Slechts acht van de 62 Rotterdamse buurten krijgen in
de recente Veiligheidsindex – gebaseerd op een enquête onder elfduizend
Rotterdammers – het predikaat ‘onveilig’. Het grootste probleemgebied van de
stad is in de ogen veel van Rotterdammers de deelgemeente Delfshaven, dat samen
met het centrum de meeste drugsoverlast kent. De Delfshavense buurt Tussendijken
wordt in deze enquête als ‘onveilig’ betiteld. Sommige straten van
Bospolder-Tussendijken behoren tot de zogeheten ‘uitwaaieringsgebieden’ van
prostitutie en drugsoverlast van de beruchte tippelzone op de Keileweg aan de
andere kant van het spoor. Op de kop van de Mathenesserweg en Grote
Visserijstraat, beide aan de rand van de wijk, kwamen daarom camera’s. Het
metrostation Delfshaven is berucht om de junks die er rondhangen.
Chemie kweken
Opbouwwerker Willem Beekhuizen geeft een rondleiding. Op deze
regenachtige dinsdagochtend is er in de buurt maar weinig te beleven. De meeste
straten en pleinen liggen er opgeruimd en verlaten bij. Zwerfvuil is één van de
problemen: een opengescheurde vuilniszak, wat glasscherven, een oude doos.
Beekhuizen is opzoomer-regisseur en heeft vanuit wijkcentrum Pier 80
contact met zo’n veertig buurtgroepen. Onder ‘opzoomeren’ worden al die
initiatieven van bewoners verstaan die bijdragen aan verbetering van het sociale
klimaat. Dat varieert van het groeten van je buurman, het opvrolijken van de
straat met lampen, zonnetjes boven de voordeur en plantenbakken, tot en met het
organiseren van straatontbijtjes, Koninginnedag en de Kerstmarkt.
Dries Mosch is wat je noemt een creatieve ondernemer. Hij is raadslid
van Leefbaar Rotterdam, maar dat zie je niet direct aan zijn fleecejack,
trainingsbroek en afgetrapte sportschoenen. Ideeën heeft hij genoeg en hij houdt
er enthousiast lange monologen over. Voor Leefbaar Rotterdam doet Mosch ook een
soort opbouwwerk. Hij onderhoudt contacten met bewonersgroepen overal in de
stad, ‘steunpunten’ zoals hij ze noemt. Ook was hij een tijd de bodyguard van
Pim Fortuyn en kwam na de moord op de vrijgekomen plaats in de raad.
Mosch is een groot voorstander van het ‘opzoomeren’. ‘Dat is het enige
goede dat de PvdA tot stand heeft gebracht. Het is het laatste muurtje waar
goedwillende mensen tegenaan kunnen hangen. Als je het allemaal zelf moet gaan
doen, slaat dat neer. Als je de mensen verenigt, kunnen ze elkaar oppeppen.
Zolang je die chemie, die lijm, in een buurt kan kweken, moet je dat doen.
Opzoomeren moet blijven.’
Met zijn rondleiding laat Willem Beekhuizen zien hoe buurtbewoners via het
Opzoomeren weer grip op hun omgeving krijgen. Grote delen van de wijk gaan dit
jaar op de schop. Begin jaren negentig ondergingen sommige straten al een
zogeheten ‘hoog niveau renovatie’, waarbij het hele pand werd vernieuwd en
alleen de voor- en achtergevel bleven staan. Nogal wat huizen zijn
dichtgemetseld, zoals in Van Dorp en de Schippersbuurt, waar honderden woningen
al elf jaar op sloop staan te wachten. De Mathenesserweg ondergaat een grote
herprofilering. Opvallend in de buurt zijn de vele ateliers, kleine theaters en
andere kunstprojecten.
De Kleijnstraat is een keurig opgeruimd straatje, met aan elke gevel
een schotelantenne. ‘Hier is geen opzoomerteam, maar wat ze doen is wel
opzoomeren. Bij mooi weer verschijnen alle stoeltjes op straat en pakken de
bewoners samen een flesje bier. Maar ze doen niet mee aan stedelijke campagnes
of actiedagen,’ vertelt Beekhuizen.
Identiteit teruggeven
Even verderop is het metrostation Delfshaven. Al het rumoer over de
drugsoverlast hier is een grote mediastunt, vindt Beekhuizen. Mosch: ‘Maar we
moeten dit hier wel gaan beveiligen, dat is de problematiek hier. Je wandelt
hier zo naar binnen, want je zit hier lekker droog.’ Buiten regent het
inmiddels, maar in de hal van het metrostation is geen drugsverslaafde te
bekennen.
