Hoe je het wendt of keert, rond de vijftig begint voor
veel mensen een nieuwe levensfase. Het lichaam dwingt tot bescheidener ambities,
de geest ontdekt nieuwe dimensies. Menig gemoed vraagt om meer rust. De een kan
beginnen te oogsten wat decennialang tijdens het werk is gezaaid. De ander gaat
denken aan afbouwen en richt de blik op nieuwe uitdagingen buiten het
werk.Het kabinet wil oudere werknemers zonder pensioenverlies laten kiezen
voor een minder drukke en lager betaalde functie, de veelbesproken demotie. Van
staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken mag het in de laatste fase van
het werkzame leven wat minder hectisch. Maar de druk op de betaalbaarheid van
oudedagsvoorzieningen dwingt werknemers intussen wel om weer gewoon tot hun 65e
te blijven werken. De tijd van goudgerande uittredingsregelingen nadert haar
einde. Wat kunnen werknemer en werkgever doen om die langer wordende eindfase
productief te maken?
Volgens Peter Rouwendaal (45) van bureau Papageno te Heerenveen,
job-coacher en adviseur bij veranderingen in bedrijven, hebben oudere werknemers
een sterk punt. ‘Ze hebben veel meegemaakt. Daardoor zijn ze in staat om bij
zichzelf te rade te gaan. Ze kunnen aangeven wat hen goed en wat hen minder goed
af gaat.’ Heel anders zijn de jonge werknemers van de impuls-generatie, vindt
Rouwendaal: ‘Die hoppen van de ene ervaring naar de andere. Ze werken wel hard,
maar zijn vooral bezig met ervaring opdoen.’Iedereen, jong of oud, heeft
ambities. Ook op de ambities van zijn oudere werknemers, op hun inspiratie of op
blokkades daarvan, moet de werkgever proberen zicht te krijgen Die dienen
regelmatig besproken te worden om vervolgens hun vertaling te vinden in concrete
werksituaties, meent Rouwendaal.Vijftig is niet oud en is niet jong. Op de
levenspyramide staan Sara en Abraham stevig op de hoogste trede. Maar ze voelen
dat hun lichaam niet meer alles kan, al geven ze het misschien niet openlijk
toe. In werksituaties zal de ene vijftig-plusser fanatiek vasthouden aan zijn
flitsende verleden. Zijn lot is dat van een opgejaagd dier. De ander zal wijs
zijn en taken delegeren om jongere collega’s ook een kans te geven. Zo gaat die
werknemer de vruchten plukken van zijn ervaring. ‘
Gifdruppels van collega’s
Volgens psychotherapeute Diet Verschoor (52) uit Amsterdam is dat laatste
de verstandigste houding. ‘Op ervaring kun je heel goed teren. Ervaring is dé
meerwaarde van de oudere werknemer.’ Wie lang meegaat, kent de geschiedenis van
zijn bedrijfstak. Handig, als oude, eerder afgewezen plannetjes van de werkgever
in de OR opnieuw ter sprake worden gebracht. Of wanneer ambtenaren voor de
zoveelste keer een fusie willen doorzetten. In het directe werk zal een ervaren
kracht eerder doorzien wat er aan de hand is, zowel met cliënten als met de
werkorganisatie. In vergaderingen en overleggen kan hij afwachten. Door pas in
een later stadium te oordelen, heeft hij in heftige discussies een
stabiliserende invloed. Wie lang meegaat, kent – kortom – zijn klassieken.
Toch worden ouderen vaak afgedaan als duur en suf. Niets werkt op iemand zo
neerdrukkend als negatieve signalen van collega’s,’ stelt Verschoor . ‘Het zuigt
alle inspiratie, alle levensmoed weg. En die geluiden klinken nog te vaak. Zo
van: “Die? Dat is een oude vrouw.” Gifdruppels zijn het, zulke uitspraken. Ze
maken oudere medewerkers tot slachtoffer.Daarom moet de werkgever aan oudere
werknemers een tegengif geven in de vorm van waardering. Zeker, ouderen zijn
duurder en werken wat minder hard, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door
hun ervaring.’ Bevestiging geven. Expliciet de bijdrage van een oudere werknemer
aan het bedrijfsresultaat erkennen, dat is wat een werkgever volgens Verschoor
zou moeten doen.
