Eerst was er de zorgboerderij voor verstandelijk gehandicapten. Toen kwamen daar doelgroepen als ouderen bij. Ook is er belangstelling van de kant van jeugdzorg. Want ontspoorde jongeren, of jongelui met problemen kunnen er baat bij hebben om op of rond de boerderij lichamelijk werk te doen, mee te draaien met de dagelijkse routine op de boerderij van voeren, mesten en verzorgen. En waarom zou de formule eigenlijk ook niet werken voor langdurig werklozen? Mensen die jaren thuis hebben gezeten, en nu weer moeten leren op tijd te komen en aan te pakken.
Volgens Joke van der Veer van het Steunpunt Landbouw en Zorg heeft de heilzame werking van het buitenleven zich inmiddels wel bewezen. Lichamelijke inspanning, omgang met dieren en natuur, geven rust. Voor de plattelander die gewend is aan het buitenleven, maar ook voor de stadsmens die rust nodig heeft. Daarbij leveren de zorgboerderijen kleinschalige zorg, elke cliënt heeft er zijn of haar eigen plekje. Er is weinig overbodige bureaucratie en dat maakt zorg per saldo goedkoper dan activiteitenprogramma’s bij de traditionele zorginstellingen. ‘Ik kan het niet wetenschappelijk bewijzen,’ zegt Van der Veer. ‘Maar ouderen die elke dag meedraaien op de boerderij, gebruiken minder medicijnen, hebben minder fysiotherapie nodig, en ze slapen beter. De ouderen zijn beter af dan dat ze de hele dag binnenzitten. Hun artsen bevestigen dat. De mensen voelen zich ook nuttig. Want hun werk is geen bezigheidstherapie, ze werken echt mee op de boerderij.’
Rijk, provincies en gemeenten waren kennelijk ook overtuigd van de voordelen van de zorgboerderijen, want er was in het beleid alle aandacht voor. De ministeries van Volksgezondheid en Landbouw stelden in 1999 subsidie beschikbaar zodat het steunpunt Landbouw en Zorg van start kon. Daarna steeg het aantal zorgboerderijen in no-time van 75 naar de 485 die er nu zijn. Zelfs koningin Beatrix ging een paar jaar geleden op werkbezoek naar een zorgboerderij om zich van de nieuwste loot aan de stam in de zorgwereld op de hoogte te laten stellen.
Persoonlijke aandacht
Conny van der Schriek uit Den Hout, tussen Breda en Oosterhout, runt met haar man sinds drieënhalf jaar zorgboerderij Levensvreugde voor ouderen. Ze waren indertijd in Brabant de eersten die hun melkveebedrijf met 25 koeien wilden openstellen voor senioren. Het leverde in het begin veel onzekerheid op en heel veel bergen papier. ‘Iedereen reageerde enthousiast op ons idee, maar niemand gaf ons zekerheid. Het kostte veel moeite om de financiering rond te krijgen,’ vertelt Van der Schriek. Tot een verpleeghuis in de omgeving belangstelling had en een vast aantal plaatsen voor de dagbesteding naar hen overhevelde. Sindsdien verblijven zo’n 12 à 13 ouderen elke werkdag op hun bedrijf. ’s Morgens bij de koffie bespreken ze wat er die dag moet gebeuren. Daarna gaat ieder naar vermogen aan de slag: kalfjes te drinken geven, en de koeien, geiten, kippen, schapen en konijnen verzorgen. Sommigen werken in de moestuin. Tussen de middag eten ze groente die uit de eigen tuin komt. Ook het eten maken de cliënten zelf klaar. Behalve de boerin zijn er nog een bejaarden- en een ziekenverzorgster beschikbaar zodat er altijd twee begeleiders op de groep aanwezig zijn.
Op Levensvreugde werken ouderen die thuis wonen, maar een vorm van dagbesteding nodig hebben. Er zijn dementerenden, maar ook mensen die door een beroerte of ongeluk licht beperkt zijn. Van der Schriek: ‘Iedereen helpt elkaar. Mannen en vrouwen, sterken en minder sterken. Ze trekken samen op. Alles gaat heel gemoedelijk.’
De boerin is van huis uit ergotherapeut. Ze kent de zorg omdat ze er vroeger zelf in heeft gewerkt. ‘Het mooie van onze aanpak vind ik dat mensen gewoon echt werk hebben. Ze moeten niet knippen, plakken en spelletjes doen om de dag door te komen, maar wij rekenen als werkkracht op hen. Als zij het werk niet doen, moet ik het ’s avonds alsnog doen.’
