De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding was benieuwd waarom jongeren radicaliseren of sympathie krijgen voor terrorisme. Al eerder deden wetenschappers onderzoek naar deze groep. Maar daarin werd alleen gekeken naar de demografische gegevens, bijvoorbeeld naar de thuissituatie, de opleiding, het geslacht, de religie of de leefomgeving. Het ministerie had het idee dat deze gegevens niet voldoende waren om de jongeren te kunnen doorgronden. Daarom kreeg Kees van den Bos de opdracht om onderzoek te doen naar waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme.‘Letterlijk wilde de coördinator Terrorismebestrijding weten wat die gasten denken’, zegt Van den Bos, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Universiteit van Utrecht. Samen met collega’s Annemarie Loseman en Bertjan Doosje bestudeerde hij hoe jongeren denken over rechts- en moslimextremisme en radicalisering.
Geweld
Op internet vulden 1341 jongeren een digitale enquête in. Hierin kregen ze vragen als ‘Vind jij dat je genoeg kansen krijgt in het leven?’ of ‘Heb je het idee dat je als groep wordt benadeeld?’ ‘Uit de antwoorden kwam sterk naar voren dat jongeren zich als groep voelen achtergesteld, maar niet als individu’, zegt Van den Bos. ‘En erg opvallend was dat heel veel jongeren negatief denken over geweld. Ze kunnen begrijpen dat sommigen extreme gedachten hebben, maar vinden gewelddadigheid niet de oplossing. Ook radicale moslimjongeren veroordelen agressie. De koran keurt immers geweld af.’
Achtergesteld
Naast het internetonderzoek interviewden de onderzoekers veertien autochtone rechtsextremistische jongeren en tien radicale moslimjongeren persoonlijk. Daaruit kwamen duidelijk twee verschillen naar voren. ‘Autochtone rechtse jongeren voelen zich snel als groep op materialistisch gebied achtergesteld. Ze zeggen dingen als: “Moslims pikken mijn huis of baan in”. De moslimjongeren vonden vooral dat de regering hun belangen verwaarloost. Ze willen dat de overheid die juist behartigt’, vertelt Van den Bos. ‘Deze groep ondervindt vaak een symbolische dreiging. Ze zijn vooral boos als er kritiek wordt geleverd op voor hen belangrijke zaken zoals de koran of hun religie.’
Groepsdreiging
De belangrijkste conclusie is dat jongeren eerder geneigd zijn tot radicaal gedrag als zij in hun ogen onrechtvaardig worden behandeld. Daarnaast kunnen onzekerheid en groepsdreiging sympathie voor moslim- of rechtsradicaal gedachtegoed in de hand werken. Dat het gevoel van achterstelling vooral in de gedachtegang van de jongeren zit, is volgens Van den Bos niet minder gevaarlijk. ‘De denkwijze van mensen heeft reële consequenties. Ze handelen op basis van gedachten. Die moet je serieus nemen. Zeker op lange termijn, omdat bepaalde overtuigingen anders leiden tot frustraties.’
Luisteren
Van den Bos denkt dat jongeren baat hebben bij openhartige en eerlijke communicatie vanuit de hulpverlening. De hulpverlener moet volgens hem op een open manier de overwegingen van jongeren aanhoren. ‘Je moet oprecht naar deze jongeren luisteren. Ze hebben het meteen door als je niet echt in ze geïnteresseerd bent.’ Daarnaast moet de overheid meer informatie verstrekken. ‘Bijvoorbeeld over hoe de verdeling van woningen in zijn werk gaat. Of hoe de samenleving in elkaar steekt. Zo krijgt de groep meer duidelijkheid.’
Kees van den Bos, Annemarie Loseman en Bertjan Doosje. Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor het terrorisme. Utrecht, ministerie van Justitie, 2009.
Meer nieuws in uw inbox? Klik hier voor de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Voor achtergronden en opinies, neem hier een abonnement op Zorg + Welzijn Magazine.
Bron: Foto: ANP/Marcel van Hoorn