Een kiene P&O-er brengt elke vijf jaar, tijdens
functioneringsgesprekken, de vraag ter sprake of de werknemer op dezelfde voet
door wil gaan. ‘Het zou heel normaal dienen te zijn om daarover te praten. Wordt
de werkdruk niet te hoog? Misschien moet de kaasschaaf over het takenpakket,
zodat alles wat minder wordt. Ook overwerk. De werkdruk kan omlaag. Misschien
moet de uitvoerend werker overschakelen naar projectmatige taken. Daarvoor zijn
soms nieuwe werkafspraken nodig. Er is van alles mogelijk om binnen de nieuwe
lichamelijke en geestelijke mogelijkheden van een vijftig-plusser te blijven
profiteren van zijn of haar schat aan ervaring.’
Oudere werknemers hebben in dit heroriëntatie-proces ook een taak. Als het
waar is wat Rouwendaal zegt, dan kennen zij zichzelf. Weten ze waar hun sterke
en zwakke kanten liggen. Zelfbewust brengen zij hun kwaliteiten in, vragen
desnoods een andere taak of functie waarin hun ervaring beter tot uiting komt.
In het onderwijs verwisselen oudere leerkrachten het leslokaal voor een
counselingpraktijk. Ouderen gaan bij hun lichaam en geest te rade om te weten te
komen wat er in het werk moet veranderen. Die persoonlijke signalen vertalen in
voorstellen voor een aangepaste werklast, dat is voor de assertieve generatie
die in de jaren zestig op de barricaden heeft gestaan toch geen probleem?
Psychotherapeute Verschoor steekt de ouderen nog graag een hart onder de riem:
‘Besef hoe saai kan een glad gezicht zijn. En hoe fascinerend de rimpels waarin
het leven is te lezen.’
De evenwichtige
Ineke Alsem:
‘Ik ben nog even geïnspireerd als dertig jaar
geleden’
‘Over twee weken word ik 50. Dan ben ik een oudere werknemer zoals dat
heet. Ach, wat maakt het uit. Je moet alleen wat zuiniger met je energie om
gaan.’ Sinds 1989 werkt Ineke Alsem bij de werkgeversorganisatie VOG. Eerder was
ze maatschappelijk werker in ziekenhuizen. Ze is al bijna dertig jaar werkzaam
in de sector welzijn. Bij de VOG was ze acht jaar lang staffunctionaris
Onderwijszaken. Ze werkte hard, ook in het weekend als het moest. Bij een
interne reorganisatie in 1997 stelde ze vast dat een belangrijke etappe in dat
werk was afgerond en pakte de kans om van functie te wisselen. Nu is ze
beleidsmedewerker positionering en profilering met als aandachtsgebied Welzijn
Ouderen. Ook maakte ze vorig jaar van de gelegenheid gebruik om van vijf naar
vier werkdagen te gaan.’Nu is er meer tijd voor andere dingen,’ zegt ze. ‘Ik
heb een studie afgerond in de avonduren, ik ben gaan zingen in een koor en
opeens blijkt fietsen heel leuk te zijn. Die afwisseling maakt het leven
prettiger. Er is meer onder de zon dan werk en voor die andere dingen wil ik
tijd en ruimte hebben.Maar mijn werk blijft ook heel belangrijk en heel leuk,
net als vroeger. Ik doe het graag. Soms stop ik vijf dagen in vier dagen.’
‘Ik merk dat ik qua motivatie en energie nog even geïnspireerd ben als
dertig jaar geleden. Waar ik voor sta, daar ga ik nog steeds voor. Ik zie een
duidelijke lijn in mijn carrière in het welzijnswerk, een lijn die bij me past.
Welzijnswerk is heel positief ingesteld, het richt zich op het stimuleren van
mogelijkheden en kracht van mensen. Wat mij drijft, heb ik in verschillende
functies op steeds andere manieren vorm kunnen geven. Nu ook bij de VOG. Daar
kan ik nog heel lang mee doorgaan, denk ik.”Als oudere werknemer moet je op
tijd signalen bij jezelf serieus nemen. Ga ik met plezier naar mijn werk? Heb ik
wel voldoende inspiratie, kan ik het nog aan? In de tredmolen van het werk ben
je geneigd die signalen te negeren en dan kom je in de stress terecht. Daar kun
je als werker zelf wat aan doen. Maatregelen nemen B bijvoorbeeld een lager
tempo – om je werk aan te passen aan je leeftijd. De werkgever van zijn kant
moet een oudere werknemer de ruimte gunnen om zijn inspiratie op peil te
houden.’
Ineke weet dat ze rond haar zestigste kan stoppen. Ze heeft daar nog niet
tot in detail over nagedacht. Haar echtgenoot stopt over twee jaar met werken.
