‘Wanneer krijg ik nu een nieuw bed?’ vraagt de jongste zoon van Herman Tel en Dorothé van der Genugten steeds. Zijn ouders kunnen hem geen antwoord geven want er is gewoon geen ruimte voor een groter bed in de woonwagen. Eerst zal er een nieuwe, grotere wagen gebouwd moeten worden. En wanneer dat gebeurt? Dat is aan de gemeente en de woningbouwcorporatie Welbions.
Herman (37) en Dorothé (38) wonen met hun drie kinderen op een woonwagenkampje met vier standplaatsen in het Overijsselse Hengelo. Het is een mooie, rustige plek aan een doodlopende weg midden in het groen. Herman woont er al vanaf zijn twaalfde. ‘Dit kampje was toen net nieuw. Er waren zeven vakken, mijn opa en oma en ooms en tantes woonden er ook’, aldus Herman, die met enige weemoed aan die tijd terugdenkt. Toen hij ging samenwonen met Dorothé kon hij de huurwagen overnemen van zijn ouders die in een huis gingen wonen. Zijn familieleden vertrokken een voor een, maar Herman en Dorothé zijn gebleven. Ze genieten van de vrijheid, ‘hier kun je van je erf kijken. Je hebt geen geluidsoverlast van de buren. We kennen elkaar goed, als er iets is, dan zeg je dat tegen elkaar.’ Maar er zijn ook nadelen.
Herman laat de slaapkamer van zijn jongste zoon van acht zien. Er kan nauwelijks een bed staan. Ruimte om huiswerk te maken, laat staan om te spelen, is er niet. De slaapkamer van de middelste zoon is ietsje groter. Maar ook hier geen ruimte om te leren. Dus zit de 15- jarige in een hoekje van de keuken achter zijn computer. Door de dunne wanden hoor je alles. Tot ergernis van de oudste, een meisje van 18, die zich voorbereidt op haar VWO-tentamens. Zij heeft als oudste de grootste slaapkamer, waar een soort plankje tegen de wand aan is gemaakt om aan te studeren. Een elektrisch kacheltje houdt haar een beetje warm – cv is er niet.
Herman Tel heeft eigenhandig zijn huurwagen verbeterd. Hij heeft een aanbouw gemaakt met een keuken en een extra slaapkamer. Ook heeft hij het sanitair – buiten in een schuur – gerenoveerd.
Geen hypotheek
Deze wagens zijn nodig aan vervanging toe, zegt Bram van Duinen, professional woonwagenwerk. Ze zijn nu rond de dertig jaar oud en voldoen niet meer aan de huidige kwaliteitseisen. Ze zijn niet alleen klein, maar ook vochtig en slecht geïsoleerd. De woningbouwvereniging is niet van plan om te renoveren. ‘Te duur en onrendabel’, aldus Van Duinen. Hij kwam in 2007 in contact met Herman Tel en zijn familie. De vrachtwagenchauffeur vroeg hem om hulp bij het oplossen van zijn woonproblemen.
Tel dacht erover om zelf een nieuwe wagen te laten bouwen, maar werd afgeschrikt door alle voorwaarden waaraan een wagen moet voldoen. Het probleem van de financiering komt daar nog bij. ‘Het is heel moeilijk om een hypotheek te krijgen voor een woonwagen,’ zegt Bram van Duinen. ‘Zeker als de standplaats niet in eigendom is.’ De grond is meestal in het bezit van een gemeente of een wooncorporatie en die willen niet verkopen omdat ze vrezen dan de regie kwijt te raken. Volgens Van Duinen zijn ook veel woonwagenbewoners huiverig om grond te kopen. ‘Zij vinden het nog steeds belangrijk om weg te kunnen gaan wanneer ze willen, bijvoorbeeld als het niet klikt met de buren.’ Het feit dat een wagen verplaatsbaar is, maakt banken huiverig een lening te verstrekken: ze zouden hun onderpand kunnen kwijtraken.
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 4, april 2011.
Ik begrijp dat de familie Tel en anderen met hen het jammer vinden als zij niet op de huidige plek kunnen blijven wonen. Maar in steden en dorpen, bij huurders van sociale huurwoningen, gebeurt toch niets anders; door wijkvernieuwing, gemeentelijke besluiten tot verandering van bestemmingsplan e.d. zijn er constant mensen gedwongen een woning in een andere omgeving te accepteren. Net als de familie Tel zijn dit vaak mensen die niet in staat zijn een woning te kopen. Er wordt geschoven en beslist over hen. Waarom zouden woonwagenbewoners een bijzondere behandeling krijgen?