Elke paar jaar verschuiven de netwerken zich weer naar andere platforms. Facebook is uit, Instagram is mainstream, Snapchat is hip en TikTok is het nieuwste van het nieuwste. Verantwoord online mediagebruik vraagt de nodige vaardigheden. Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS), verkende samen met Hogeschool Inholland en Zumo Media de vragen en behoeften van jongeren en jongerenwerkers.
Handelingsverlegenheid
‘Jongerenwerkers ervaren handelingsverlegenheid omdat ze niet voldoende weten over online jongerenwerk’, vertelt een van de onderzoekers, Gijs van Beek. ‘Er zijn jongerenwerkers die het gevoel hebben dat ze niet goed zicht hebben op wat er online speelt en welke platforms ze moeten gebruiken om daarachter te komen. Vooral oudere jongerenwerkers hebben soms het gevoel dat de ontwikkelingen te snel gaan om het bij te houden. Een andere groep werkt wel al met Facebook, WhatsApp en Instagram, maar zij hebben nog vragen over hun instellingen rond privacy en zichtbaarheid.’
Traditioneel jongerenwerk
‘We ontdekten dat eigenlijk alle tien de jongerenwerkers die we hebben gesproken al gebruik maken van social media in hun werk’, vertelt Van Beek. ‘Facebook en Instagram gebruiken ze voor informatievoorziening – om hun netwerk te informeren over aankomende activiteiten. WhatsApp gebruiken ze vaak voor individuele gesprekken met cliënten en het afstemmen van de individuele hulpvraag. In die zin gebruiken ze social media om de traditionele taken van het jongerenwerk ook online voort te zetten.’
Achtervang mist
Wat echter bleek was dat de achtervang voor dit online werk nog niet geborgd werd in de organisaties. ‘Geen enkele organisatie die we hebben gesproken heeft een communicatieplan of afspraken over hoe de organisatie zich online profileert’, zegt Van Beek. Dit kan zorgen voor vervelende situaties, zoals onduidelijkheid over werk- en privétijd, of wanneer je iets als medewerker en wanneer iets als privé persoon zegt. ‘We spraken een jongerenwerker die een folder over etnisch profileren deelde op zijn Facebook. Dat zag de wijkagent. Die vond dat niet zo’n goed idee, en ging vervolgens naar de leidinggevende van deze jongerenwerker. Wat resulteerde in een discussie. Jongerenwerkers vertonen een publieke functie, ook online, en daarover moeten organisaties intern afspraken maken wat je wel en niet deelt.’
Ook lacune op gevaarlijke gebieden
Een ander gebied waarop nog te weinig gebeurt volgens Van Beek, zijn de gevaarlijke praktijken op het internet. ‘Sexting, digitaal pesten, grooming, het verkennen van extremisme waar jongeren zich mee inlaten, pornografie. Het zijn onderwerpen waar het gesprek bijna niet over wordt gevoerd. In het offline contact kunnen jongerenwerkers vaak goed in een vroeg stadium zien wat er gebeurt. Ze zijn opgeleid om gedragsverandering te bewerkstelligen, maar vooral offline, met behulp van het observeren en interpreteren van lichaamstaal en mimiek. Online missen ze die fysieke signalen. En bij veel van die gevaarlijke onderwerpen en praktijken escaleert het online sneller dan offline.’
Behoefte aan fysieke activiteiten
Een opmerkelijke ontdekking in het onderzoek is dat de jongeren zelf aangaven dat ze soms achter de telefoon weggehaald willen worden. ‘De jongeren die we spraken waren tussen de 14 en 16 jaar oud. Toen ze jonger waren, hadden ze ook al te maken gehad met jongerenwerkers. Ze keken met enige romantiek terug op de tijd dat ze met jongerenwerkers langs de deuren gingen om mensen op te trommelen voor een voetbaltoernooi. Ondanks dat ze ontkennen dat ze verslaafd zijn aan hun mobiel (maar wel toegaven dat ze acht tot tien uur per dag op het apparaat zitten), gaven ze duidelijk aan dat ze ook behoefte hebben aan die offline, fysieke, klassieke jongeren activiteiten.’
Het hele onderzoek is te lezen op deze site. Op dit moment werken KIS, Hogeschool Inholland, Zumomedia en Sociaal Werk Nederland aan een training voor jongerenwerkers.