Zolang ik mijn oma ken zit zij ‘s avonds rond elf uur met een stuk fruit op schoot naar een actualiteitenprogramma op Nederland 1 te kijken. Inmiddels is mijn oma 92 jaar, zit zij in een rolstoel en woont zij in een verzorgingstehuis. Toen ik laatst bij haar op bezoek was, vertelde ze dat een verpleegkundige haar de avond ervoor al om half negen op bed wilde leggen. ‘Wat moet ik dan de hele avond doen?’ klaagde mijn oma. ‘Ik slaap al zo slecht. Als ik al om half negen naar bed moet duurt de nacht echt heel lang.’ Na wat overleg kon mijn oma wat opschuiven in de rij en werd haar bedtijd verlaat naar half tien. Dat is iets beter, maar fruit eten bij een laat actualiteitenprogramma is verleden tijd voor mijn oma. Haar rituelen passen niet in het schema van het tehuis waar ze woont en daarom moet haar leven worden aangepast aan het systeem.
‘Antisociale’ cliënten?
Dit herken ik uit de tijd dat ik in een opvanghuis voor dak- en thuislozen werkte. De afspraak was daar dat de woonkamer om kwart over tien ‘s avonds dichtging, vlak voor de overdracht van de avonddienst naar de nachtdienst. Dit zorgde soms voor onrust, omdat bewoners door deze huisregel de film waar ze naar keken net niet konden afkijken. Het viel me op dat collega’s tijdens de bespreking van zo’n opstootje vooral spraken over het ‘antisociale’ en agressieve gedrag van de cliënten. ‘Hoe zou jij reageren als ik midden in een film je televisie uit zou zetten?’, vroeg ik dan wel eens. Op zo’n opmerking werd dan amper gereageerd.
Mensen de kou in gestuurd
Het was net alsof mensen die in instellingen wonen geen gewone mensen met eigen behoeften, eigen patronen en rituelen meer zijn. Mensen met de wens zelf regie over hun leven te voeren. Dit werd misschien nog wel het meest duidelijk als er gesanctioneerd werd in de opvang en mensen gedwongen werden een paar nachten buiten te slapen. ‘Dat zou ik nooit doen’ zei ik tijdens mijn sollicitatiegesprek voor de functie van groepsbegeleider. ‘Je legt je vader, broer, zus of dochter toch ook niet op straat?’ Ik hield mijn standaard voor menselijke waardigheid echter niet vast. In mijn werk als hulpverlener heb ik tientallen mensen de kou in gestuurd. Voor straf, met ‘regels zijn regels’ als argument. Ook ik verloor in mijn werk het zicht op de menselijkheid van mijn cliënten.
‘Jullie kletsen maar door over huisregels’
En dit soort dingen gelden niet alleen voor de huisregels. Het gaat vaak al mis bij de intake. We zijn meestal zo druk met uitleggen wat we kunnen bieden en het laten tekenen van allerlei formulieren, dat we amper oog hebben voor degene die tegenover ons zit. ‘Ik kwam net uit de crisisopvang, was mijn vrouw en huis kwijt, kon mijn kind niet meer zien en had zorgen over mijn familie, mijn werk en mijn geld en jullie kletsten maar door over huisregels, mijn indicatie, een toestemmingsformulier en weet ik veel wat’, zei oud-cliënt Ron ooit tijdens een evaluatiegesprek. ‘Mijn hoofd stond daar helemaal niet naar. Ik had vooral een knuffel en wat veiligheid nodig. Na al dat gepraat werd ik achtergelaten in een lege kamer met een lakenpakket in mijn handen en een kamersleutel aan mijn vinger. Ik voelde me zo alleen.’
Als mensen producten worden
Ik heb later nog vaak aan het verhaal van Ron gedacht en ook aan dat gedoe met indicaties in de daklozenopvang. Een indicatie is nodig om de zorg te kunnen betalen en die krijg je alleen als je aantoonbaar psychische problemen of een verslaving hebt. Wie dakloos raakt door een faillissement, echtscheiding of andere pech krijgt geen indicatie en dus ook geen hulp.