De Schiedamseweg vormt de fysieke scheiding tussen de buurten Bospolder
en Tussendijken. Met zijn drukke verkeer, horeca en middenstand vormt de weg het
levendige centrum van de wijk. Winkeliers hebben er met de regelmaat van de klok
te maken met gewapende overvallen. Het verderop gelegen Bospolderplein is weer
een toonbeeld van rust. Er staat een ‘Duimdropcontainer’, een soort
speelgoeduitleen voor kinderen in de buurt. Op de hoek van het plein bevindt
zich het ‘opzoomerdepot’, een sloopwoning die de buurtgroepen tijdelijk gratis
kunnen gebruiken voor hun activiteiten. Het is de opslag van materialen voor
opzoomeractiviteiten en oude pc’s voor het project ‘Digitaal opzoomeren’. In de
toekomst wordt daarmee een computerruimte ingericht. Ook staan er de oude
spulletjes die op de rommelmarkt worden verkocht. Van de opbrengsten van de
laatste keer heeft het opzoomerteam een oude bakkerswagen, een kleine SRV-wagen,
aangeschaft. Daarmee trekt Beekhuizen de wijk in en voert hij straatgesprekken.
In de aangrenzende Schippersbuurt staan honderden woningen dichtgemetseld
te wachten op sloop. Elf jaar lang al, vertelt Beekhuizen. Een krantenartikel
uit 1991 meldt al dat bewoners aan het ‘uitverhuizen’ zijn vanwege de aanstaande
sloop. Maar woningcorporatie De Combinatie kon de kosten voor de afbraak van de
1200 woningen en vervangende nieuwbouw lange tijd niet opbrengen. De sloop
begint eindelijk dit jaar, waarna het terrein voor 2005 gesaneerd wordt. Pas
tegen 2008 staat er weer een nieuwe wijk, met uitzicht op een nieuw
stadspark.
Aan de Hudsonstraat zijn de tientallen dichtgemetselde huizen, over
honderden meters lengte – een unheimisch gezicht. Achter de dijk liggen de
rangeerterreinen van de Lekhaven. ‘Hier kwamen de zeelui aan wal,’ herinnert
Mosch zich van de jaren zestig en zeventig, toen hij zelf nog voer. ‘Het was dė
uitgaansbuurt van de haven. Cafés met een animeergebeuren, hoeren liepen er toen
ook al. Ze hebben de brug over de dijk weggehaald en de horeca van de
Hudsonstraat ging eraan.’
Achter het spooremplacement ligt nu de tippelzone van de Keileweg met
zijn heroïneprostitutie. ‘Drugsoverlast en verkeersoverlast zijn hot items, dat
kun je niet ontkennen. Klim de dijk over en je loopt de Keileweg in,’ zegt
Beekhuizen. Instellingen, diensten en bewoners bereiden samen de aanleg van een
zogeheten ‘dakpark’ voor, dat na 2005 bovenop het spooremplacement moet komen.
Op de binnenplaats van enkele flats staat de oude bakkerijbus die
Beekhuizen samen met het opzoomerteam aan het opknappen is. ‘Ik rij ermee de
straat in, zet de spullen buiten en op die manier raak ik met bewoners in
gesprek. Heel informeel, geen vergaderingen, want dat werkt niet. We hebben
inmiddels acht gesprekken gehad. Bewoners willen elkaar ontmoeten, het sociale
contact willen ze weer opbouwen.’ Hij krijgt zo een beeld welke kracht de straat
heeft. ‘We proberen de identiteit aan de straat terug te geven. Bewoners en wij
weten niet wie er woont, welke beroepen ze hebben en wat die mensen allemaal
kunnen.’
Stagnatie
Beekhuizen vertelt over een brief waarin het nieuwe college de
mogelijkheid van grote bezuinigingen op het welzijnswerk aankondigt vanaf 2003.
De brief zorgde de afgelopen maanden al voor grote onrust. ‘Ik kan me niet
voorstellen dat er vijftig miljoen euro uit welzijn weggetrokken wordt.’ Volgens
Mosch kan er wel zakelijker gekeken. Hij is verbijsterd over de dure
plantenbakken die in sommige straten parkeeroverlast moeten voorkomen. Urnen, zo
noemt hij ze, van maar liefst zevenduizend gulden. ‘Laat die groep het zelf
doen. Kijk naar een jachthaven die soms helemaal gerund wordt door
bootbezitters. Moet je kijken hoe mooi dat er uit ziet. We moeten niet die
voorgekauwde plantenbakken er neer zetten. Dan is het niet meer van de gemeente
maar is het van hun, dan wordt er veel beter op gelet. En hou rekening met
culturen, dan wordt de wijk rijker.’
Mosch vindt dat er te veel ambtenaren geen rechtstreeks contact hebben
met de burger. ‘Hoe gaat het nu? Een klacht over onveiligheid komt bij de
wijkagent, na drie keer komt de klacht bij de deelgemeente en uiteindelijk bij
het stadhuis. Dan zijn we weer een paar jaar verder. We moeten meer steunpunten
direct naar de politiek hebben, zodat de problematiek direct op het stadhuis
terechtkomt.’
