Vorig jaar maakten de uitvoeringsinstanties GAK,
Cadans, GUO, en SFB een begin met het aanbieden van zogenoemde ‘kavels’ van
arbeidsongeschikten en ww’ers aan commerciële reïntegratiebureaus (rib’s). Die
maken dan een offerte van wat zij te bieden hadden op reïntegratiegebied en de
instanties – uvi’s – ‘gunnen’ dan een kavel van duizenden uitkeringsgerechtigden
aan het geschikte bureau. Zo gingen zo’n zeventigduizend uitkeringsgerechtigden
de reïntegratiemarkt op. Door deze werkwijze zou de reïntegratie transparanter
worden, want voorheen was niet duidelijk waarom een bepaalde cliënt door een
bepaalde instelling werd geholpen. Ook zou de concurrentie onder de bureaus de
terugkeer van wao’ers en ww’ers naar de arbeidsmarkt effectiever maken. Maar in
hoeverre heeft iedereen een vaste baan na de eerste veiling? ‘Daar is nog niets
over te zeggen,’ zegt Luc Schmidt, woordvoerder van het Landelijk Instituut
Sociale Verzekeringen, die de aanbestedingen coördineert. ‘Een
reïntegratietraject duurt een tot anderhalf jaar. We zijn in januari begonnen,
dus begin volgend jaar verwacht ik de eerste gegevens over resultaten.’
‘In het eerste half jaar zijn tweeduizend cliënten door de uvi aan ons
overgedragen,’ zegt Aura Laumen, een van de zes directeuren van
reïntegratiebureau Alexander Calder, ‘en daarvan zijn inmiddels 122 mensen in
een arbeidscontract langer dan zes maanden geplaatst.’ Vorig jaar haalde het
bureau als één van de kleinere relatief veel cliënten binnen, zo’n tienduizend.
Sindsdien verdubbelde Calder in omvang. Aan de andere kant hebben de bureaus
voor begeleid werken – van oudsher gespecialiseerd in het begeleiden van
gehandicapten naar werk – onverwacht weinig cliënten toegewezen gekregen.
Slechts twee bureaus konden opdrachten binnen halen.’ Onze plaatsingspercentages
liggen tussen de 70 en 75 procent,’ zegt Jan van der Blom, directeur van de
brancheorganisatie voor begeleid werken (BOBW). ‘We hebben het GAK gevraagd naar
de reden van het geringe aantal toewijzingen. Het bleek dat bij de gunning niet
expertise en deskundigheid de doorslag heeft gegeven, maar zaken als de prijs
van het traject en of het bureau landelijk kan functioneren.’
Kwaliteitseisen
Kritiek op de uitvoering van reïntegratietrajecten door de rib’s komt
vooral van de bedrijfsgroep Uitkeringsgerechtigden van FNV Bondgenoten. Tijdens
informatiebijeenkomsten begin dit jaar door het hele land – waar zo’n zeshonderd
mensen kwamen – bleek dat veel arbeidsongeschikten slechte ervaringen hadden met
reïntegratiebureaus. In een Zwartboek somt de vakbond belangrijke pijnpunten op:
cliënten worden misleid met mooie brochures en mooie beloftes, er worden geen
schriftelijke afspraken of stappenplannen gemaakt, er is noch ruimte voor eigen
ideeën van de cliënt noch een garantie op werk, aan mensen boven 50 jaar wordt
weinig gedaan en mensen voelen zich gedwongen werk te aanvaarden dat onder hun
niveau ligt en niet aansluit bij hun wensen. ‘Je kunt niet zeggen dat de
problemen zich bij bepaalde reïntegratiebedrijven concentreren,’ meldt
vakbondsbestuurder Erna Bezemer, ‘maar duidelijk is wel dat de kwaliteit soms te
wensen over laat.’ Daarom pleit FNV Bondgenoten voor kwaliteitscriteria voor
rib’s. Volgens Bezemer is er weinig tot niets aan kwaliteitseisen bij
reïntegratie. Dat ‘de markt’ nu zijn werk voor een snelle reïntegratie van
wao’ers en ww’ers moet gaan doen, vindt zij niet verkeerd: ‘Er mag best geld aan
verdiend worden, maar de enorme geldstromen die door het kabinet zijn ingezet
voor reïntegratie moeten dan wel goed besteed worden. Een goed bureau selecteer
je door er eisen aan te stellen.’
‘Bij het binnenhalen van reïntegratieopdrachten gaat het om veel geld,’
erkent Aura Laumen van Alexander Calder. ‘Maar daar moet je ook veel voor doen.
We krijgen wel een vast deel van de kosten betaald. Maar een ander deel van de
kosten, plus een premie, wordt pas betaald bij een plaatsing langer dan zes
maanden. We rapporteren elke twee maanden over de cliënt aan de uvi. De opdracht
is: mensen plaatsen in werk, en onze output is het kwaliteitscriterium.
