Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Oudere migranten en de Wmo

Uit de eerste onderzoeken naar de effecten van de Wmo blijkt dat gemeenten goede voorlichting hebben gegeven aan hun burgers. Het bereik onder specifieke doelgroepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking, GGZ-patiënten en allochtonen, is echter beperkt. Een groep die in geen van de onderzoeken is meegenomen betreft de oudere migranten.
Oudere migranten en de Wmo

Door Yvonne Heygele – Op dit ogenblik zijn er naar schatting 200.000 oudere migranten in Nederland. De komende jaren neemt deze groep snel in aantal toe. Voor het grootste deel komen de wensen en behoeften van oudere migranten overeen met die van ouderen van Nederlandse afkomst. Echter, oudere migranten hebben als groep een achterstandspositie ten opzichte van Nederlandse ouderen. Zij hebben gemiddeld een slechtere inkomenspositie, onder andere door een onvolledige AOW. Oudere migranten hebben veelal vroeger dan Nederlandse ouderen gezondheidsklachten. Ook op het gebied van participatie en welzijn zijn er problemen. 
   
Extra inspanningen
Op grond van hun maatschappelijke positie gelden oudere migranten als een van de kwetsbare groepen die extra aandacht verdienen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Helaas moeten we constateren dat deze aandacht nog maar nauwelijks wordt gerealiseerd. Een korte inventarisatie door het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM) samen met de samenwerkingsverbanden van het LOM (Landelijk Overleg Minderheden), Zorgbelang Nederland en MOVISIE brengt verschillende knelpunten aan het licht. In de beleving van de oudere migranten zelf is de toegang tot het zorgsysteem daarvan de belangrijkste.
   
Het loket
De benadering van het loket vormt voor oudere migranten een probleem, alleen al door taal- en culturele barrières en onbekendheid met het systeem. Yuk Ling Chan, maatschappelijk werkster voor Chinezen in Rotterdam, formuleert het als een oplopende reeks: ‘Je moet je voorstellen dat een Chinese oudere mevrouw hulp nodig heeft. Allereerst moet ze dan weten waar ze moet zijn. Zij durft eigenlijk al niets te vragen uit angst dat ze haar vraag niet goed kan verwoorden en vervolgens het antwoord niet kan verstaan. Vertaling in het Chinees is ook nog niet voldoende. Als er al woorden in het Chinees bestaan voor begrippen als  ‘oudedagsvoorzieningen’ en ‘dagopvang’, dan nog heeft zij geen beeld bij deze begrippen. En als je geen beeld hebt bij het Nederlandse zorgsysteem, hoe kun je dan de juiste vragen stellen?’
   
Hoewel met de introductie van de Wmo beloofd is dat er één loket komt voor de toegang tot voorzieningen is dat in de praktijk nog niet het geval. Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie in Utrecht geeft in haar advies ‘Aan de voorkant van het loket, toegankelijkheid van voorzieningen’ (Utrecht, 2008) een voorbeeld ter illustratie: ‘Mevrouw Y. heeft een rolstoel nodig. Die moet ze via de gemeente regelen. Via de woningbouwvereniging moet ze de nodige woningaanpassingen regelen en via de ziektekostenverzekering de vervoerskosten naar het ziekenhuis.’ Deze gang van zaken is voor alle klanten aan het loket moeizaam. Voor oudere migranten is de ingewikkelde doorverwijzing vaak onbegrijpelijk.
   
Indicatiestelling
Het verkrijgen van een goede indicatie is een probleem apart. Zorgbemiddelaars maken vanuit hun Nederlandse achtergrond alleen afspraken met de oudere zelf. Een Molukse oudere mevrouw zal vaak overal ‘ja’ op zeggen, omdat het in haar beleving niet beleefd is om ‘nee’ te zeggen. Een Turkse oudere mijnheer zal wellicht benadrukken dat hij geen hulp nodig heeft, omdat hij het vernederend vindt om aan een Nederlandse vrouw zijn beperktheden aan te geven. Een Marokkaanse mevrouw: ‘Er kwam hier een jong meisje om te praten over de hulp die ik nodig heb. Moet ik haar belasten met mijn problemen? Dat is toch veel te zwaar voor haar? Nee, ik heb maar niks gezegd.’ Met als resultaat dat de indicatie voor huishoudelijke hulp naar beneden wordt bijgesteld. Als dan ook nog voor een herindicatie de telefoon wordt gebruikt en geen huisbezoek wordt afgelegd, zal het niet verbazen dat oudere migranten niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. 
    
Om vast te stellen op welke hulp men recht heeft, wordt gebruik gemaakt van een digitale beslisboom. Dit strakke format doet geen recht aan de situatie in allochtone families. Oudere migranten melden de indicatiemedewerker dat hun kinderen ‘natuurlijk’ voor hen zorgen. De realiteit is echter anders. Ondanks alle goede wil zijn de kinderen vaak niet meer in staat om volledig voor hun ouders te zorgen. De mantelzorgers (vaak de vrouwen!) raken overbelast door de verwachtingen van ouders enerzijds, en van ‘witte’ instanties anderzijds. Door het hardnekkige beeld bij overheden en hulpverleners over de fantastische mantelzorg bij allochtone families ‘waar wij, Nederlanders, nog wat van kunnen leren’, wordt vaak te laat of te weinig hulp toegezegd. Het is belangrijk dat de mensen werkzaam in de indicatiestelling besef hebben van verschil in beleving van zorg, wensen en behoeften. Dat vraagt niet om meer tijd en geld, maar wel om aandacht voor het individu en zijn of haar sociale systeem, in combinatie met kennis van interculturele communicatie. 
  
Gebruik van voorzieningen
Toch zien we ook positieve ontwikkelingen in het gebruik van de voorzieningen door oudere migranten. Pauline van Hulzen, ouderenadviseur bij Punt Welzijn in Weert constateert in ‘Loop, dan loop ik met je mee’ (Weert, 2008): ‘Toen één Turkse oudere besloot om een scootmobiel te gebruiken of gebruik te maken van de mogelijkheid tot woningaanpassingen volgden er al snel meer. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de sociale controle en het feit dat deze voorzieningen gratis zijn. Als een min of meer gezaghebbend persoon uit de gemeenschap hiervoor kiest, kunnen anderen zonder schaamte hetzelfde doen.’ Deze en vergelijkbare waarnemingen laten zien dat het zeker de moeite loont om tijd te nemen om oudere migranten en hun mantelzorgers bekend te maken met de voorzieningen.
  
We halen hier met opzet een positief voorbeeld naar voren. De realiteit is helaas meestal niet zo zonnig. Vaak is er geen tijd voor een outreachende benadering, hoe graag de werkers dat ook zouden willen. Maar alleen langs die weg is het mogelijk van de Wmo een echte participatiewet te maken voor iedereen.
  
Een uitgebreide versie van dit artikel kunt u lezen op www.netwerknoom.nl
   
Yvonne Heygele, projectontwikkelaar en adviseur bij NOOM.

Bron: Foto: Stock.xchng

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.