Beekhuizen stelt daar tegenover dat disciplines wel degelijk goed
samenwerken. ‘De structuur in de wijk is goed. Er is een wijkteam, met politie,
deelgemeente, cultureel werk, opbouwwerk en gemeentewerken. Die komen elke week
met de klachten vanuit hun eigen professie. Vergunningaanvragen worden
besproken, we geven daarover advies. Ik heb het idee dat een stapje hoger waar
de beslissingen genomen moeten worden, dat daar een en ander stagneert.’
Na de rondleiding rijdt Dries Mosch richting Kruiskade om nog een echte no
go-zone te laten zien. ‘De onveiligheid heeft maar met procenten te maken, maar
het moet wel weg. Het zijn vaak kleine groepen die de overlast veroorzaken.’
Toen Leefbaar Rotterdam werd opgericht, bood Mosch meteen zijn diensten aan.
Mosch stond te juichen toen Fortuyn lijsttrekker werd. ‘Met Pim was het
anders geworden. Hij zette mij aan het werk, hij was een docent. Hij was
overactief. De kracht die hij je gaf. Hij gaf je het gevoel dat je het kon
veranderen. Hij heeft me geleerd hoe je altijd heer moet blijven. ‘Dries’, zei
hij, ‘ik maak van jou een heer’. Wat wij daarna mee hebben gemaakt, dat kan je
niet bedenken. Ik heb zo gehuild als een klein kind. Zo’n moord, dat kan je niet
bedenken, wat er dan door je heen gaat.’
Luchtballon-effect
Even later komt de Kruiskade in beeld – Chinatown op zijn Rotterdams.
Er zijn winkels en restaurants van Chinezen en Turken, Surinaamse en
Indonesische toko’s en een even kleurrijk publiek. ‘Vroeger was dit een van de
fijnste buurten van Rotterdam. We gingen hier altijd stappen. Nu overheersen
hier de andere culturen, terwijl je daar een goede mix in nodig hebt.’ Mosch
verdedigt met verve Fortuyns stelling dat de islam een ‘achterlijke cultuur’ zou
zijn. ‘Praat eens met Turkse vrouwen die uitgehuwelijkt worden. Vrouwen die hier
zijn opgegroeid, zijn dood- en doodongelukkig. Dan komt die man hier en die
zegt: ‘jij doet dit, dat, dat’. Het feminisme heeft die vrouwen overgeslagen.
Links had de moed niet om die mannen aan te pakken. Pim zei later ook: ‘ze
hebben een achterstand. Ik verdedig niet al zijn standpunten, we hebben ook
geprobeerd dat bij te schaven’.’
Tussen het winkelende publiek hangen junks rond, die zorgen voor een
dreigende sfeer. In tegenstelling tot de landelijke LPF is Mosch een fervent
voorstander van vrije heroïneverstrekking: ‘Het grootste probleem in Rotterdam
is de overlast van zwervers, junken. Wat op is, is op. Die moet je voorzien van
harddrugs, anders pakken ze het toch via mijn autoruiten. Laten we die mensen
dan helpen, zodat ze kunnen functioneren.’
De Drievriendenstraat, een zijstraat van de Kruiskade, is volgens Mosch
het voorbeeld van een onvervalste no go-zone. We wandelen een buitengewoon saaie
straat door met een sportschool, een paar instellingen en nette, gerenoveerde
huizen, op het oog zeker geen drugspanden. Het ziet er allesbehalve gevaarlijk
uit, geeft Mosch toe, die er blijkbaar in geen tijden is geweest. ‘Als je hier
’s avonds komt en je hebt het gevoel dat het onveilig is, dan is dat ook zo.
Maar er staan hier niet de meest patserige auto’s.’
Hij weet ook wel hoe dat komt: de drugspanden verplaatsen zich naar de
betere wijken. ‘Het is net een luchtballon. Als je ergens op drukt gaat de lucht
weer de andere kant uit. Je moet het probleem te lijf gaan en je moet de
verstrekking activeren. Als je op basis van strenge regels heroïne verstrekt,
kunnen sommige mensen weer normaal functioneren.’
Om dit te bewijzen dat de drugsproblemen zich verspreiden, rijdt Mosch
naar de Carnisselaan in Charlois, Rotterdam-Zuid. De Carnisselaan is een keurige
middenklassestraat met een fraaie groenstrook in het midden, buurtwinkeltjes en
bescheiden particuliere woningen aan weerszijden. Hier bevindt zich ook een van
de steunpunten van Mosch. ‘Winkels sluiten en steeds komen er coffeeshops voor
in de plaats. Ze hebben er hier acht in een straal van vijfhonderd meter. Ik ben
met de buurtcommissie bezig en niet met betaalde opbouwwerkers, die worden daar
boos om. Die zeggen: ‘je gaat toch niet in mijn werk zitten’. Opbouwwerkers
kunnen veel betekenen, hebben kennis van de wijk en zijn goede steunpunten voor
de burger zelf.’/Martin Zuithof