Reïntegratie moet een zorgvuldig proces zijn, anders vind je gewoon geen baan
voor die man of vrouw. Als je als reïntegratiebureau geen kwaliteit levert,
besta je volgend jaar niet meer. Dan krijg je geen trajecten meer toegewezen
door de uvi’s.’
Inmiddels is FNV Bondgenoten in overleg met onder meer de
brancheorganisatie voor rib’s over het opstellen van kwaliteitscriteria. De bond
heeft onderzoeksbureau Stab van Universiteit Utrecht opdracht gegeven een model
te ontwikkelen voor optimale reïntegratie, waaruit een lijst met
kwaliteitscriteria is ontstaan. Concreet komt het erop neer dat de cliënt keuzes
maakt en de regie houdt. Het reïntegratiebureau op haar beurt faciliteert en
begeleidt met bijvoorbeeld goede voorlichting, passende scholing en een vaste
consultant. Er moet bovendien een mogelijkheid komen voor de cliënt in beroep te
gaan tegen een plaatsing. En wat gebeurt er als een plaatsing mislukt? Niet
duidelijk is wat dan de mogelijkheden voor de cliënt nog zijn.
Aanpoten
‘Het reïntegratiebureau moet maatwerk bieden, ingaan op vragen en
ideeën van de cliënt,’ zegt stafmedewerker Eric van Bavel van Arcon, de
belangenorganisatie voor lichamelijk arbeidsgehandicapten en chronisch zieken in
Overijssel.’Onderzoeken tonen aan dat de kans van een geslaagde terugkeer naar
arbeid het grootst is als mensen zelf het initiatief nemen. Dan is de motivatie
het grootst.’ Arcon krijgt ook klachten binnen over rib’s. ‘In bijna alle
gevallen blijkt dat er niet goed op de vraag van de cliënt wordt
ingespeeld.’
‘Natuurlijk is de cliënt het uitgangspunt,’ bevestigt directeur Laumen
van het commerciële bureau Alexander Calder. ‘Er is geen andere mogelijkheid om
iemand goed te bemiddelen. Wel zijn er mensen die het geloof in zichzelf hebben
verloren en denken: “wie wil mij nou nog”. Daar moet je aan werken, vertrouwen
geven. Onze kracht? De geconcentreerde aanpak op specifieke beperkingen van de
cliënt en de persoonlijke aandacht; onze begeleiders zien elke cliënt wekelijks
minstens een uur.”Het gaat om de betrokkenheid van de cliënt wil je
plaatsingen tot een succes maken,’ meent Jan van der Blom van BOBW. ‘De
betrokkene moet de regie houden over zijn eigen traject. Niet iedereen kan dat;
denk aan mensen met een psychiatrisch ziektebeeld. Maar daar zijn weer
organisaties voor die mensen kunnen begeleiden in het maken van keuzes. En
overigens is het ook belangrijk dat de begeleiding niet stopt bij de plaatsing.
Vaak blijkt begeleiding op de werkplek ook nog nodig te zijn, om terugval te
voorkomen.’
De mondigheid van arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen om hun eigen
weg naar een geschikte werkplek uit te stippelen, krijgt ook bij de
aanbestedingen van wao’ers en ww’ers eindelijk erkenning. Gevraagd naar een
reactie op de conclusie van FNV Bondgenoten dat de cliënt meer centraal moet
staan, meldt Luc Schmidt van het LISV, dat de aanbestedingen coördineert, dat
voor 2002 alle cliënten de mogelijkheid krijgen zelf een rib te kiezen dat
voldoet aan eigen wensen. Maar: hoe is zo’n eigen keuze van de cliënt in te
passen in het systeem van aanbestedingen, waarbij uvi’s groepen gunnen aan rib’s
op de komende ‘veiling’ medio september?
‘Hoe dat vorm moet krijgen, kan ik nog niet zeggen,’ aldus
LISV-woordvoerder Schmidt. ‘Dat moet vóór de aanbestedingsronde duidelijk zijn,
ja. Dat betekent dus aanpoten.’ Dat het LISV nu ook de cliënt meer centraal
stelt, zal ook te maken hebben met de resultaten van een evaluatierapport van
KPMG over de eerste aanbestedingsronde van vorig jaar. Een van de aanbevelingen
is de cliënt meer eigen keuze te geven. Verder concludeert KPMG onder meer dat
het met de transparantie, dat ook bij de eerste veiling werd beoogd, beter kan.
De zogenoemde ‘gunningen’ aan reïntegratiebureaus zouden meer gericht moeten
zijn op specifieke doelgroepen arbeidsongeschikten en bureaus zouden niet alleen
op aantallen plaatsingen, maar ook op uitvalpercentage beoordeeld moeten worden.
Overigens doet het onderzoeksbureau ook een suggestie voor de vorm waarin
aanbesteding en eigen keuzes van de cliënt te combineren zijn: Uvi’s kunnen
raamovereenkomsten sluiten met rib’s, die dan later – nadat de cliënt zijn keuze
heeft gemaakt – ingevuld worden.
