ook duidelijk worden wie welke taken nu wel en niet
mag uitvoeren. Feitsma: ‘Veel assistenten werkten onder hun niveau en gaven aan
meer te willen. Ze groeiden zo in hun werk, dat de functieomschrijving van
afdelingsassistent niet meer paste bij de werkzaamheden.’
Elke woongroep had een afdelingsassistent die hielp bij de verzorging. Ze
verschoonden de bedden, hielpen bij het ontbijt, gaven aanwijzingen bij het
wassen en deden huishoudelijke taken. ‘Sommigen sprongen er echt uit in de
zorgtaken en de relatie met de bewoners. Zij werden, bij ziekte of
personeelskrapte, af en toe ook ingezet bij de wat zwaardere zorgtaken. Maar als
die verzorgenden terugkwamen, moesten ze hun oude werk weer doen. Het
frustreerde ze enorm dat ze die taken alleen mochten doen in
noodgevallen.’
Uiteindelijk bleek iedereen erachter te staan dat deze werknemers met hun
ervaringen en kwaliteiten een opleiding konden gaan doen. Een werkgroep, waar
Feitsma deel van uitmaakt, introduceerde de EVC-methode. Gezocht werd naar een
onderwijsinstelling die bekend was met de EVC en die de trainingen intern kon
verzorgen. Per 1 januari 2001 ging het project van start. Alle 28
afdelingsassistenten deden hieraan mee, waarvan 27 uiteindelijk de opleiding
hebben gehaald.
In het werkervaringstraject, dat ongeveer zes maanden duurt, maakt de
deelnemer een portfolio met relevante ervaringen en ontwikkelde competenties.
Tijdens vier portfoliobijeenkomsten wordt aandacht besteed aan eindtermen die de
deelnemers moeten beheersen voor helpende. De trajectbegeleider van het ROC
begeleidt de afdelingsassistenten. De praktijkbeoordeling bestaat uit een
beoordeling van de uitvoering van het werk aan de hand van gerichte opdrachten
op de werkplek en het voeren van meerdere gesprekken met de interne opleider en
de docent van het ROC. Het theoriegedeelte wordt via internet aangeboden.
Teamcoach Henriëtte Nap begeleidde als teamcoach een assistent. ‘De vrouw
die ik begeleidde moest ik over de drempel trekken. Zij zag er het nut niet van
in om nog te leren, ze is eind veertig. Ze is lerares geweest op de basisschool
en heeft dus veel in haar mars, vooral als het gaat om het contact met mensen.
Toen ze eenmaal bezig was met de opleiding werd ze erg enthousiast. Tijdens de
opleiding leerde ze van alles over professionele houding, ziektebeelden en
handigheidjes in de verzorging.’ Nap benadrukt dat ze in de begeleiding alles
stap voor stap aan moest pakken. ‘Je moet niet te hoge verwachtingen hebben.
Hier komen ook mensen die vrijwel geen opleiding hebben. Voor hen is het leren
een nieuwe ervaring. Maar de deelnemers hebben allemaal ervaring in hun werk en
dat sleept ze er vaak doorheen.’
Beloning
De deelnemers aan het EVC-traject leren vrijwel alles in de praktijk, maar
er komt ook wel theorie en huiswerk bij. Daar weten moeder Corrie en dochter
Brigitte de Vries alles van. Moeder en dochter zijn samen aan de opleiding voor
helpende begonnen en zijn inmiddels verder gegaan met de opleiding voor
verzorgende. Corrie de Vries werkte zes jaar als afdelingsassistent en Brigitte
anderhalf jaar in deze functie toen ze met het werkervaringstraject begonnen.
Corrie had al snel het idee dat ze meer wilde dan wat ze deed als
afdelingsassistent. ‘Gelukkig kwam ik in aanmerking voor EVC, net als Brigitte.