De groep cliënten op Levensvreugde is heel constant. ‘Er vallen eigenlijk alleen mensen af als ze naar het verpleeghuis moeten, of als ze overlijden. Soms, als mensen zo dementerend worden en gaan dwalen, kunnen we ze niet meer houden. Dat is te gevaarlijk.’ De belangstelling voor de boerderij is groot. De cliënten komen tot dertig kilometer uit de omgeving. Ze krijgen via het Regionaal Indicatieorgaan een vergoeding voor de taxi. Op de wachtlijst staan inmiddels vijftien tot twintig personen. ‘Het zijn vaak mensen die zelf boer zijn geweest of die altijd zelf buiten hebben gewerkt. Ze zijn geen type om binnen te zitten.’
Is het tijd om de activiteiten uit te breiden? Het echtpaar Van der Schriek peinst er niet over. ‘Het moet niet te groot worden,’ vertelt boerin Van der Schriek. ‘De kwaliteit van de zorg, de persoonlijke aandacht zou dan minder kunnen worden.’ Ze schat dat de zorgpoot ongeveer de helft van het boerenbedrijf uitmaakt. ‘De melkveetak zal nog net iets groter zijn. En dat is goed. Cliënten hebben zo het idee dat ze echt op een boerenbedrijf werken. Er komt een veearts over de vloer, er moet van alles worden geregeld.’
Dunne spoeling
Voorzitter Toon van Rens van de Vereniging van Zorgboeren kent gek genoeg een boer die ook een zorgboerderij voor ouderen heeft, maar deze niet vol krijgt met cliënten. Van Rens verwacht dat het om opstartproblemen gaat, maar de situatie geeft volgens hem de knelpunten weer. De zorgboerderijen zijn slecht verspreid over Nederland. In Gelderland en Brabant, bijvoorbeeld, zitten er erg veel. Terwijl dat in andere provincies of regio’s veel minder het geval is. En dan geldt het principe dat veel varkens de spoeling dun maken. Daarbij is het begrip zorgboerderij in het ene gebied veel beter ingeburgerd dan in het andere. Zorgboerderij-ondernemers in Gelderland namen daarom eind vorig jaar het initiatief om zelf acties te starten voor grotere naamsbekendheid en meer klanten. Want een aantal zorgboeren moet sappelen om rond te komen.
Ook spelen bezuinigingen van het rijk op het gebied van de AWBZ de zorgboeren parten. ‘De zorginstellingen krijgen minder geld, dus gaan ze kijken waar ze kunnen bezuinigen. Je laat sneller een ingehuurd bedrijf vallen,’ zegt Van Rens, ‘dan een programma voor dagbesteding dat je binnen je eigen muren hebt. Zorgboeren merken dat in de omzet.’
Dan is er nog de aanhoudende crisis in de landbouw. Voorzitter Van Rens denkt dat sommige zorgboeren, in verschillende takken van de landbouw, hun agrarische deel van de boerderij niet langer draaiend kunnen houden. Daardoor komt het deel zorgboerderij ook in problemen. ‘Hier en daar speelt dat’.
Van Rens verwacht dat het probleem vrij eenvoudig op te lossen is. ‘De zorgboerderij-ondernemer zal zijn zorgtak onderbrengen bij een collega die nog wel boer is. Op die manier kunnen ze dan beiden weer verder.’
Er ligt nog een andere beleidswijziging in het verschiet die de zorgwereld in de ban houdt. De invoering van de nieuwe welzijnswet WMO. Een deel gaat volgend jaar al van start. Politiek, gemeenten en het ministerie van VWS steggelen volop over de invulling. De onzekerheid is groot. Blijven de pgb’s, de persoonsgebonden burgetten, in de WMO? Steeds meer cliënten kopen via een pgb hun eigen dagbesteding bij de zorgboerderijen in. Blijven de zorgboeren in het pakket, of moeten cliënten voortaan naar karigere soorten van dagbesteding. Niemand weet het. ‘De zorgwereld maakt een pas op de plaats,’ zegt Van Rens. ‘Niemand gaat nu grote investeringen doen in deze onzekere tijd.’
Toch is Van Rens optimistisch. ‘Wij bieden nu eenmaal kleinschalige, goede zorg waar cliënten grote belangstelling voor hebben tegen een hele goede prijs. Ik denk dat gemeenten daar later toch ook best oog voor hebben. Er komen alleen maar meer bejaarden. Er is alleen maar meer roep om mensen uit de instellingen te houden.’ Van Rens vindt dat de zorgboeren er op uit moeten trekken. ‘Als die gemeenten ons nog niet zo goed kennen, moeten we ons voorstellen. Wij, de zorgboeren in Limburg, zijn daar al mee bezig.’