Met hem wil ze leuke dingen doen: genieten en waarderen dat ze gezond zijn. Maar
een blauwdruk voor de toekomst maakt ze niet. ‘Zolang ik het gevoel heb dat er
een bepaald evenwicht in mijn leven zit, zolang het werk me inspireert en het
werk iets aan mij heeft, heb ik geen reden om te veranderen. Dat kan volgend
jaar anders liggen. Dan zal ik met dezelfde uitgangspunten moeten bekijken wat
ik verder met mijn leven wil.’
De standvastige
Ron Klingen:
‘Ik voel wat metaalmoeheid als opbouwwerker’
Sinds mensenheugenis is Rob Klingen opbouwwerker in Arnhem. Al die tijd –
hij begon in 1980 – in de wijk Malburgen. Tot 26 oktober 1998. Op die dag nam
hij, de nodige emoties wegslikkend, afscheid en verhuisde naar de wijk
Klarendal. Om aan de andere kant van de stad opnieuw opbouwwerk te gaan doen.
‘Al die jaren in Malburgen heeft het opbouwwerk me getrokken, daarom ben ik
nooit van functie veranderd. Ik had altijd een eenmanspost, lekker zelfstandig.
Mijn werkplek bleef wel dezelfde, maar het werk evolueerde en ik ontwikkelde
mee. Ik ben steeds meer coördinator geworden. Stel je voor, dat ik na achttien
jaar nog uitsluitend met groepjes bewoners bezig was om een flatportiek schoon
te houden.’
Op de achtergrond voltrokken zich ook veranderingen.
Wijkwelzijnsinstellingen fuseerden tot één grote stedelijke organisatie. Nieuwe
managementprincipes deden hun intrede. Rob werd er een beetje door ingehaald.
Hij kwam te ressorteren onder een stadsdeelmanager. Hij, die in de loop der
waren was uitgegroeid tot Meneer Malburgen, mocht steeds minder zelfstandig
overleggen over voorzieningen voor zijn wijk. Daar kon hij zich moeilijk mee
verenigen.De afdeling P&O polste hem daarom over ‘iets anders’. Met als
gevolg dat deze professional, die het liefst een winkel in modelautootjes was
begonnen, voor een keerpunt in zijn loopbaan staat. Rob: ‘Ik voel wat
metaalmoeheid als opbouwwerker. Op voorhand kan ik het verloop van sommige
vergaderingen uittekenen. Opgebrand ben ik zeker niet, maar ik besef dat, als ik
wil veranderen, ik dat nu moet doen. Ik heb een loopbaanonderzoek gedaan en dat
bevestigt wat ik sluimerend al wist: dat ik goed ben ik dingen overbrengen, in
trainingen geven. Sinds kort volg ik een opleiding om docent te worden bij het
Landelijk Centrum Veiligheid door Leefbaarheid. Daar leren professionals hoe ze
bewoners zelfredzaam kunnen maken. Eerst wilde mijn werkgever die opleiding niet
betalen, omdat hij er niet direct profijt van heeft. Nu betaalt hij de helft,
omdat hij inziet dat het goed is voor mij als werknemer.’
In oktober 98, als de cursus net is begonnen, moet Rob afscheid nemen in
Malburgen. Hij wordt overgeplaatst naar Klarendal, en ten tweede male begint hij
op een eenmanspost. Alweer als opbouwwerker. Met hart en ziel? ‘Ik weet niet of
mijn hart daar nog ligt. Ik wil kijken of ik de goede ervaringen van Malburgen
kan overbrengen naar Klarendal. Deze wijk is wat in de vergetelheid geraakt. Hoe
kan ik dat met de bewoners weer opvijzelen? Dat lijkt me toch wel leuk. Maar
laat ik eerlijk zijn: hier ligt niet mijn toekomst. Ik heb niet de ambitie om
hier over twaalf jaar nog als opbouwwerker te zitten. Mijn hart ligt bij mijn
nieuwe baan als docent. Mijn werkgever weet dat, de bewoners nog niet.’Rob
zal volgend jaar waarschijnlijk minder uren gaan werken in Klarendal. De
vrijkomende uren zijn voor de nieuwe docentenbaan. ‘Ik heb me in Malburgen sterk
vereenzelvigd met mijn werk. Mijn leidinggevende zei eens: je denkt altijd aan
de wijk en nooit aan jezelf. Dat is nu anders. Het is ook een bevrijding die me
goed uitkomt, want we hebben thuis een baby gekregen.’Binnenkort begint Robs
tweede carrière. Hij blijft voltijds werken vanwege de kosten van het kind en
zijn dure hobby met race-autootjes. Nog vijftien jaar arbeiden, tot zijn
zestigste. ‘Ik ben dan hopelijk nog sterk. Vanaf dat moment ga ik
vrijwilligerswerk doen. Gek hè?’