Voor de opleiding moet je best veel huiswerk doen en hebben we ook veel tijd
gestopt in het onder de knie krijgen van internet. We moesten namelijk veel
opzoeken voor de opleiding. Het lijkt allemaal een stuk makkelijker dan je
denkt. Want je werkt natuurlijk de hele dag en daarnaast moet je dan nog leren.
Gelukkig konden mijn dochter en ik dat samen doen, dat stimuleerde wel.
Bovendien doe je het natuurlijk ook ergens voor.’
Brigitte besloot de opleiding te doen omdat dit niveau via de gewone
leerweg niet haalbaar was. ‘Je krijgt dan een leerling-salaris en ook de kosten
van zo’n opleiding zijn voor je eigen rekening.’ Moeder en dochter besloten al
voordat ze überhaupt met het traject begonnen, dat ze door wilden gaan voor
verzorgende. In 2001 hebben ze hun diploma voor helpende gekregen en zijn direct
door gegaan voor het volgende niveau.
Opleider Marijke Wulterkens, die intern verantwoordelijk is voor het
traject, werkt nauw samen met het ROC. ‘Ik bespreek veel met de docent die de
lessen verzorgt en geef zelf ook wel eens een themamiddag over een bepaald
onderwerp. Daarnaast bepaal ik aan de hand van vragenlijsten welke
vrijstellingen iemand krijgt. Ook bekijk ik wie er eventueel door kan naar een
hoger niveau.’
Alle cursisten kunnen bij Wulterkens terecht met hun vragen en twijfels.
‘De werkbegeleiders zijn collega’s waar ze in sommige gevallen al zes jaar mee
werken. Het kan dan erg vreemd en lastig zijn om ineens een leerling te zijn.
Dan is het af en toe nodig om even je verhaal kwijt te kunnen.’ Corrie en
Brigitte hebben daar veel aan gehad. Corrie vond het best vreemd om na zo’n
lange tijd weer te leren, maar vindt het absoluut de moeite waard. ‘We werken
veel samen met de andere collega’s die ook zijn doorgegaan. Als het goed is zijn
we in 2004 klaar.’
Wulterkens ziet aan de deelnemers van het traject dat ze zich serieuzer
genomen voelen. ‘Nu ze helpenden zijn, met een echte diploma, voelen ze zich
meer betrokken en krijgen ze ook meer verantwoordelijkheden. De waardering uit
zich ook op ander vlak. Ze zijn beloond met een hoger salaris.’ Brigitte voelde
zich na het behalen van haar diploma niet anders dan ervoor. ‘Ik voelde me al
echt een collega. Wel heb ik meer verantwoordelijkheden gekregen en dat voelt
wel fijn.’ Corrie vindt het vooral prettig dat ze de verzorgenden niet meer zo
tot last is. ‘Bij sommige handelingen moest ik een collega erbij halen om me te
helpen. Nu ik veel dingen zelf kan, geeft dat me meer zelfvertrouwen. Ik mag nu
meer dingen doen, zoals familie bellen. Ook merk ik dat bewoners me meer
vertrouwen.’
Bij de diploma-uitreiking waren veel bewoners en collega’s aanwezig.
Wulterkens benadrukt hoe belangrijk dit voor veel deelnemers is. ‘Je moet niet
vergeten dat dit voor veel mensen hun eerste diploma is. Sommigen zijn al in de
vijftig. Dit is iets waar ze zelf hard aan hebben gewerkt en dat geeft zo’n
zelfwaardering. Je merkt dat ze vaak assertiever worden: ze komen voor zichzelf
op en nemen meer initiatief. Er was een groot ziekteverzuim onder de
afdelingsassistenten en je ziet dat dit terugloopt. Ook krijgen we meer
aanmeldingen voor afdelingsassistenten.’ Hilske Feitsma ziet alleen maar
voordelen in het werkervaringstraject. ‘Voor een grote instelling als hier is
het vrij bijzonder dat we kijken naar het individu. Iedereen die hier komt kan
kansen krijgen als je ze maar grijpt.’/Ester Mijnheer