‘Tenzij we creatief zijn’, zei een zorginkoper tegen mij toen ik onderzoek deed in een daklozenopvang. ‘We hebben hier een man van tachtig jaar wonen waarvoor we niets krijgen. Hij is namelijk gewoon gezond en alleen door een stomme fout uit zijn huis gezet. Eigenlijk kunnen we hem dus niet helpen, maar als we naast hem ook iemand opnemen met een zware indicatie kunnen we door wat te middelen zijn zorg en verblijf toch betalen. Mensen worden zo producten waar we meer, minder of niets voor betaald krijgen en door te puzzelen met die producten, die mensen, krijgen we de zorg toch rond. Tenminste wel voor deze man.’
Ik weet dat dit voor veel daklozen niet geldt. Soms lijkt het alsof er in de logica van het systeem vooral argumenten zitten om mensen niet te helpen. Volgens het systeem zijn er geen geld, tijd en mogelijkheden en de mens is de dupe. Praktisch kan dat kloppen, maar het is alleen de vraag hoe de tijd en ruimte die er wel is wordt ingericht.
Geen praatje met oma
Tijdens het laatste bezoek aan mijn oma moest zij verschoond worden en stond ik in de gang te wachten terwijl er twee verzorgenden met haar bezig waren. Ik hoorde die verzorgenden druk praten over opleidingskansen en mogelijkheden om promotie te maken. Daarna kwam er een derde collega bij die vragen had over het rooster en graag een dag vrij wilde hebben. Zo werd er tussen drie professionals een druk gesprek gevoerd, terwijl mijn oma amper aandacht kreeg. Praktisch kreeg ze zorg en ondersteuning, maar niemand stelde haar een vraag of knoopte met haar een gesprekje aan. In de vijf tot tien minuten dat ze met haar bezig waren hadden de verzorgenden kunnen beginnen over het weer, over de foto’s die op haar nachtkastje staan of over de tekeningen van de achterkleinkinderen die op de kast hangen. Verhalen en aanleidingen voor een gesprekje zitten in een klein hoekje, maar de tijd en aandacht gingen niet naar mijn oma.
Menselijke maat
Professionals in zorg en welzijn creëren ervaringen en zetten een sfeer neer. En ze hebben een keuze of die ervaring of sfeer positief of negatief is. De verhalen van Ron, mijn oma en tal van andere hulpvragers die ik gesproken heb, zetten me vaak aan het denken. Hoe zou ik me voelen als ik ergens in een vreemde omgeving geplaatst word? Of wat zou ik doen als iemand zonder blikken of blozen een film afzet die ik zit te kijken en mij straft als ik daar boos om word? Hoe zou ik reageren als ik hulp nodig heb, maar niet aan de criteria blijk te voldoen die hulp te krijgen? Hoe zou ik me voelen als ik afhankelijk en kwetsbaar in een tillift lig en mensen over mijn hoofd praten zonder mij in het gesprek te betrekken? Het zijn checkvragen die iedereen zich kan stellen die met mensen werkt. De kans is groot dat woorden als onveilig, boos, machteloos, gefrustreerd, buitengesloten en eenzaam een antwoord op die vragen zijn. Dat is pijnlijk, maar als we ons beseffen dat wij de mensen met wie wij werken zulke gevoelens aandoen, kan dat inzicht een poort zijn naar de leefwereld en de menselijke maat waar in vrijwel het gehele sociale domein zo’n behoefte aan is.
Rutger van Eijken is docent sociale studies aan Avans Hogeschool in Breda en onderzoeker bij de lectoraten zorg rondom het levenseinde en onbegrepen gedrag. Hij schreef een boek over ethiek in het sociaal domein en in januari 2023 verschijnt zijn boek over burgerschap in het hoger onderwijs.