Kinderen groeien op met internet. Ze gebruiken het voor huiswerk, informatie, hun sociale contacten of om on line te gamen. Vrienden maak je en spreek je via MSN, de meest populaire chatplek voor jongeren. De huidige generatie jeugdigen behoort tot de beeldschermgeneratie, de always on-generatie. Het gaat om communiceren met elkaar, altijd bereikbaar zijn. Niet op de hangplek of op het schoolplein, maar veilig en anoniem achter je beeldscherm.
Maar de digitale wereld van kinderen tussen pakweg 8 en 18 jaar kent risico’s, die overigens ook in de fysieke wereld voorkomen: pesten, verslaving, commerciële verlokkingen en seksueel misbruik. Pesten is in real life ook een probleem, maar de anonimiteit op het internet leidt tot extremere vormen van pestgedrag. Uit een onderzoek van provider Planet Internet onder jongeren tussen 11 en 16 jaar blijkt dat een op de acht tieners wel eens gepest wordt op internet, een op de drie zegt zelf te pesten.
‘Jongeren durven meer op internet omdat het anoniem is,’ stelt Remco Pijpers, adjunct-hoofdredacteur bij provider Planet Internet en specialist jongeren en internet. ‘Het taalgebruik is harder. Je kunt anonieme mailtjes sturen, waarin je flink te keer kunt gaan. Het verschil met pesten op straat is dat er in de fysieke wereld mensen bij zijn, vrienden, leerkrachten, die het pestgedrag kunnen corrigeren. Seksueel misbruik via internet is een bekend, maar onderschat gevaar. Anonieme chatters en pedofielen kunnen het vertrouwen proberen te winnen van een jongere en hen overhalen tot seksueel gedrag op foto’s of via de webcam. Ze kunnen proberen afspraakjes te maken, om vervolgens het kind te misbruiken.
Uit cijfers van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) blijkt dat het aantal zedendelicten via internet in één jaar tijd is verviervoudigd, van enkele tientallen aangiften in 2003 naar zo’n honderd in 2004. Volgens een woordvoerder nog maar een tiende van wat er zich in werkelijkheid afspeelt. ‘Op dit moment doen zich nogal wat zaken voor van zogenaamde modellenbureaus, die, gebruikmakend van bestaande, betrouwbare adressen als TMF, on line gegevens van jongeren proberen te ontfutselen,’ weet Pijpers. ‘Dan komt op enig moment de vraag “laat je achterwerk eens zien” of “trek je truitje eens omhoog”. Veel jongeren weten zich prima te weren tegen dit soort belagers. Ze kappen ongewenste contacten af en mailen lijsten rond van onbetrouwbare websites, adressen en profielen. Maar een deel van de jongeren trapt er in.’ Volgens de specialist jongeren en internet doen de meeste jongeren geen aangifte van ongewenst gedrag van internetcontacten. Ze vinden dat het hun eigen schuld dat ze belaagd worden en hun ouders mogen het niet weten.
Kwetsbaar
Internet verrijkt de sociale omgang en het sociale contact tussen jongeren, benadrukken Pijpers en Peter Nikken van het expertisecentrum Jeugd en Media van het NIZW. ‘Inhoudelijk is het contact hetzelfde als op het schoolplein, of wat vroeger via de telefoon uitgewisseld werd,’ zegt Nikken. ‘MSN is goedkoper en je bent altijd on line, dus bereikbaar.’
Uit Amerikaans en Nederlands onderzoek blijkt dat digitaal contact het zelfvertrouwen van kinderen en jongeren versterkt, vriendschappen verdiept en dat intensief internetgebruik samen gaat met een actief sociaal leven en goede relaties met familie en vrienden. ‘Chatten is emotioneel veiliger,’ aldus Pijpers. ‘Je staat sterker in je schoenen, omdat anderen je emoties niet van je gezicht kunnen aflezen. Het is bijvoorbeeld ideaal voor verlegen kinderen. Je kunt je iets beter voordoen dan je bent.’ Volgens Pijpers is er een verband tussen de kwetsbaarheid van jongeren voor de gevaren van het internet en problemen van jongeren in hun opvoedingssituatie. ‘Dat blijkt bijvoorbeeld uit discussies met jongeren op internetforums. Ik krijg met name van vmbo-scholen en scholen voor moeilijk lerende kinderen signalen dat het fout gaat met digitale contacten. Van de 21 zaken die de KLPD-regio Midden-Brabant vorig jaar behandelde, waren bijna alle jongeren bekend bij Bureau Jeugdzorg.’
