De Tweede Kamer heeft vorige week ingestemd met een motie van de Pvda en het CDA. Tot nu toe richt het tuchtrecht zich vooral op het handelen dat iemand als hulpverlener uitvoert. Het is daarom opvallend dat er in de motie staat dat de tuchtrechter een beroepsverbod kan opleggen ongeacht of het misdrijf onder werktijd of in de privésfeer gepleegd is.
Kinderporno
Minister Edith Schippers drong in maart van dit jaar al aan op het lagere drempel voor het opleggen van een beroepsverbod. Dat zei ze in een reactie op de casus van een ggz-psychiater die in het verleden veroordeeld was voor het bezit van kinderporno die na zijn veroordeling wel weer als psychiater aan de slag mocht, behalve met minderjarigen. De minister vindt dat je zo’n delict niet los kan zien van de professionaliteit en integriteit die bij een zorgverlener hoort.
Beroepsmatig
Hoogleraar gezondheidsrecht Aart Hendriks zegt tegen Medisch Contact dat hij huiverig is voor deze ontwikkeling. ‘Het tuchtcollege kan oordelen over wat beroepsmatig wel en niet verantwoord is, hun primaire deskundigheid ligt niet bij hoe privé handelen doorwerkt op beroepsmatig handelen.’
Verzorgenden en verpleegkundigen kunnen nu één beroepscode raadplegen, in plaats van vier verschillende. De beroepsverenigingen en vakbonden hebben voor het eerst samengewerkt om één nieuwe beroepscode te maken. Lees hier wat de belangrijkste aanpassingen zijn >>
Hard rijden
Wanneer er sprake is van het bezit van kinderporno en dat de professional met kinderen werkt, is dat duidelijk meent de hoogleraar. ‘Maar je kunt je afvragen of iemand die twintig keer te hard heeft gereden wel als ambulancechauffeur kan werken. Of iemand die anderen moet aanleren te kalmeren, dat wel kan als hij zelf een opvliegerig typetje is.’
Aangepakt
Hoewel niemand waarschijnlijk rouwig zal zijn wanneer psychiaters die kinderporno downloaden door de tuchtrechter worden aangepakt, is volgens Hendriks het tuchtrecht er niet voor genoegdoening van gedupeerden of nabestaanden. ‘Het tuchtrecht is er om de kwaliteit van de beroepsbeoefening te waarborgen. Als het gaat om andere vormen van normovertredingen door beroepsbeoefenaren zijn daar gebruikelijke rechtsgangen en toetsinstrumenten voor.’