Het kan hem niet extreem en ingewikkeld genoeg zijn. Tijdens zijn studie psychologie kwamen er talloze psychische stoornissen voorbij, maar dan dacht hij bij de depressie: is dit het dan? Wat moet ik met een depressieve huisvrouw? Iemand die volledig de weg kwijt is geraakt en de boel kort en klein slaat, dát fascineerde hem. En nog steeds. ‘Waar komt dat gedrag vandaan? Hoe is het überhaupt mogelijk? En hoe kunnen we dat extreme gedrag voorkomen?’, somt Oscar Bloem een paar vragen op die hem intrigeren. ‘Het is een puzzel die ik elke keer weer wil oplossen.’
Bloem (29) werkt sinds twee jaar als psycholoog/behandelcoördinator op de crisisafdeling van het PPC (penitentiair psychiatrisch centrum) in de PI Over-Amstel in Amsterdam – in de volksmond ook wel de Bijlmerbajes. Op de PPC komen gedetineerden terecht die in andere penitentiaire inrichtingen (PI) vanwege hun extreme gedrag niet meer te handhaven zijn.
Maffia
Hij zit hier op zijn plek. Dagelijks krijgt Bloem te maken met de meest extreme vormen van menselijk gedrag. ‘Het is hier gewoon om elke dag uitgescholden, bedreigd of genegeerd te worden. Gedetineerden gebruiken fysiek geweld richting het personeel, maar ook naar zichzelf. Spullen stuk maken of zelfs de hele kamer kort en klein slaan komt ook voor.’
Altijd ligt daar een psychiatrische of gedragsstoornis aan ten grondslag. En vaak gaat die gepaard met een psychotische component. Bloem: ‘Mannen die denken achtervolgd te worden, stemmen horen, die in contact denken te staan met God, boodschappen krijgen via de televisie. Of iedereen ervan verdenken, inclusief het personeel, dat ze onderdeel uitmaken van de maffia. Door hun ziekte staan ze helemaal los van de realiteit.’
Het is de bedoeling dat ze in het PPC in pakweg drie maanden weer in zoverre kunnen functioneren, dat ze kunnen terugkeren naar de penitentiaire inrichting waar ze vandaan komen. ‘Door veel structuur aan te bieden en met intensieve begeleiding proberen we een patiënt te stabiliseren. Als dat lukt, vertrekt hij weer. Zo mogelijk met een gebruiksaanwijzing voor de behandelaars daar.’
Lange adem
Het vergt veel van medewerkers om zich staande te houden op deze afdeling. Hoe Bloem dat doet? ‘Het heeft veel impact om altijd maar uitgescholden te worden. Je moet rustig zijn, een lange adem hebben, het gedrag kunnen relativeren en het sowieso niet op jezelf betrekken. En vooral blijven beseffen dat dit niet de manier is waarop we in de maatschappij met elkaar omgaan. Mijn collega’s en ik zijn daar constant alert op bij elkaar.’
Bloem vindt zichzelf een nuchter persoon die de heftige gebeurtenissen op zijn werk niet mee naar huis neemt. ‘Gelukkig staat er een dikke muur om de bajes heen. Als ik wegga, neem ik een enorme hap lucht, en ben dan ook echt weg. Ook het feit dat ik wat verder weg woon helpt. Als ik eenmaal thuis ben, is de emotionele lading er vanaf.’
Wat niet wil zeggen dat hij thuis niet meer met zijn werk bezig is. Integendeel. Juist die puzzel die hij zo graag wil oplossen, blijft ook thuis wel eens rondmalen in zijn hoofd. Zeker als hij met een patiënt op een dood spoor zit. Daarnaast studeert hij voor GZ-psycholoog, en besteedt hij ook nog een aantal uren aan wetenschappelijk onderzoek. Dat heeft wederom met zijn geliefde doelgroep te maken.
Extreme mensen
‘We weten dat gedetineerden vaak een stoornis hebben. Maar we weten niet hoe psychische klachten in de loop van de tijd veranderen, of juist niet. Ik wil graag weten hoe dat beloop is voor gedetineerden in een huis van bewaring (HVB) en in een regulier penitentiair psychiatrisch centrum (PPC), wat voorspellende factoren zijn en hoe we tijdig kunnen interveniëren.’ Dan, enthousiast: ‘Dit is nog nooit wetenschappelijk onderzocht, dus het zou een doorbraak kunnen zijn.’
Kortom, Oscar Bloem staat aan het begin van zijn carrière, en heeft zich vol overgave in de wereld van de psychiatrisch patiënten gestort. De meest extreme gevallen wel te verstaan. Waar die fascinatie vandaan komt, weet hij eigenlijk niet. Wel dat hij altijd al iets met extreme mensen wilde doen. En dat hij vooral psychologische thrillers las en soortgelijke films bekeek. ‘Misschien zit het in mijn genen’, denkt hij hardop. ‘Mijn moeder heeft dezelfde fascinatie. Ze begon als fysiotherapeut, specialiseerde zich vervolgens in kinderen, en uiteindelijk kwam ze terecht bij kinderen met gedragsproblemen. Nog steeds wisselen we regelmatig casuïstiek uit.’
Leuk gek
Hoewel zijn patiënten vooral vervelend gedrag vertonen (‘gelukkig zijn er ook patiënten leuk gek’), haalt hij veel voldoening uit zijn werk. ‘Ook het moeilijke contact fascineert me. Sterker, de leukste contacten had ik met de patiënten die helemaal niets zeiden. Het is een uitdaging om toch gedrag te ontlokken, wat ook non-verbaal kan zijn.’ Lachend: ‘Maar het is ook best leuk om af en toe eens “goedemorgen” te horen.’
Hij herinnert zich alle namen van degenen die hij in twee jaar heeft behandeld heeft, ieder met zijn eigen verhaal. Het is de kunst om de emoties niet binnen te laten komen. Maar ook Bloem krijgt dat niet altijd voor elkaar. Zoals bij de man die twee weken onder zijn deken lag en niets at, omdat hij ervan overtuigd was dat men hem wilde vergiftigen. Toen hij uiteindelijk gedwongen werd om zijn medicatie te nemen, veranderde hij in een leuke jongen die zich excuseerde voor zijn gedrag. Hij barstte in huilen uit toen hij voor het eerst vertelde over zijn wanen.
‘Vaak hebben deze patiënten vreselijke dingen meegemaakt in hun jeugd. Dat is enorm triest. Daar moet je met een bepaalde afstand naar kunnen kijken, anders raak je overspannen. Je kunt die jeugd niet meer veranderen. Alleen voor de toekomst kunnen we iets doen. Wie weet is het een stap naar een beter leven.’
Ook de maatschappij kan daar een rol in spelen, vindt Bloem. ‘Alleen de vraag al hoe je de mensen benadert: puur als gedetineerde of ook als patiënt. Vaak belanden deze mensen tussen wal en schip. Er wordt wel gewerkt aan zorg in detentie, maar er moet ook in het stadium daarvóór meer zorg komen, tussen ggz en justitie in. Want het gaat wel om mensen van wie een aantal het hele leven aan de hand moeten worden gehouden.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nr 10, oktober 2010.