Ook Nikken denkt dat kwetsbare jongeren vooral gezocht moeten worden in de groep die eveneens ontvankelijk is voor gewelddadige films en games, voor alcohol, drugs. ‘Deze kinderen hebben vaak een laag zelfbeeld, zijn niet gelukkig, presteren slecht op school door persoonlijke omstandigheden en worden niet begeleid door betrokken ouders.’ ‘Ik kan geen koppeling maken tussen problematische jongeren en risicovol internetgedrag,’ zegt Steve Monsanto. Hij is jongerenwerker bij welzijnsorganisatie Portes in Utrecht, geeft opvoedingsondersteuning en begeleiding aan jongeren naar een opleiding of werk. ‘Ik kom de extreme vormen van internetgedrag ook tegen bij niet-problematische jongeren. Bovendien hebben probleemgezinnen meestal geen geld voor een computer of een adsl-verbinding.’ Er is volgens hem wel een onderscheid in opleidingsniveau. ‘Mijn ervaring is dat vmbo-leerlingen meer extreem internetgedrag vertonen dan havo/vwo-leerlingen. En er is onderscheid tussen scholen en de sociale cohesie die daar heerst. Als de cohesie groot is, wordt er minder snel gepest, ook niet via internet.’ Monsanto constateert nog een ander risico van het chatten onder jongeren: de MSN-taal. Een eigen taal met eigen afkortingen die bovendien een eigen wereld creëert. ‘Ik begeleidde een jongen met een sollicitatiebrief. Een rámp. Hij kon geen fatsoenlijk Nederlands meer schrijven. Ik hoor daar ook leraren op scholen over klagen.’
Betrokkenheid
Internetopvoeding is een absolute voorwaarde voor verantwoord gebruik van internet door jongeren, stellen de betrokkenen. En dan in de eerste plaats de opvoeding van ouders, leerkrachten en hulpverleners. Zij zijn het namelijk die de jongeren moeten begeleiden. ‘Mensen die met jongeren bezig zijn, moeten zich interesseren voor hun leefwereld,’ zegt Peter Nikken van het NIZW. ‘Dan weet je hoe jongeren denken over bepaalde zaken en kun je ook een gesprek met ze aangaan over wat gewoon is en wat niet.’
‘Veel ouders zijn niet betrokken bij wat hun kinderen uitspoken,’ meent Monsanto, ‘of dat nu op straat is of op internet. Het is wel gemakkelijk als je tiener urenlang achter de computer zit, dan heb je er geen last van. Vooral in eenoudergezinnen zie je dat het lastig is om voldoende aandacht te schenken aan de kinderen.’ Monsanto ziet een taak voor jongerenwerkers weggelegd om de jeugd in de jongerencentra te begeleiden op het internet. Maar hij weet dat het weinig effect heeft als jongeren niet al van huis uit bepaalde regels en normen meekrijgen. ‘Ik doe al jaren erg mijn best,’ aldus de jongerenwerker. ‘maar ik kom niet erg ver. Het is net als met drugs en alcohol; je kunt erover praten en het veroordelen, maar dat maakt ‘t ook spannend. Ik sta erbij als jongens in het centrum op de computer via de webcam vragen aan een meisje: “laat je borsten eens zien”. En die meiden doén dat gewoon. Terwijl de hele kamer vol zit met andere jongens. Het verbaast me hoe gemakkelijk meisjes uit de kleren gaan. Ik maak het zo’n vijf à zes keer per jaar mee als ik naast die computer sta. Natuurlijk praat ik daar met die jongens over. Maar als ik me omdraai, of als ik er niet bij ben, gaat dat gewoon door. En het gaat nog verder. Die andere jongens denken: “O, die meid lust er wel pap van, laten we daar eens bovenop springen”.
De normen over seksualiteit zijn onder jongeren schokkend laag, ook bij meisjes. Die laten alles zien, zoveel mogelijk borsten, hun string, hun piercings. Geholpen door de media, meidenbladen en MTV of TMF.’ Voorlichting aan jongeren en aan ouders over de mogelijkheden en gevaren van internet is nog onvoldoende gemeengoed. De voorlichting die er is, is bovendien versnipperd en moeilijk te vinden.
Planet Internet heeft enkele sites waar ouders en leerkrachten vragen kunnen stellen en tips krijgen over internetbegeleiding van jongeren. Pijpers heeft net, samen met Justine Pardoen van Ouders Online, een boek uitgebracht over de pedagogische aanpak voor begeleiding. Het ministerie van Economische Zaken (!) heeft voor de bovenbouw van het basisonderwijs een cursus opgezet voor gericht en veilig internetten. Het NIZW is bezig om in samenwerking met verschillende media (providers, televisie) een centraal en onafhankelijk loket voor ‘jeugd, media en opvoeding’ op te zetten, waar ouders, leerkrachten, overheid en media-aanbieders terecht kunnen voor informatie.
Internetproviders zijn druk in de weer hun chatboxen onder toezicht te stellen en aan regels te binden. Er gebeurt dus wel wat in internetland. Nu nog de normen, de betrokkenheid en bewustwording van de gebruikers, de jongeren en hun opvoeders.