Gemiste kansen
Of de cliënt nu ook echt de vrijheid krijgt zijn eigen pad te kiezen,
is maar zeer de vraag, denkt Eric van Bavel van belangenvereniging Arcon. Hem
zijn enkele intenties van het LISV ter ore gekomen. ‘De functionaris van de
uitvoeringsinstantie moet voorafgaand aan het te kiezen reïntegratietraject de
cliënt raadplegen. Hoe die cliënt geraadpleegd wordt, is onduidelijk. De stem
van de uvi blijft doorslaggevend. Het keuzemoment van de cliënt krijgt nu wel
een plek. Dat is winst, maar het blijft erg afhankelijk van de
onderhandelingsvaardigheid van de cliënt hoe groot de ruimte voor de eigen
inbreng is. En goed onderhandelingen is niet voor iedereen weggelegd.’
Echte keuzevrijheid biedt volgens Van Bavel het zogenoemde
persoonsgebonden reïntegratiebudget (prb). In die – nog experimentele – regeling
kunnen cliënten beschikken over een eigen budget van tien- tot vijftigduizend
gulden. Met dat geld kunnen ze op maat diensten en scholing inkopen. Overigens
blijkt uit een recente evaluatie dat er van de 450 mogelijke cliënten in twee
jaar nog maar 140 gebruik hebben gemaakt van het prb. Volgens het rapport is een
van de redenen dat cliënten niet op de hoogte zijn van het bestaan van de
regeling omdat arbeidsdeskundigen van de uvi’s hen daar niet over voorlichten.
De experimentele regeling, die op 1 januari 2002 tot een landelijke regeling had
moeten leiden, wordt voortgezet en uitgebreid.
Hoe zit het met de houding van werkgevers wanneer de uitkeringsgerechtigden
via de reïntegratie-nieuwe stijl op de arbeidsmarkt aankloppen? Een traditioneel
struikelblok bij arbeidsgehandicapten is immers de onwil bij werkgevers een
‘werknemer met een vlekje’ in dienst te nemen. Het risico dat de werkgever bij
terugval zelf voor de kosten moest opdraaien, was bijna nooit bevorderlijk voor
indienstneming van hen. De wet Rea probeerde dat risico – via het geven van een
vette premie voor de werkgever die een arbeidsgehandicapte of langdurig werkloze
in dienst neemt – tot nul terug te brengen. Zo heeft de werkgever tegenwoordig
binnen vijf jaar na indiensttreding van de arbeidsgehandicapte geen kosten als
deze terugvalt als gevolg op grond van zijn ‘oude’ handicap.
‘Werkgevers zijn niet onwillig,’ ervaart Aura Laumen van Alexander
Calder, ‘maar veel werkgevers zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden die de
wet biedt.’ Een premie voor indienstneming van een arbeidsgehandicapte is
volgens haar nooit een reden voor een werkgever iemand aan te nemen. ‘Hij heeft
werk en dus goede arbeidskrachten nodig.”Als een werkgever een goede
werknemer kan krijgen en hij loopt niet te veel risico’s, dan zijn er weinig
problemen,’ stelt Jan van der Blom van BOBW. ‘Wat dat betreft denk ik dat we het
afgelopen jaar een kans gemist hebben om veel arbeidsongeschikten en werklozen
te plaatsen. Werkgevers stonden te springen om arbeidskrachten.’
Vernieuwingen
De inschrijving voor reïntegratiebedrijven om een kleine
zeventigduizend arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen te bemiddelen naar
werk staat inmiddels voor de tweede keer open. Een lichting arbeidsgehandicapten
en langdurig werklozen gaat binnenkort weer ‘de markt’ op. Ten aanzien van de
aanbestedingsprocedure van vorig jaar heeft het LISV een viertal wijzigingen
aangebracht. Uvi’s moeten zich meer aan dezelfde uitgangspunten bij de
aanbestedingsprocedure houden. Er wordt meer regionaal – en niet uitsluitend
landelijk – aanbesteed, zodat ook beter op de regionale arbeidsmarkt ingespeeld
kan worden. Reïntegratiebureaus zijn niet meer verplicht alle taken, zoals
begeleiding, scholing, bemiddeling en assessment, in eigen beheer uit te voeren.
En er komt een ‘vrije ruimte’ voor twintig procent van de aanbestedingen. Die
kunnen worden toegewezen aan bijvoorbeeld experimentele trajecten, nieuwe
bureaus, specifieke doelgroepen, wijkprojecten. Er komen wellicht meer
spelers op de markt. Dus weer grotere keuzemogelijkheden voor de cliënten, want
hij mag nu zelf een bureau kiezen dat bij zijn wensen past. Vervolgens moet de
toekomst uitwijzen of door de vele bomen het bos ook nog gezien wordt./Caroline
Stam