OPINIE -‘What counts is what works’, aldus Tony Blair. De voormalige Britse premier was in het Verenigd Koninkrijk vanaf 1997 verantwoordelijk voor de introductie van het evidence based werken op maatschappelijke terreinen als onderwijs en hulpverlening. Niet langer zouden ideologische motieven centraal staan bij de keuze voor beleid, maar wetenschappelijke kennis. Ook aan Nederland is die wind niet voorbijgegaan, en rukten de databanken met bewezen methoden op.
Jeugdzorg
Een databank waarmee hard aan de weg wordt getimmerd is ‘Effectieve Jeugdinterventies’ van het Nederlands Jeugdinstituut. Daarin vinden we 170 methoden beschreven die problemen met jeugd en jongeren kunnen oplossen. Handzame trainingen of therapieën in geval van seksueel misbruik, agressiviteit, eetstoornissen, leerproblemen en ouders die worstelen met opvoeden. Slechts een handvol daarvan is ook daadwerkelijk wetenschappelijk bewezen effectief. Dat is geen luxe voor een kabinet dat volgens het regeerakkoord de professionalisering van de jeugdzorg wil versnellen.
Justitie
Ook het ministerie van Justitie is ‘in effectiviteit’. Sinds 2005 bestaat er de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie die interventies verzamelt waarmee voorkomen moet worden dat veroordeelden opnieuw in de fout gaan. De commissie hield 47 methoden tegen het licht en erkende er 23 als verwachtingsvol, waarmee de commissie zegt dat binnen een jaar vijf á zeven voldoende bewijs is vergaard om het keurmerk wetenschappelijk bewezen te krijgen.
Eigen Kracht
Er is in de sociale sector nog een lange weg te gaan. De databank Effectieve Sociale Interventies van het kennisinstituut MOVISIE bevat nog niet echt onomstotelijk bewezen interventies en wil vooral bereiken dat de honderd goed beschreven methoden nu in de praktijk getoetst gaan worden. Erg sterk zijn de papieren van de Eigen Kracht Conferenties waarbij families me betrokkenen in hoofdzaak zelf hun sores oplossen.
Onoverzichtelijk
Het bewijs voor de sociale interventies steekt nog mager af bij de ingrepen die in medische databanken zitten. In het Amerikaanse PUbMed bevinden zich 22 miljoen artikelen en worden er gemiddeld per uur ongeveer honderd aan toegevoegd. Onoverzichtelijke hoeveelheden die gelukkig weer ontsloten worden doordat in andere databases reviews met samenvattingen worden verzameld, waar het vaak efficiënter zoeken is.
Tegenstanders
Veel kennis over sociaal beleid staat dus nog in de kinderschoenen. Daar komt nog iets bij: veel van deze kennis, gestold in herhaalbare methoden, is ook niet onomstreden. Er lopen nogal wat jongerenwerkers en andere sociale professionals rond die niets moeten hebben van het keurslijf van een opgelegde methodiek. Die al weten wat werkt, vertrouwend op eigen inzichten en opgebouwde expertise. En ook in de wetenschappelijke wereld staat zeker niet iedereen te springen om evidence based methodieken. Kijk uit voor het evidence beest, waarschuwt Micha de Winter zelfs, want voor we het weten moeten we kinderen gaan opvoeden volgens de opvattingen van de wetenschap en overheid.
Vertrouwen
Niettemin is het verrassend dat ook de critici verwoede pogingen doen om hun favoriete aanpak – vaak de professional die vertrouwt op zijn eigen deskundigheid – te onderbouwen met empirie. Neem cultuurpsycholoog Jos van der Lans: wars van databanken met hun droog beschreven methodieken, en een iemand met veel meer vertrouwen in kundige professionals. Ook wat Van der Lans betreft moeten professionals hun eigen praktijken kritisch tegen het licht gaan houden en (laten) onderzoeken of wat ze doen ook werkelijk werkt.
Succesingrediënten
In zijn benadering verschilt hij daarmee niet wezenlijk van ‘mister databank jeugdzorg’ Tom van Yperen, die in de sociale sector nog wel eens wordt gezien als verpersoonlijking van het strenge evidence based denken. Want ook Van Yperen wil met monitoring en reflectie simpelweg de jeugdzorg verbeteren. Opmerkelijk is ook dat de databases bevestigen wat professionals al heel lang weten: contact zoeken, aansluiten bij de beleving, vasthouden – dat zijn de succesingrediënten van elke sociale aanpak.
Stille revolutie
Er voltrekt zich dus een stille revolutie waarbij monitoring en evaluaties integraal onderdeel gaan vormen van beleid. Als er al sprake is van tegenstrevers, dan moeten die worden gezocht in de hoek van fact free politicians. Maar het bestaan van die scheldnaam betekent eerder dat feitenvrij nu als zonde wordt gezien dan dat meer mensen zich eraan bezondigen.
Evaluatie
Dat is een positieve ontwikkeling, want leken noch professionals hebben de wijsheid in pacht; om verder te komen is minder geloof nodig en meer onderzoek. Evaluatie moet een tweede natuur worden van organisaties. Natuurlijk, te vaak wordt het genereren van cijfers een doel op zich of wordt ten onrechte het predikaat ‘bewezen’ geclaimd. Maar de uitwassen van de evaluatierevolutie moeten de discussie niet bepalen.
Dit verhaal is gebaseerd op het boek ‘Wat werkt nu werkelijk? Politiek en praktijk van sociale interventies’, onder redactie van Justus Uitermark, Amy-Jane Gielen en Marcel Ham. Het boek verschijn op 29 november. Met bijdragen van onder meer Paul Schnabel, Hans Boutellier, Godfried Engbersen, Lia van Doorn, Jos van der Lans, Tom van Yperen en anderen.