De bezetene
Dimitris Giannakos:
‘Mijn geluk is dat ik me binnen de organisatie kon blijven
ontplooien’
Een blauw boekje bundelt cursiefjes van Dimitris Giannakos. Met vooraf de
dichtregels van Kavafis: Houdt Ithaka wel altijd in gedachten. Daar aan te komen
is je doel. Maar overhaast de reis in geen geval. ‘ t Is beter dat die vele
jaren duurt, zodat je als oude man pas bij het eiland het anker uitwerpt, rijk
aan wat je onderweg verwierf. Het boekje is drie jaar oud en verscheen toen
Dimitris vijftig werd.Bijna de helft van zijn leven werkt hij al bij
dezelfde regionale instelling voor allochtonen in Utrecht. Ooit als elektronicus
bij Philips begonnen, raakte hij betrokken bij het welzijnswerk voor
landgenoten. ‘Ik heb nooit afscheid genomen van Griekenland. En ik ben ook
volledig ingeburgerd in Nederland. Het prikkelt me om steeds alle facetten van
mijn migrantenleven uit te proberen.’
Tien jaar lang was Dimitris hulpverlener en opbouwwerker voor Grieken. Zijn
doelgroep was tevens zijn band met het vaderland. Daarna moesten hij en zijn
collega’s tweedelijns gaan werken. Zo werd hij gedurende vijf jaar consulent,
redacteur van het instellingsblad en voorzitter van een lokaal inspraakorgaan.
Na een tweede reorganisatie was Dimitris vier jaar lang afdelingsmanager. ‘Ik
ben nooit van werkgever veranderd, omdat ik graag met migranten werk. Dan kan
hier. Mijn geluk is dat ik me binnen dit bedrijf altijd heb kunnen ontplooien.
Mijn innerlijke prikkels kan ik verwezenlijken. Ik kreeg kans om de sociale
academie en de voortgezette opleiding opbouwwerk te volgen en om opleidingen
journalistiek en non-profit management te doen.’Sinds twee jaar, na de
zoveelste reorganisatie en zijn vijftigste verjaardag, wil Dimitris geen manager
meer zijn. ‘Ik werk altijd als een bezetene. Dat geeft me het gevoel dat ik hier
nog maar kort werk. Maar ik vind het moeilijk om te scoren via het succes van
anderen die ik moet inspireren.’ Als manager lag hij nog wakker van zijn werk,
tegenwoordig niet meer.
‘Nu ben ik webmaster. Heerlijk. Ik ben kleine zelfstandige. In mijn hoofd
heb ik het volledige overzicht zitten van wat wij te bieden hebben aan derden.
Dat wil ik allemaal in onze website verwerken. Ik doe er ook de technische kant
bij. Ik zet mijn visie op migranten om in een electronische presentatie. Dat
motiveert me enorm. En: geen collega’s meer aan m’n hoofd. Van elektronicus tot
webmaster, ik heb het gevoel dat dit de synthese is van mijn loopbaan.’Naast
zijn werk runt Dimitris een vertaalbureau en is hij secretaris van een mondiale
organisatie van Griekse journalisten. Thuis vindt hij dagelijks een volle
elektronische postbus met berichten uit alle hoeken van de wereld. Zijn hart,
geeft hij toe, is verschoven van de betaalde baan naar de vrije tijd. ‘Mijn
echte inspiratie ligt buiten dit kantoor, daar vind ik mijn vrijheid,’ zegt hij
om er meteen aan toe te voegen: ‘Mijn productiviteit is met het klimmen van de
jaren niet lager geworden. Ik plan elke dag vol. Om te laten zien hoe de website
vordert, geef ik regelmatig een interne presentatie aan collega’s. Dat smoort
mogelijke achterdocht.”Op mijn 58ste wil ik stoppen met werk. De laatste
jaren van mijn carrière zou ik graag als adviseur van de directie werken. Met de
mij eigen bezetenheid projecten doen. Dan kunnen collega’s de vruchten plukken
van mijn ervaring. En daarna? Ga ik heen en weer pendelen tussen mijn tweede
vaderland en mijn Griekse eiland.’/Rogier Wiercx
Rogier Wiercx is freelance journalist Zijn website is te vinden op
internetadres:
href=”http://www.antenna.nl/wiercx”>www.antenna.nl/wiercx